
Marine ABC
Afhouden.
Den tros, stijf houden, zoodat deze bij het indraaien
niet langs het spil doch inderdaad wordt ingehieuwd. Van
afhouden spreekt men ook bij het zeilen, n.l. als men het schip of de
sloep een richting geeft waarbij de wind meer van achteren invalt.
Aflosser.
De man, die den schildwacht, uitkijk, e.d. aflost. In het
algemeen de man, die een ander persoon komt aflossen. „Je kan
overgeplaatst worden als je een aflosser hebt".
Afstandmeter.
De kleinste afstandmeter aan boord is ongeveer
75 cm lang, de grootste 5 a 6 m. In het midden van den afstandmeter
bevinden zich de ooglenzen, waardoor de man, die den afstandmeter
bedient (afstandwaarnemer) zich instelt en eventueele
fouten van zijn oogen corrigeert. Naast hem zit een tweede man,
die te zorgen heeft, dat het te meten doel steeds in het centrum
van het gezichtsveld blijft. Door het verstellen van knoppen wordt
het beeld in het rechter- en het linkeroog van den afstandmeter,
die zich op de uiteinden bevinden, op elkaar gebracht en de of -
stand van het doel, dat eenige duizende meters verder ligt, nauwkeurig aangegeven op den schaalaanwijzer.
Aftrap.
Signaal, ten teeken, dat oefeningen geeindigd zijn. Aftrap wordt ook geblazen na het signaal „Geeft acht" als twee
schepen elkaar passeeren; ook na vlaggenparade e.d. en beteekent,
dat men kan doorgaan met werkzaamheden.
Aftrimmen.
Het in evenwicht brengen van een onderzeeboot
voor de vaart onderwater. Nadat de boot met het voorduikroer
op een vooraf bepaalde diepte gebracht is, wordt met het achterduikroer de helling op nulstand gebracht.
De diepte- en hellingmeters toonen nu aan wat de boot doet. Zakt het voorschip, dan
moet uit de tanks water van voor- naar achteruit gepompt worden.
De man aan den waterverdeelbak zet de trimpomp aan en perst
daarmede het water van de voorhellingtank door de trimleiding
naar de achterhellingtank. Is de boot achteruit te zwaar, dan wordt van achter- naar vooruit gepompt.
Dit „heen en weer sleepen -
(tremmen, trimmen, in evenwicht brengen en bijvullen of uitpompen
van de tanks, wanneer het totaalgewicht niet juist is) is een zeer
belangrijke handeling van de onderwatermanoeuvre. Is de boot
tijdens de vaart eenmaal afgetrimd, dan is 'het niet noodig dit voor
het duiken telkens opnieuw te doen. In tijd van actie is de boot steeds afgetrimd en klaar voor snelduiken.
Alle hens.
Is een van de zeer weinige Engelsche uitdrukkingen
(all hands), die in onze Nederlandsche marinetermen gehandhaafd
bleven. Alle hens aan 'dek, alle hens voor den boeg: al het
yolk aan dek of al het yolk voor den boeg komen. Voor den boeg
komen wil echter niet zeggen dat men zich voor den boeg van het
schip opstelt. Dat zou niet mogelijk zijn, want dan stapte men te
water. Boeg is hier een verbastering van boog, op de oude zeilschepen
de afscheiding tusschen vooruit (het scheepsvolk) en achteruit
(de officieren). „Alle hens voor den boeg" wil dus zeggen: „op
het half dek aantreden", b.v. om te luisteren naar een officieele toespraak.
Allemans-endje.
Eindje touw aan den klepel van de scheepsklok,
ongeveer 20 cm lang, voorzien van een Turkschen knoop (sierknoop
aan het eind van een touw). Het is 't kortste eind touw aan boord.
Alles los, voor en achter.
Klaar om te vertrekken, daar alle
meertrossen zijn ingenomen. Wordt ook in figuurlijken zin gebruikt,
bijv. bij het afbreken van een verloving, waardoor men weer vrij man wordt.
wordt vervolgd..
|


Geen opmerkingen :
Een reactie posten