Marinetermen vervolgP
Paai.
Is ontleend aan het Portugeesch: vader. Bij de marine
heeft men tal van paai's; vroeger o.a. van den voortop, grooten top
en kruistop. Tegenwoordig heeft men nog de paai van den bak, van
de campagne, van de stoomsloep, officierssloep, kapiteinssloep e.d.
Ook paai van de walegangen enz. De paai's zijn speciaal belast
met onderhoud of in orde houden van al deze deelen. Bij de adelborsten
op het Kon. Instituut was de paai, ook wel zeevader, de oudste,
de vice-paai de daaropvolgende en het zeuntje de jongste van
een jaarklasse of promotie.
Paarden.
De paarden aan boord waren op de zeilschepen de
touwen, die in bochten onderaan de ra hingen. De verticale touwen
die van de ra naar de paarden liepen, noemde men springpaarden
en de laatste bocht was het nokpaard. Aan het onderste bordes van
de statietrap en van de valreeptrap heeft men twee, van onderen
met leeren stootkussen bekleede palen aangebracht, bijeengehouden
met een verticaal rooster. Men noemt deze de paarden. (Zie ook bij Valreep).
Paddestoel.
Kleine luchtkoker aan dek.
Pagaai.
In de roeisloep heeft men niet alleen riemen, doch —
en zeker in IndiĆ« — ook pagaaien. De pagaai bestaat uit een handvat,
stok en peervormig blad, aan an stuk en van hout gemaakt.
Ze wordt gebruikt in kreken of smalle rivieren, waar het gebruik
van de riemen niet mogelijk is. Om te pagaaien plaatsen de roeiers
zich op het dolboord van de sloep, het gezicht naar voren en de
beenen binnen boord. Door den krachtigen achterwaartschen druk
van den roeier op de pagaaien, schiet de sloep vooruit. Om de maat
te houden wordt na elke drie slagen de pagaai met een lichten slag
op het dolboord gehouden.
Papegaaistok.
Men gebruikte ze nog, 'de papegaaistokken, aan
boord van de pantserdekschepen. Op de campagne aan stuur- en
bakboord, iets achterlijker dan het halfdek, waren ze op dezelfde
hoogte als het dek, horizontaal opgesteld en dienden voor het
hijschen van de vlet of de giek. Ze zijn een overblijfsel van de zeilschepen,
waar de papegaaistok gebruikt werd om den springschoot
van den bazaanboom op uit te halen, daar deze nog achter het schip
uitreikte. Op de oudere schepen sprak men ook wel van hekdavits.
Parade.
Menigeen zal bij het woord parade denken aan een
groot militair vertoon met talrijke onderdeelen van de weermacht.
Deze vorm van parade kent men natuurlijk bij de marine ook en
wordt of aan boord door eigen bemanning of aan den wal gehouden
b.v. op den verjaardag van het Staatshoofd in samenwerking met
andere schepen of onderdeelen van de landmacht. Maar met de
parade aan boord is hier bedoeld de vlaggeparade, het hijschen van
de vaderlandsche driekleur elken morgen op den daarvoor vastgestelden
tijd en de daarbij behoorende ceremonien plus het uitbrengen van rapporten.
Paradeeren.
Sinds de zeilschepen verdwenen zijn heeft het
paradeeren veel aan luister ingeboet. Het joelen in het want en op
de rats heeft plaats gemaakt voor het joelen aan dek, waar de bemanning
volgens de paradeerrol in groot tenue van vooruit tot achteruit
opgesteld staat. Dit heeft plaats als vorstelijke of hooggeplaatste
personen het schip passeeren.
Paravanes.
Paravanes dienen om den kabel van de verankerde mijnen door
te snijden. Het lichaam van de paravaan is sigaarvormig. Aan het
dunne einde zijn twee staartvormige vlakken aangebracht; aan den
kop een schuinstaand vlak van plm. 1 m, dat aan den onderkant
verzwaard is om een verticalen stand te houden in het water.
De paravanes worden aan stuur- en bakboord buitenboord gezet met
een over den boeg gehouden kabel. Door de kracht van het vooruitstoomende
schip worden de paravanes onderwater en ver van
het schip getrokken. Een diepteregelaar, die op elke paravaan is
bevestigd, zorgt voor de vereischte diepte.
Elke mijn, die nu voor het schip komt, wordt langs den kabel naar den kop van de paravanes geleid. Aan den kop van de paravanes is een veerend mes aangebracht,
dat den kabel en zelfs kleine kettingen van de verankerde
mijnen doorsnijdt, waardoor de mijnbol boven water komt en Onschadelijk wordt gemaakt.
Over het nut van paravanes bestaat meeningsverschil.
Het is duidelijk, dat ze alleen nuttig kunnen zijn voor verankerde mijnen
en niet voor magnetische of drijvende mijnen. Sedert
het begin van den wereldoorlog 1939 worden de verankerde Duitsche
mijnen zoo gesteld, dat deze explodeeren zoodra ze los van het anker
aan de oppervlakte komen. Daardoor is het vegen van mijnen door
middel van paravanes, die soms dicht bij het schip den kabel der
verankerde mijnen doorsnijden, niet zonder gevaar,
De paravaan is een Nederlandsche vinding, n.l, van wijlen
Dessellout en Schout bij nacht G. L. Geedhert.
Passagieren aan de waschlijn.
Het waschgoed van den marineman
wordt niet met knijpertjes of mikje aan de lijn bevestigd, doch
men draait een tier van het touw open en steekt daarin een punt
van het waschgoed. De humor van den marineman bracht hem op
de gedachte het passagieren onder geleide, tegenwoordig
noemt men dit excursies — te noemen : „passagieren aan de waschlijn.
Pen uit.
Is een uitdrukking, ontleend aan den torpedo- en onderzeedienst
en is de voorlaatste waarschuwing voor het lanceeren van
de torpedo. Dit moment is een oogenblik van bijzondere spanning.
Figuurlijk zegt men „het is pen uit" als er iets verkeerd gegaan is
en de verantwoordelijke persoon al kankerende een of meer zondebokken
zoekt. De uitdrukking „pen uit-schijnt ook vroeger reeds
gebruikt te zijn, n.l. bij het ankeren.
Periscoop
(Grieksch : periskopeo : ik zie rondom). Hoewel de
periscoop geen instrument is, dat speciaal voor de zeevaart of de
marine werd ontworpen, is het door de toepassing aan boord van
de onderzeebooten tot grootere bekendheid gekomen. Door het plm.
5 cm groote oog aan het dunne einde van den periscoop en het stelsel
van spiegels en glazen, kan men op een onderzeeboot binnen deze
lengte onder water zijnde, door de pl.m. 4 m lange buizen, toch de
oppervlakte van de zee afzien. De meeste onderzeebooten hebben
twee, sommige drie periscopen aan boord, die alle via den bovenbouw,
in de centrale uitkomen. Ze kunnen naar omstandigheden in-
of uitgedraaid worden.
Piasterwals.
Een Turksche wals, die in de havenplaatsen
Smyrna en Constantinopel bekendheid kreeg ook bij de passagierende
maats aan boord van de schepen, die in 1896—'97 en 1912—
'13 in de Levant vertoefden. De naam van deze wals was natuurlijk
anders, doch omdat ze gedanst werd aan den wal, te Smyrna en te
Constantinopel, waar men zijn piasters (een Turksch geldstuk ter
grootte van een dubbeltje) rijkelijk kwijt kon raken, noemde men
deze wals op onze schepen : piasterwals. Als de maats op vervelende
reizen zich onder elkaar trachten te vermaken en zich daarbij wel
eens aan exotische buitelingen, die men dansen noemt, te buitengaan,
dan zegt men nog wel, dat ze een piasterwals dansen. De
oorsprong ligt echter, zooals gezegd, niet bij den pias, doch bij de
Turksche piasters.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten