hoofdstuk 3- Marineschetsen van 1860 tot 1900.
De beste schets vond ik ,Een critiek oogenblik", dat met andere
schetsen — ik vond niet vermeld wanneer — bij D.
Bolle te Rotterdam verscheen, en waarin het maar een haartje
scheelde of er was van de heele -Tromp", met al wat er aan boord
was, geen mensch terecht gekomen. Dat was tijdens een thuisreis,
toen de ,,Tromp" ter hoogte van het Engelsche Kanaal in een
dikken mist en een windstilte terecht kwam.
„De mist begint eindelijk heelemaal op te trekken", zoo
vertelde Werumeus Buning verder, „en we zien, dat er in 't
Zuiden een zware lucht hangt ... Lieve hemel, wat een lucht ! een
bui; een zware bui, die op komt zetten. Het water is al in
beweging en stuift soms in de hoogte, — De ,,Tromp”
loopt een aardige vaart, al staat er niet veel zeil op. Aan lij
(benedenwinds) zien wij nog altoos de wegdrijvende mistwolken. 't
Is nog dik, daar aan lij.... totdat in eens... ! Daar hooren we
een stem van boven : „Land vooruit aan lij !" en dadelijk
daarop nog een stem van een anderen uitkijk : „Land vooruit
aan lij !"
De ouwe vliegt ineens op de kampanje. „Waar zie je den wal
?" schreeuwt hij den uitkijken toe. ,,Recht vooruit, kommandant,
aan lij". ,,Dwars uit", roept er nog een ander. ,,ja we zien het
zelf al !" We zien de kust op drie, vier plaatsen tegelijk; we
zitten vlak onder den wal. Daar komt ineens, onder de lij (dus
rechts van ons) de heele Engelsche kust te voorschijn en
,,dringt", als 't ware, door den newel heen. In minder tijd dan
ik noodig heb om het te vertellen.
- Daar komt ook het licht van de zon; het roodachtig licht van
den komenden dag. Het beschijnt den steilen rotsmuur, waarop we
overal witte, spierwitte en lichtgrijze plekken zien, die nat
schijnen en glinsteren in het zonnelicht. We zijn vlak onder de
kust, we zien de branding, het schuim, dat tegen de rotsen
opvliegt, we zien de huizen aan den wal; een dorpje, dat daar aan
den voet van de rotsen ligt. We zitten bot op den wal en —
we kunnen niet meer terug !...
Draaien ? dat kan niet, daar is geen ruimte voor. — Dat is
niet mogelijk. — Wat dan ? — We moeten boven den
uitersten hoek zien te komen. Als we daar... boven langs kunnen
zeilen, komen we aan den anderen kant van den muur, en daar is
ruimte het land, dat daar achter ligt, zien we blauw en
nevelachtig achter den muur uitkomen... Nevelachtig ; want het is heel ver weg.
Als we dáár maar zijn, dan zijn we klaar. — Maar
wie durft dat ! — Boven dien hoek langs te zeilen, terwijl
daar te loevert, aan de windzij, het vuile weer op komt zetten,
dat nu al een paar dagen broeit.
Daar komt de bui ! Het water is woelig en onstuimig; er loopt al
een vrij hooge zee. Dat komt van den wind, die er achter zit. De
„Tromp" loopt al heel wat harder dan straks, het waait al
hard op het oogenblik; het water, de branding, vliegt tegen de
rotsen op. Vooral daar op den hoek, daar is het erg; daar ziet
men de branding wit schuimende in de hoogte vliegen.
De muur van de kust loopt daar in eens steil naar beneden, alsof
er door een reus een brok van of is gehakt. De stukken liggen
daar links nog in het water verspreid en kijken nu, als
reusachtige rotsblokken, met hun puntige koppen midden uit het
schuimende water naar boven.... Daar breken de hooge zeeën
op, daar warrelt en schuimt het door elkaar, daar hebben de
vlokken van schuim pleizier in hun leven, daar vliegt en dwarrelt
alles door elkaar, daar schuimt het en bruist het, daar raast het
en tiert het, daar is het een leven als een oordeel, daar is het
een lawaai, dat geen menschelijke stem gehoord kan worden.
En uit de verte. . ? Het lijkt soms allemaal opstuivende sneeuw;
zoo wit is het en zoo schittert het in de zon. 't Is mooi, ja
wel; maar daar moeten we boven langs; al waait het ook nog zoo
'hard en al Weems het vuile weer ook hand over hand toe ... En
... als we er op komen in plaats van er langs ... Laat me er niet
over praten — daar is geen tijd voor !
Al wat ik U daar vertelde, duurde niet Langer dan een minuut of
wat ... of korter nog misschien ... niet meer dan eene minuut. In
eens hadden we dat alles voor ons gezicht! Maar — in eens
heeft ook „den ouwe" geweten wat er moest gebeuren. Wij
moeten boven den hoek langs, er moet vaart in komen, we moeten
zeilen... Zeilen... met een vliegende vaart. Er moet zeil worden
gezet. Ze zijn al bezig: de reven zijn er al uit en de marszeils
staan al in top. — De bramzeils er op; de bovenste zeilen.
Lieve hemel .... En het waait al zoo hard. Het komt er niet op
aan — het moet ! Alles is in beweging aan boord van de
-Tromp", alles is al aan dek. Niemand heeft ze geroepen, maar
toch zijn ze er al. Vóóruit en achteruit, overal
hoors men ze de trappen opkomen.
Wordt vervolgd |
vrijdag 24 mei 2013
Schetsen en Humor 055
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten