Marine gewoonten en gebruiken
Bij beschikking van 6 Dec. 1898 werd aan boord van een der
pantserdekschepen ter beproeving verstrekt een muziek-instrument,
tournaphoon genaamd, voorzien van verschillende cartons tot het
spelen van psalmen en gezangen. Dit instrument, dat door een
ieder kon behandeld worden, moest dienen tot begeleiding van het
gezang tijdens de godsdienstoefening aan boord.
In de jaren 1928-1933 beschikte de vlootaalmoezenier in Indië over een stel
gramophoonplaten met kerkelijke gezangen voor het katholieke
deel der bemanning, die op deze wijze een gezongen Hoogmis aan boord kon bijwonen.
Sedert in Juni 1923 het instituut van vlootpredikant en vlootaalmoezenier
— in 't algemeen genoemd : vlootgeestelijken — werd
ingevoerd, berust de leiding van de godsdienstoefeningen bij den
vlootgeestelijke. In de eerste jaren van het bestaan van dit instituut
der godsdienstige verzorging, hebben verschillende predikanten, een
enkele maal ook een theologisch candidaat en leeken, de godsdienstige
belangen behartigd der protestant-christelijke opvarenden van
de schepen, die buitenlandsche reizen maakten.
Ook deze godsdienstverzorgers hadden dan de leiding van de kerkdiensten aan boord.
Vóórdien, en ook thans, als er geen vlootgeestelijke aan boord is,
heeft een der officieren, meestal de officier van administratie of de
dokter, al of niet op verzoek, de leiding.
De laatste tientallen jaren wordt de kerkdienst aan boord in het benedenschip gehouden, waaraan
iedereen aan boord moet deelnemen en alleen zij, die niet gemist
konden worden bij de uitoefening van den scheepsdienst, zooals de
officier van de wacht en de roerganger op de brug, de stokers en
machinisten, die wacht op vuurplaat en machinekamer hadden e.d„ zijn van den kerkdienst vrijgesteld.
Er is een tijd geweest, voornamelijk aangewakkerd door de z.g. „vrije gedachte",
of Vrijdenkersbeweging, dat schepelingen wegens „gemoedsbezwaren- vrijstelling
van kerkdienst verzochten. Maar omdat zij dan de plaats
moesten innemen van hen die door den scheepsdienst verhinderd
waren, luwden de gemoedsbezwaren al spoedig. De voorschriften
van 1928 hielden overigens met vele mogelijkheden rekening en voorkwamen eventueele bezwaren.
De aanvang der godsdienstoefening aan boord wordt aangekondigd door een zacht luiden van de klok, terwijl aan den seinwipper de kerkwimpel wordt geheschen. Als alle opvarenden hebben plaats genomen in het kuildek, of de voor den te houden kerkdienst aangewezen ruimte, waarvoor banken klaar gezet zijn en voor den commandant en eersten officier een stoel, wordt de klok voor de tweede maal geluid.
Door den leerling of door den dienstdoenden
provoost van het benedenschip wordt den eersten-officier
gerapporteerd, dat de kerkgangers aanwezig zijn en deze begeeft
zich dan naar den commandant. Beiden begeven zich dan naar de
plaats waar de dienst gehouden wordt, terwijl de commandant tevens
order geeft voor de derde maal de klok te luiden.
Zoodra de commandant aanwezig is geeft hij order, dat met de godsdienstoefening
kan worden begonnen. Als er een muziekkorps aan boord is, zal
dit een koraal en een psalm doen hooren. Tijdens het gebed en het
uitspreken van de leerrede, die dikwijls genomen wordt uit een
speciaal daarvoor samengestelden scheepsbijbel, moet ieder met
ongedekt hoofd stil en eerbiedig zijn — zooals de voorschriften
luiden — en mag men de plaats, waar de godsdienstoefening gehouden wordt, niet verlaten.
Na de leerrede en het gebed geeft de muziek wederom een psalm en koraal en
meestal wordt de bijeenkomst met het Volkslied besloten.
blz 84 - 85. wordt vervolgd..
|
dinsdag 3 december 2013
Marine Gewoonten en Gebruiken 84-85
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten