Marine gewoonten en gebruiken
Deze officieren van het korps leggen den eed
of met de linkerhand aan het vaandel van het Korps Mariniers.
De geschiedenis van beide vaandels zou een verhaal op zichzelf
vormen. Het vaandel van de adelborsten werd op 14 September 1904
koninklijk erkend, doch het was reeds in 1830 — de juiste datum is
niet bekend — in het bezit van het Korps Adelborsten. Vermoedelijk
is het door Prins Frederik of door Prinses Marianne aan het
korps geschonken. Uit de kringen van het Korps Mariniers werd
reeds in 1867 het verlangen geuit een eigen vaandel te bezitten,
waaraan op 26 Sept. 1926 door Koningin Wilhelmina werd voldaan.
Bij de eedsaflegging aan den wal staan de troepen gewoonlijk in
carrê opgesteld; aan de openzijde bevinden zich de familieleden en
genoodigden. De toekomstige officieren staan in het midden van
het carrê der troepen. Als de vlootvoogd, in wiens handen de
eed afgelegd wordt, op het terrein verschijnt, speelt de stafmuziek
der marine de eerste vijf maten van het „Wien Neërlandsch
bloed". Voor enkele jaren sprak men alleen van het spelen van het
Volkslied, doch dit gaf aanleiding tot misverstand, omdat wij naast
het „Wilhelmus" ook nog het „Wien Neërlandsch bloed door
d'aderen vloeit", als volkslied kennen.
Daarom werden de bepalingen betreffende de eerbewijzen aangevuld en spreekt men thans van
het „Volkslied" of het „Wien Neërlandsch bloed", terwig in de
practijk het „Wilhelmus" als volkslied steeds geheel wordt gespeeld
en van het „Wien Neerlandsch bloed" als persoonlijk eerbewijs de
eerste vijf maten gegeven worden. De gewapende troepen presenteeren
dan het geweer. Daarna wordt het Kon. Besluit, waarin de
benoeming van de officieren is afgekondigd, voorgelezen. Eerst
daarna wordt door de tamboers en pijpers de ban geopend, de
geweren gepresenteerd en de eed individueel afgelegd.
Tijdens de eedsaflegging staan de troepen in de houding en heerscht een
indrukwekkende stilte onder allen, die bij deze plechtigheid aanwezig
zijn. Na de eedsaflegging wordt de ban gesloten en houdt de vlootvoogd
een toespraak; waarna de troepen voor de beëedigde officieren
defileeren en een militairen marsch door de stad maken.
Soms wordt de eed afgenomen aan boord van een schip door den
commandant. Dit is bijna altijd het geval bij het beëedigen van
reserve-officieren. Ook dan is de bemanning in groot tenue en sluiten
de tamboers en pijpers, de stafmuziek of het eigen muziekcorps van
de bemanning en de gewapende wacht zich bij de ceremoniën aan.
Op de groote schepen wordt dan een groote parade gehouden en
daarna „alle hens voor den boeg". Maar op de kleine schepen van
om en nabij 100 koppen, is de beëediging in eenvoudiger omlijsting
gehouden en is er geen parade aan boord.
De eedsaflegging aan boord heeft altijd plaats onder het houden van „alle hens voor den
boeg". Dan wordt eerst de ban geopend door de tamboers en pijpers,
daarna het Kon. Besluit der benoeming voorgelezen, de eed afgelegd
en de ban weer gesloten. Gewoonlijk spreekt de commandant
met zijn gelukwensch tot den beeedigden officier en de bij deze
plechtigheid aanwezige familieleden, ook nog een kort woord tot de
voor den boeg opgestelde bemanning. Afhankelijk van omstandigheden,
die voor elk schip anders zijn in verband met eventueel te
vervullen opdrachten, is het dien dag Zondagsche dienst. . . of niet.
De eedsaflegging is en blijft altijd een indrukwekkend ceremonieel,
dat bij onze marine sedert het herstel van Neerlands Onafhankelijkheid
in 1813 alleen plaats heeft voor de officieren. Vóór dien tijd,
dat wil zeggen ook voor den Franschen tijd, werd de eed meermalen
van de bemanning „en masse" afgenomen.
blz 24 - 25. wordt vervolgd.. |
zaterdag 26 oktober 2013
Marine Gewoonten en Gebruiken 24-25
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten