Marine gewoonten en gebruiken
Ik behoef ook niet verder uit te weiden over de gewoonten om een schip uitgeleide te doen.
Want iedereen weet, of kan het althans weten, dat, wanneer een
schip uit Nieuwediep vertrekt, de marine-autoriteiten zich op het
Wierhoofd nabij en de adelborsten zich op het plankier aan het
havenhoofd opstellen en met een driewerf „Hoezeer het schip
en zijn bemanning een goede reis toewenschen.
Natuurlijk is er, behalve de zooeven genoemde groepen ook veel ander marinepersoneel
en ook de Stafmuziek bij het vertrek van een schip voor
een lange reis aanwezig. Want iedereen, die gemist kan worden,
wordt in de gelegenheid gesteld, de vertrekkende collega's een
goede reis toe te roepen. Ook is het voldoende bekend, doch voor
wie 't niet weet zeg ik 't nog even, dat het een goede gewoonte is,
den commandant van het schip, door den chef van de equipage,
namens de bemanning een goede reis te wenschen, zoodra het schip de uiterton gepasseerd is.
Van diezelfde uiterton gaan zoute verhalen
rond, waarvan het onschuldigste dit is, dat de gehuwden in
het rieten mandje, dat zich boven op de uiterton bevindt, hun
trouwring plegen te deponeeren en deze na terugkomst er weer uit
visschen, op gevaar of van een verkeerde in handen te krijgen.
Marinevrouwen die achterdochtig zijn, mogen wel goed uitkijken
als hun imannen weer thuisvaren. Maar beter is, dat achterdochtige
vrouwen niet met marinemannen trouwen.
Ik zou ook nog kunnen vertellen van de bezoeken aan boord in
vreemde havens, als vriendelijkheden aan den wal gereciproceerd
worden met een instuif aan boord, waaraan iedereen ongenoodigd
kan deelnemen, als hij relaties aan boord heeft. En dat is voor de
leden van de Nederlandsche kolonie ergens in het buitenland, dikwijls
heel rekbaar. Zoo'n instuif is natuurlijk een gezellige fuif op
het met vlaggedoek — en als 't aan de wal te krijgen is — en groen
versierde halfdek, waarbij de commandant en de Etatmajor gastheeren zijn.
Ik weet wel dat een instuif vroeger alleen van „achteruit"
uitging, hetgeen overigens van zelf spreekt. Maar sedert
enkele jaren houden ook de onderofficieren zich bezig met het aan
boord beantwoorden van aan den wal ontvangen uitnoodigingen,
althans zeker voor militaire collega's van andere naties. Ik zou ook
nog kunnen vertellen van de verhoudingen onderling, van de zeeofficieren
tegenover hun collega's van den Marinestoomvaartdienst,
of tegenover de officieren van 'de mariniers, van administratie e.a.
Want, och ... waar in het verleden de zee-officier de zeeman was
en zeeman zijn tot de opperste waardigheid aan boord verheven
was, is het niet zoo wonderlijk, dat al het „overige"... nu ja, niet
tot de zeelieden, werd gerekend, hetgeen in de gesprekken, in
plagerijen, in geestige opmerkingen e.d. tot uiting kwam. Wie zich
daarvan te veel aantrok, had veelal geen leven aan boord, totdat
hij 't spel door had en op zijn beurt zich van scheepsplagerijen bediende.
Maar sinds de opleidingen van alle officieren op het Kon.
Instituut voor de Marine samenvallen en de techniek aan boord
gelijkwaardige vakken schiep, is er veel van de controversen tusschen
de verschillende groepen verdwenen. Ook die tusschen de matrozen en de mariniers.
Ik zal daarop niet verder ingaan, want
het zou een verhaal op zich zelf worden als ik van de verhoudingen
tusschen de matrozen en de mariniers — later kwamen daar de
stokers nog bij — zou vertellen.
Het heeft ook geen zin meer, dit te doen, omdat in den tegenwoordigen
tijd de scherpe kantjes finaal zijn afgesleten. De scherpe
kantjes ! Van wat er ,overbleef 'heb ik bij de marinetermen voldoende gezegd."
Ik voorzag, 'dat Vandersteng met deze opmerking zijn mededeelingen
over gewoonten en gebruiken aan boord zou besluiten. Hem
kennende zou het vergeefsche moeite zijn hem daarover verder uit
te hooren. Ik gooide het dus over een anderen boeg en zei: „Hoe zit
dat eigenlijk met dat ongeval op Colombo ?"
blz 134 - 135. wordt vervolgd.. |
donderdag 16 januari 2014
Marine Gewoonten en Gebruiken 134-135
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten