Marine ABC
Nieuwediep.
De meest verwenschte, doch ook meest begeerde
plaats door elken marineman. Nieuwediep is eigenlijk de marinehaven
te Den Helder, het Nieuwediep, zooals Willemsoord het
commandement der marine te Den Helder is, nl. de gezamenlijke
maritieme inrichtingen aan den wal, waaroncrer het „Paleis-, —
commandementsgebouw der marine —, Kon. Instituut e.d. en de
marinewerf. Er is geen plaats ter wereld, waarop en waarover de
marineman zoozeer kankert, doch waarnaar hij, als hij op de wereldzeeën,
in Oost- of West-Indie vertoeft, zoozeer verlangt als
Nieuwediep. Het is en het wordt nog herhaaldelijk bespot, doch ook
bezongen, vooral in het bekende marinelied : „Nieuwediep, o stad van mijne droomen...
Nieuwedieper Lloyd.
Er zijn ,drie mogelijkheden — de K.L.M.
niet meegerekend — waarmede men van en naar Indie vervoerd
kan worden en wel met schepen van de Mij. „Nederland -, van de
Rotterdamsche Lloyd en van de Nieuwedieper Lloyd. De beide
eerste hebben vracht- en mailschepen en de marineman, die met
deze schepen naar en van Indie wordt vervoerd, is passagier. De
schepen van de Nieuwedieper Lloyd zijn ... onze oorlogsschepen !
Thuisvaren met een der schepen van de Nieuwedieper Lloyd, wil
dus zeggen : thuisvaren met een onzer oorlogsschepen.
Nor.
In 1914 werden de van het Kon. Instituut voor de Marine
komende adelborsten bevorderd tot luit. ter zee 3e klas en daarom
direct in de longroom opgenomen. Voordien kwamen zij als Adelborst
1e klas aan boord en was er op de schepen een, afzonderlijk
voor hen bestemd verblijf, de voorlongroom. Dit adelborstenverblijf
werd van oudsher de Nor genoemd, In dienzelfden stijl noemden zij
de bergplaats voor hun vuilgoedzakken en kooien (toen ze nog niet
in vaste kooien sliepen) de gribus. Den lezer, die bij Nor aan politiebureau
denkt of aan gevangenis (bargoensch : de nor) wordt medegedeeld,
dat de marineman deze inrichting : „Medusa- noemde, althans omstreeks 1880.
Er is nog een oud marineliedje, waarvan
het refrein luidde : „En is dat dan niet naar je zin, Dan ga je de
Medusa maar in !" De kruiser „De Ruyter" van 1936, was het eerste
schip van den nieuwen tijd, dat wederom een afzonderlijk verblijf,
de voorlongroom heeft, doch nu voor de jongere officieren.
Misschien zal het door ouderen, die de vroegere voorlongroom als
de Nor kenden, weer zoo worden genoemd, doch veel kans, dat
deze naam gemeengoed wordt, is er niet.
Om de Noord.
„Van om de Noord" is naar het Noorden. Zoo
spreekt men ook „van om de Zuid-voor naar het Zuiden.
Onklaar.
Men spreekt van onklaar als iets in het ongereede geraakt
is, hetgeen b.v. met de vlag of met den wimpel (verward tusschen
lijn, touwen of stagen) het geval kan zijn en deze dus geklaard
(wimpel of vlag klaren) moeten worden. Men spreekt ook van een
onklaar anker (het symbool van onze marine) als om de ankerschacht
een touw slingert; een klaar anker is dus een anker zonder deze symbolische aanvulling.
Op dek spuwen.
Deze uitdrukking heeft de beteekenis van
flink doen. Als een schepeling met veel bravour tegenover zijn masts
optreedt (breed doet of flink doet, zooals men dat noemt) , dan
wordt hem dikwijls toegeroepen: „F16, matroos ! nou je pet nog
scheef zetten en op dek spuwen". Dat is dus zooiets als 't toppunt
van „flinkheid-. Bij Keesje is reeds gezegd, dat 't pruimen „uitgeroeid"
is. Voor het bestrijden van het op het dek spuwen had men
trouwens ook zeer drastische maatregelen. De matroos die betrapt
werd op het dek te spuwen, moest voor straf eenige uren met een
spuwbalie voor z'n borst loopen, waarin iedereen vrij spuwen
mocht. Het is niet noodig dit geval verder uit te werken, doch het
is duidelijk, dat men het op dek spuwen wel spoedig afleerde !
Op hun rug thuisvaren,
„Thuisvaren-verstaat iedereen, maar
op hun of op je rug thuisvaren, dat lijkt niet zoo gemakkelijk. En
toch vaart elke marineman het liefst op z'n rug thuis, d.w.z met een
passagiersboot, waar hij geen dienst doet en den geheelen dag in
een „kresi malls-(luie stoel) kan liggen lezen of peinzen over blauw goed en zomerverlof.
Opschieten.
Het touwwerk aan boord wordt met zon, of tegen
zon opgeschoten. Het touwwerk met zon opschieten, wil zeggen,
dat rechts geslagen trossen, het garenwantslag, ook rechtsom (met
zon, zegt men aan boord) in cirkelvormige bochten moeten worden
neergelegd of aan klampen, kikkers en korvijnagels moeten worden
belegd. Het links geslagen touw, zooals kabelslag, wordt linksom
(tegen zon) opgeschoten en belegd. Van oudsher was en is het
thans nog (hoewel alleen bij bijzondere gebeurtenissen) dat de
lange einden van het touwwerk op Zon- en feestdagen of bij inspectie
op het dek worden opgeschoten in allerlei figuren, b.v. in den
vorm van een anker, een ster e.d.
Op stootgaren liggen.
Met garens, — dat zijn onderdeelen van
de strengen, die samengedraaid (geslagen, noemt men dat) het
touwwerk of de trossen vormen, — iets vasthouden, dat snel en op
commando moet worden gestreken. In figuurlijken zin is het „op
stootgaren liggen", klaar zijn om te kunnen ingrijpen of te helpen.
Oranjerats.
De hutspot (aardappelen, wortelen en uien dooreen
gestampt) noemt men bij de marine: oranjerats.
Oude wachtschip.
Is een uitdrukking, die nog wel eens gebruikt
wordt als een marineman het over z'n moeder heeft : „Ik zei tegen
't ouwe wachtschip; „mensch, maak je om mij geen zorg", of: „'t
ouwe wachtschip heeft me met Sinterklaas een fijn pakje gestuurd".
Het wachtschip is een logementschip, waarop schepelingen tijdelijk
geplaatst worden, in afwachting van hun nadere bestemming.
Officieren gaan in dergelijke omstandigheden op non-activiteit
(komt echter weinig voor) of met verlof.
Voor den marineman in het algemeen, was het laatste wachtschip tot aan den Mei-oorlog
1940, te Den Helder, de oude „Koningin Emma der Nederlanden",
een afgetuigd fregat, dat in 1879 te water gelaten werd. Voor de
stokers diende als logementschip het nog oudere fregat „Van Speijk"
van 1882, en voor de torpedomakers was het logementschip ons
oudste pantserschip „Schorpioen" van 1867, alle drie met ligplaats te Den Helder.
Het wachtschip in 't algemeen, wordt ook wel "Het
Hofje" genoemd, althans zoo was het nog met de oude „Adolf van
Nassau" omstreeks 1908. (Dit schip heette officieel „Adolf Hertog
van Nassau"; werd in 1858 op stapel gezet en in 1861 te Vlissingen
te water gelaten. Het heeft mem dan 30 jaar dienst gedaan als
wachtschip).
Overal.
Is geen kleedingstuk, zooals dat voor enkele jaren in
de mode gekomen is, doch beteekent inderdaad „overal". Maar
dan wat het rijzen betreft. „overal uit de kooien komen". Niet
alleen dus aan stuurboord of alleen aan bakboord, niet het Prinsenkwartier
of het Graaf Mauritskwartier, zooals de wachtkwartieren
vroeger genoemd werden, doch overal rijzen. Let wel : opstaan,
zooals een burger zegt als hij uit zijn bed stapt, doet men bij de
marine niet. Bij de marine zegt men rijzen. Met „overal -houdt „uitporren" nauw verband.
Vroeger was dit uitporren iets, dat met
ceremonien gepaard ging. Er was een officieel uitporlied, dat door
drie man gezongen werd, nadat zij met veel lawaai met korvijnagels
langs de schenen van den of gang zwaar 'geroffel hadden laten hooren.
Dat gebeurde een kwartier voor het aflossen van de wacht,
dus 's nachts om kwart voor 12 en om kwart voor 4.
Dit officieele uitporlied van 34 regels werd alleen bij bijzondere gelegenheden
gezongen. Gewoonlijk was het ingekort tot enkele regels: „Kwart,
kwart, Graaf Mauritskwartier te roer en te waak zal gaan, Graaf
Mauritskwartier wilt boven komen, komt er uit in Gods naam;
kwart kwart, het is lang genoeg gekwart; er uit kwartier, met alle
man-. Als het Prinsenkwartier uitgepord moest worden zong men
natuurlijk inplaats van Mauritskwartier, Prinsenkwartier.
In en na den Franschen tijd werd het uitporren op deze wijze weinig toegepast.
De tamboer blies de reveille als het overal was, en bij het
aflossen van de wacht kreeg een korter uitporlied de overhand,
dat aldus luidde : „Riften, rijzen met verlangen; wil den man aan
't roer vervangen. Laat de uitkijk niet langer staan. Rijzen, rijzen
in Gods naam-. Dit uitporlied wordt, al is het zelden, nog wel eens
gebruikt. Aan boord van de „Gelderland" tijdens den Balkanoorlog
1912-1913, in aanwezigheid van een groote internationale vloot,
waar alle schepen natuurlijk zooveel mogelijk poogden iets van hun
eigen aard en opvattingen uit te dragen, kwam dit uitporlied, doch
dan alleen bij „overal-, aangevuld met de oud-Hollandsche signalen
op den hoorn, de fluit en de trom, bij bijzondere gelegenheden weer
in eere. Rijzen is 't onderzeebootcommando voor boven water gaan.
Ouwe
De ouwe. Men hoort deze uitdrukking inplaats van commandant,
weinig of niet meer gebruiken. Er is in de laatste 40 jaren bij
de marine gestreefd naar gemeenzaamheid tusschen voor- en achteruit.
Dit lukte niet altijd en niet overal, niet het minst door den
invloed van de maatschappelijke verhoudingen aan den wal. Het
patriarchale tusschen patroon en werknemer was immers ook dikwijls
zoek. Toch waren en zijn er nog schepen, waar zulk een patriarchale
verhouding bestaat. Dat zit 'm natuurlijk niet in het schip, doch in
de toevallige samenbindende krachten aan boord. In zulke omstandigheden
hoort men „de ouwe" en ook „de kaan" gemoedelijk bezigen.
wordt vervolgd..
|
zondag 5 augustus 2012
Matroos Vandersteng 038
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten