hoofdstuk 4- Marineschetsen van 1900 tot den Mei-oorlog 1940.
— marinemuziek op het havenhoofd, gejoel, gewuif van
zakdoeken uit een dichte menschenmassa, hoezee's van
achterblijvende collega's en. . . ,ze zijn voorbij die drie
verbanningsjaren" klinkt het oude adelborstenlied :
„Vaarwel, 0
Indië, vaarwel gij donk're schoonen
„Ach ja," zuchtte Vandersteng, doch bij herstelde zich om
niet sentimenteel te schijnen. . . ,,die stemmingsstukjes en
gedichtjes zijn wel aardig; wonderlijk hoe ze blijven hangers in
de marine en dikwijls in gewijzigden vorm hier of daar weer
opduiken. Dat is ook het geval met het zooeven geciteerde
„adelborstenlied" zooals Verster het noemt.
Oorspronkelijk werd dit gedicht gemaakt door den in 1918
gepensionneerden kapt.-luit. ter zee Christiaan Francis
Kruisinga, die in 1889 adelborst le klas werd. Van hem zijn ook
andere bekende marineliedjes als : „Ode aan Nieuwediep,
— 0, stad van mijne droomen”, ,,Het ringetje van de
uiterton", ,,Terug naar Holland", ,,De Marine-carriere" en het
zooeven genoemde „adelborstenlied", dat intusschen geen
adelborstenlied is.
Een zoon van dezen zee-officier heeft deze gedichten onder het
pseudoniem J. H. Scholten opnieuw bewerkt omstreeks 1910 en
later; van zijn hand kwamen overigens vele studies die met de zee
verband houden en in 1941 verscheen in de ,Ankerserie" van het
comite ,,Onze Marine", gedrukt bij de N.V. v.h. C. de Boer Jr, te
Den Helder, „Zee zonder bakens".
Het door Verster aangehaalde lied luidt, onder den titel : ,,Na
drie jaar", aldus :
Die tevergeefs belegerd hebt ons hart Oud Holland roept terug zijn jonge zonen Wij moeten heen al scheiden we ook met smart. Een enkele vriend, voor wien ons hart daar voelde Bleef in dat hart een plaatsje trouw bewaard, Maar bij 't vertrek, toen Janmaat luide joelde Bleef ook door ons een juichkreet niet gespaard. De wind doorwoei Jong-Hollands blonde haren, De mutsen zwaaiden in de uitgestoken hand Nu klieft het schip in volle zee de baren, Reeds ver uit zicht is Java's zonnig strand Ze zijn voorbij de drie verbanningsjaren We gaan terug, terug naar 't lieve Vaderland !”
Vaarwel, o Indië, vaarwel gij donkere schoonen,
Die tevergeefs belegerd hebt ons hart, Oud Holland roept terug zijn jonge zonen, En wij gaan heen en scheiden niet met smart ! Reeds klieft het schip in volle zee de baren, Reeds ver uit zicht is Java's zonnig strand. Zij zijn voorbij die drie vervloekte jaren ! Wij gaan terug naar het lieve Vaderland. Wel hebben we ook in lndie vaak genoten, Niet sliep jong Hollands levenslust ! Zoo menig nacht de glazen aangestoten, Zoo menigmaal een lieven mond gekust ! Toch laten wij dat Leven gaarne varen, De tropenzon heeft ons genoeg verbrand ! Zij zijn voorbij die drie vervloekte jaren ! Wij gaan terug naar het lieve Vaderland. Een enkelen vriend voor wien ons hart daar voelde, Blijft in dit hart een plaatsje bewaard. Maar bij het vertrek toen Janmaat luide joelde, Bleef ook door ons een juichkreet niet gespaard ! De wind doorwoei jong Hollands blonde haren, De mutsen zwaaiden in d'uitgestoken hand ! Zij zijn voorbij die drie vervloekte jaren ! Wij gaan terug naar het lieve Vaderland. Daar wacht ons op een stoet van trouwe vrienden, Daar haalt ons in ons eigen vriendelijk huis. We zien haar terug, haar die we als knaap reeds minden, We zien haar terug, ons ouderlijke huis. Neen, laat ons niet met smart naar 't Oosten staren, Zingt het refrein, dat elk verdriet verbant : Zij zijn voorbij die drie vervloekte jaren ! Wij gaan terug naar het lieve Vaderland. Wordt vervolgd |
maandag 1 juli 2013
Schetsen en Humor 119
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten