Marine gewoonten en gebruiken
Als er een muziekcorps aan boord is, meestal samengesteld uit de
schepelingen, dan zal dit tijdens de inspectie van het benedenschip eenige marschen blazen.
Ik zal den commandant, zijn opvolger, en de hen vergezellende
officieren met den schipper, niet door het benedenschip volgen, doch
mij aansluiten bij de bemanning, die aan dek gebleven is en zich
voor den boeg opstelt, zoodra de inspectie geëindigd is. Want nu
volgt de overgave en de overname van 'het bevel. Formeel zal de
aftredende commandant allereerst het besluit voorlezen, volgens hetwelk
het commandement op zijn opvolger overgaat.
Maar in de daarop te houden toespraak, als de bemanning op en om de kanons
de campagne vult, zal zijn laatste woord tot allen, die onder zijn
bevel dienden, toch altijd iets hebben van een afscheid, dat temeer
treft, naarmate de scheidende commandant, niet alleen nu bij zijn
vertrek, doch ook tijdens de periode van zijn commando, den juisten
toon in de verhouding van bevelvoerder tot ondergeschikte heeft weten te vinden.
Over het algemeen is de marineman geen redenaar, zeker geen
„volksredenaar", die — ook zelfs de beste onder hen niet — speculeert
op de gevoelens van „mijne hoorders". Dat is aan boord in de
onderlinge verhoudingen en van een elkander begrijpen, ook niet noodig.
De luisterende marineman is bovendien critisch. Hij heeft in commandant
in verschillende omstandigheden van het leven aan boord,
tijdens de reizen, op zee, in vreemde of eigen havens, leeren kennen
en verstaan, zonder veel woorden.
Zoowel voor den commandant die het laatst een woord richt tot de onder zijn bevel geplaatsten, als
voor de bemanning zelve, wordt een periode in het afwisselende,
prettige of teleurstellende, dat de marineloopbaan brengen kan, afgesloten.
Maar beiden weten, dat een nieuwe periode wacht, dat ieder
hunner een anderen weg gaat, een weg die nochtans tot hetzelfde
doel leiden moet: het behartigen van alles wat voor het Vaderland van belang kan zijn.
En in dit, door gemeenschappelijke gedachten en
door een gemeenschappelijk doel gebonden moment van afscheid
nemen, kan de toespraak kort en bondig zijn. Was de periode van
zijn commando over dit schip een prettige, voor hem zelf en voor de
bemanning; was deze periode een moeilijke, moeilijk door het volbrengen
van een bijzondere taak, of moeilijk door tal van omstandigheden,
die soms teleurstellend waren zoowel voor den commandant
als voor de bemanning, in beide gevallen zal een enkel woord voldoende
zijn, een sobere aansporing reeds bij velen het voornemen
doen versterken de komende periode onder een ander commando opnieuw te beginnen.
Is het niet heel dikwijls zóó, dat men met een stevigen handdruk
en een enkel woord, elkander beter verstaat dan door een schoonklinkende
en rhetorisch kunstig opgestelde toespraak ? De aftredende
commandant en de onder zijn bevel geplaatste bemanning wisten wat
zij aan elkander hadden en met deze wetenschap en wederzijdsche
waardeering nemen zij van elkander afscheid.
De nieuwe commandant zal — ook weer formeel — verklaren, dat
hij het bevel aanvaardt. Maar hij zal ongetwijfeld een beroep doen
op de bemanning haar plicht te vervullen. 1k heb Bens een toespraak
gehoord van een onderzeebootcommandant, die na voorlezing van
het bevel tot indienststelling van de boot kort en bondig zei : „Van
elk onzer wordt verwacht, dat we blindelings aan de ons gegeven
bevelen gehoorzamen. Doe het dan ook !"
Zoo zal elke nieuwe commandant bij de overname van het bevel
zijn eigen aard en karakter in zijn toespraak leggen, en dit eerste
contact van hem met de voor den boeg opgestelde bemanning, nu
onder zijn bevel, houdt tevens beloften in voor de toekomst. Men
weet aan boord gauw genoeg wat men aan elkander heeft.
Als de commandant met zijn ambtsvoorganger het halfdek verlaten
en in de kajuit nog vele formeele taken te behandelen hebben,
fluit de schipper „aftrap" en „Zondagsche dienst" en verneemt men een
heele reeks van aankondigingen, die op 't wachtsvolk en passagieren
betrekking hebben; want een commando-overdracht geeft meestal Zondagschen dienst *).
*) Toen Vandersteng mij alweer sprak van Zondagschen dienst, zooals dit bij
uitreiking medailles, in dienst stellen van een schip, beëediging, overgave bevel
e.d. het geval was, herinnerde ik hem aan het bekende rekensommetje voor onderwijzers,
die goed gerekend een dag per jaar zouden „werken", omdat zij zooveel
halve dagen, feestdagen, vacantie e.d. „geen school" hadden. Die eene overblijvende
dag was dan nog Koninginnedag. Vandersteng keek mij met zijn groote
blauwe oogen onderzoekend aan. „Probeer geen grapjes te maken", zei hij geraakt.
„Want de z.g. Zondagsche dienst is feitelijk niets anders dan de gelegenheid
krijgen om je Zondagsche spullen netjes op te bergen en het verschuiven
van je vrijen tijd, die door parade, inspectie, voor den boeg en dergelijke, in beslag
genomen werd. En als je nu weet, dat die gebeurtenissen zelden voor de geheele
marine, doch zoo nu en dan alleen voor een bepaald schip plaats hebben, dan
loopt 't nog wel los met dien „Zondagschen dienst" bij de marine."
blz 46 - 47. wordt vervolgd..
|
donderdag 7 november 2013
Marine Gewoonten en Gebruiken 46-47
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten