hoofdstuk 4- Marineschetsen van 1900 tot den Mei-oorlog 1940.
Men kan er de typen niet juist in definieeren, al domineert het
Engelsche. Bij de soldatenhumor onderkent men veelal sterk het
Duitsche sentiment, en van den Franschen soldaat gaan
gestyleerder moppen dan van den boertigen Vlaming, zooals de
Noord-Nederlandsche soldatenhumor niet zonder calvinistischen
inslag weer van de ,Brabanter" is te onderscheiden.
Maar de matrozenhumor kent deze enge grenzen niet en het is
moeilijk te bepalen welke stijlbloempjes, welke satiren een meer
naar een bepaald zeevolk georiënteerd karakter dragen.
Anders is het gesteld als men de verzameling humor en satiren
beperkt tot de marine. Dat is te verklaren, omdat de marine van
elk land een specifiek karakter heeft.
Toch is hier dikwijls een vermenging van internationals
marinehumor met het eigen karakter terug te vinden. Een bekende
mop, die zoowel in de Nederlandsche bladen als in Engelsche,
Duitsche, Fransche, ja zelfs in Italiaansche en Spaansche terug
te vinden is, is die van den ietwat beschonken heer, die een
marine-officier voor portier van het hotel aanziet en hem
opdraagt een taxi te bestellen. Als de marine-officier hem
verontwaardigd toevoegt : Ik ben zeeofficier !", zegt de als heer
gekleede zwabber : „Geen bezwaar mijnheer, geef me dan maar een roeibootje !"
In „De Wacht", het mobilisatie-weekblad van 16 dec. 1930
vond ik één goede marine-mop, die, als ik me goed
herinner, via Amerika in onze marine kwam. Ruiling : De chef
machinekamer en de luitenant ter zee, belast met de navigatie,
konden het niet eens worden over de vraag, wie tenslotte voor het
schip onontbeerlijker was. Het debat bleef vruchteloos en
tenslotte besloten zij de rollen om te draaien : de chef
machinekamer klom op de brug en de navigatie-officier nam de leiding van de machinekamer op zich.
Na een half uur stopte de machine; de zee-officier verscheen met
een rood hoofd en onder de olie op de brug en zei : Ik kan die
verdraaide koffiemolen van jou niet meer aan den gang krijgen. .
." „Hoeft ook niet," zei de chef m.-k. „We zitten aan den grond."
Soortgelijke marine-moppen, die dus een speciaal marinekarakter
hebben, vond ik in het maandblad ,,Onze Marine", maar in het
bijzonder in de „Mixed Pickles" van de Jaarboekjes der
adelborsten van de — zeg laatste tien jaar.
— Een van de nieuwe torpedojagers had proef gestoomd op de
gemeten mijl en een marineman — hoe flitst zoo'n nieuwtje
soms in eens door je brein — zegt tegen een collega, die nogal
aan sport doet en bezig is proeven van sportieve bekwaamheid of
te leggen voor het Ned. Olympisch Comite (N.O.C.) : ,,Zeg, die
„Van Nes" heeft 36 mijl geloopen !" ,,Zoo ?" zegt de
collega, die allerminst aan een torpedojager denkt : ,ik wist
niet dat die ook bezig was voor het N.O.C." — Een adelborst
werd gepeild omtrent z'n handigheid in het omgaan met den
sextant. De officier-leeraar vraagt : ,,Hoe brengt men de zon op
de kim." De adelborst : ,,Wachten tot zonsondergang, mijnheer."
— De „Z 5" passeert een schip in volle zee en dat
schip salueert door de vlag neer te halen en weer voor te
hijschen. De officier op de brug roept naar de milicien-seiner : ,,Salueeren !"
De milicien kijkt verschrikt rond en ziet niemand aan wien hij
den verschuldigden militairen groet zou moeten brengen. De
commandant : ,,Wel verdraaid ! Salueeren, stommert; zie je dat
schip niet ? !. . ." ,,Dat schip ? ... o ja . . .- de milicien
kijkt stom begrijpend... „salueeren ? Ach ja...
natuurlijk," en... hij brengt correct den militairen groet !
— Niet iedereen, die met een vlet moet leeren manoeuvreeren
kent of begrijpt de uitdrukkingen en benamingen van zoo'n
vaartuigje. Dat was b.v. het geval met Stompedissel, die wrikken
moest leeren. De kwartiermeester had 't even voorgedaan, maar
omdat 't voor de overige schepelingen, die dezen cursus volgen,
wel gewenscht is, dat de vlet stil zou blijven liggen, zegt de
kwartiermeester tegen Spatjes: ,,Hou jij z'n neus even vast." En
prompt stapt Spatjes in de vlet en grijpt den neus van
Stompedissel, alsof hij bang was dat 't reukorgaan te water zou vallen.
-Overigens," besloot Vandersteng, „de beste humor laat zich
moeilijk ,,beschrijven". Zooiets moet je mee waken aan boord, in
den dagelijkschen omgang, in het leven van allen dag. Maar denk
nou in 's hemelsnaam niet, dat ze aan boord theorie humor te
verwerken krijgen of elkaar opwarmen om nu eens extra grappig te
zijn. Er is aan boord dikwijls minder humor te ontdekken dan in
het leven van den burger aan den wal. Hetgeen overigens geen ,,marine,verschijnsel" is."
Wordt vervolgd |
woensdag 10 juli 2013
Schetsen en Humor 135
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten