Marine gewoonten en gebruiken
Er is voor en na den Franschen tijd veel van deze zeemansvroomheid
weggevaagd, maar de godsdienstige tradities bleven in
meer of mindere mate gehandhaafd, afhankelijk van de inzichten
der commandanten of den aandrang van het scheepsvolk. De
scheepsbijbel is vrijwel door alle eeuwen heen aan boord geweest,
doch niet altijd waren er „bedienaren van het Woord" aan boord.
Trouwens, dat was ook niet altijd het geval in den tijd van De
Ruyter en Tromp. Toen De Ruyter in 1673 tot luitenant-admiraalgeneraal
was verheven en hij in de Staten-Generaal verslag kwam
uitbrengen over den toestand van de vloot, lief hij dit verslag vergezeld
gaan van twee verzoeken. Een van deze verzoeken was van
persoonlijken aard. Het tweede verzoek betrof de godsdienstige
verzorging van zijn scheepsvolk. Hij verlangde en verkreeg, dat
hem een bekwaam predikant „tot stichting van zijn scheepsvolk mogt worden toegevoegd".
De godsdienst aan boord moest uiteraard „algemeen" worden
beleefd. Het scheepsvolk kwam uit alle lagen der bevolking, waar
verschil in religie scherper omlijnd kon worden. In de enge ruimte
van het oorlogsschip was dit onmogelijk. Scherpslijpers houden
het bij de marine nooit lang vol. Treffend juist in dit verband is
de Zeemansbede, waarvan het laatste gedeelte luidt :
„Wanneer ik naast zooveel, dat Uwe hand ons schonk,
Ik vond deze bede vermeld in een gefingeerd verslag van de
kerkdienst aan .boord van Hr. Ms. fregat „Willem de Zwijger" op
Zondag 4 September 1898 ter reede van Kaapstad.
Te 10 uur op den voormiddag gaven eenige langzame tikken op de scheepsklok
het sein, dat kerk zal worden gehouden, terwijl de kerkwimpel werd geheschen.
Bij zooveel harmonie in 't geen Gij hebt gewrocht, Bij zooveel overvloed nog iets te vragen heb, Dan is het: neem toch weg, die scheiding in 't gelooven En leer ons liever loven, Zooals Gij ons lieft daarboven. 'k Herhaal die vraag U biddend, Heer; och! willig Gij ze in, Let niet op wie of wat ik ben; Mijn ziel toch, Heer, is mensch'lijk en van natuur, Mijn menschlijk hart zegt mij, Gij hebt geen christenen gemaakt Maar uit het stof slechts „menschen- , Heer, [en Joden], Afkomstig allen van dezelfde plaats, Bestemd ook, dáár weer heên te gaan, Amen.
Officieren en verder de geheele equipage, verzamelden
zich op het dek, terwijl het eerste gelui enkele oogenblikken
later, op bevel van den officier van de wacht, werd gevolgd door
het tweede en de commandant order gaf voor het derde gelui.
Nauwelijks was dat gedaan of de officier van administratie van
Meezenbroek trad in het midden en hield een schoone toespraak,
waarin hij tot zijn onderwerp gekozen had : „En van deze is de liefde de meeste".
Deze traditie van godsdienstoefeningen aan boord werd op de
schepen onzer marine steeds gehandhaafd, al moet worden opgemerkt,
dat dit niet altijd gebeurde, wanneer het schip in een haven
of ter reede lag als communicatie met den wal mogelijk was.
In zee echter, als de weersgesteldheid het toeliet, werd en wordt aan
boord op Zondag nog altijd deze kerkdienst gehandhaafd.
Soms werd in volle zee alleen aan den vorm voldaan en Zondagsmorgens
door den schipper geinformeerd of er kerkliefhebbers
waren. Was er weinig animo, dan werd er geen kerk gehouden.
De commandant gaf de weinigen de gelegenheid met de opmerking :
„Geef ze een bijbel en zet ze op een rustig plekje in het benedenschip".
Bij een anderen commandant werd op baksgewijs medegedeeld,
dat er kerk gehouden zou worden in het benedenschip en
dat zij, die niet naar de kerk gingen, zoolang „op de plaats rust"
in het gelid moesten blijven staan, zonder te spreken, om hinderlijk
geloop aan dek en lawaai door praten tijdens den dienst te voorkomen !
blz 82 - 83. wordt vervolgd..
|
maandag 2 december 2013
Marine Gewoonten en Gebruiken 82-83
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten