Marine gewoonten en gebruiken
Vandersteng keek mij onderzoekend aan. Z'n snuit vertrok
tot een milde trek. „Als ik je goed begrepen heb, bedoel je de bezoeken
aan Colombo sinds het ongeval op de „K IV" ?"
Ik knikte. „Die onderzeeboot", zoo vertelde Van der Steng, „had op 3 September
1921 's morgens te 7 uur de haven van Vlissingen verlaten
op weg naar Oost-India. Zes dagen later trok men de Guadalquivir
op om Sevilla aan te doen, verbleef daar vijf dagen en trok op 15
September via Straat Gibraltar naar Algiers. Vandaar ging de reis
naar Alexandria.... enfin, je kent de route. Op 5 November kwam de „K IV" op Colombo.
Zooals gewoonlijk zou de boot hier vijf
dagen blijven, doch daags voor het vertrek, dat was op 9 November,
's morgens om kwart over zeven, toen de monteur van de wacht de
ventilatie in de voorbatterij aanzette, had er een geweldige explosie
plaats van de zich daar verzamelde gassen. Wel was het voorbatterij-
compartiment na het opladen en overladen op 4 November
flink geventileerd, doch er moesten zich, door een of andere onbekende oorzaak, gassen ontwikkeld hebben.
Twee man werden op slag gedood. Het waren de kwartiermeester Huysman en de korporaal-
kok Blom. Een aantal opvarenden was gewond, waarvan
een zwaar, van wie beide 'beenen moesten worden afgezet. De
ravage was geweldig en de schuit kon pas een maand later de reis
naar India vervolgen. We hadden natuurlijk voor een passende
begrafenis gezorgd voor onze beide scheepsmakkers.
De deelneming en het medeleven van de zijde der Nederlandsche kolonie en verdere
burgerij aan den wal, was algemeen. Natuurlijk was deze
ramp direct in Nederland en in Oost-India bekend en de bemanning
van de „K VI", die van 27 October van hetzelfde jaar naar
India onderweg was, en de bemanning van de „Zeven Provincien",
die op 9 Nov. naar India vertrok, hadden radiografisch van de ramp bericht gekregen.
Toen de „K VI" en de „Zeven Provinciën"
gelijktijdig in Januari 1922 te Colombo lagen, trokken van beide schepen
deputaties naar het Hollandsche kerkhof om een
laatsten groet aan het graf van beide scheepscollega's te brengen.
Een maand later kwam de "Tromp" op de thuisreis te Colombo
en weer trok een deputatie naar het kerkhof.
In betrekkelijk korten tijd na het ongeval, hadden dus honderden marinemannen een laatsten
groet aan twee in den vreemde omgekomen scheepsmakkers
gebracht. Sindsdien trokken vele schepen onzer marine naar en van
Oost-Indië en telkens weer als Colombo binnen geloopen werd en,
de gelegenheid daartoe gunstig was, brachten deputaties een bloemengroet
aan de marinegraven op het Hollandsche kerkhof te Colombo.
Zoo herdachten de marinemannen en zullen zij in de
toekomst blijven herdenken, ide scheepsmakkers, die in de uitoefening
van hun plicht, in den vreemde gestorven en begraven werden
....Kom", zei Van der Steng, na een oogenblik van gepeinzen,
"ik stap op. Ik moet nog..... "
"Een oogenblik nog", hield ik hem tegen.... "Er is een ding, dat ik nog weten wil".
"Dat kan wel", zei hij, "maar ik ga…." "Van de reunies", drong ik aan, "Van de wat ?" "Van de rêunies.... bijeenkomsten van.... "Rêunies zijn rêunies", zei Van der Steng met nadruk en hij gebaarde met z'n handen, "dat ie er alles van wist". "Juist", zei ik, om hem niet tegen te spreken. Maar hij had me door ! Daarom keek hij op z'n horloge - prijshorloge of "zilveren remontoir", zooals het op de "Wassenaer" omstreeks 1890 nog heette, dat met de prijsmessen aan den beste onder de besten van de opleiding werd uitgereikt, zooals tegenwoordig 'het gouden horloge namens den minister wordt geschonken aan no. 1 van de oudste jaars adelborsten. "Ik heb nog een kwartier.... Goed.... ga zitten", gebaarde Vandersteng, doch ik zat nog. blz 136 - 137. wordt vervolgd.. |
vrijdag 17 januari 2014
Marine Gewoonten en Gebruiken 136-137
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten