hoofdstuk 4- Marineschetsen van 1900 tot den Mei-oorlog 1940.
En dat zou hen na 3 en 1/2 jaar dienst worden uitgereikt. Op
zichzelf een heel goed bedoelde maatregel van minister Rambonnet,
doch men had verzuimd de noodige selectie toe te passen, zoodat
de marine binnen korten tijd met een stel matrozen opgescheept
werd om van te huilen. Dat heeft gelukkig niet lang geduurd; na
de mobilisatie in 1918 werden plannen ontworpen voor een betere opleiding tot matroos.
De schrijvers van marineschetsen grijpen gewoonlijk verscheidene
tientallen jaren in de geschiedenis terug. Hoe hooger we in het
jaartallenregister naar den dag van vandaag komen, hoe moeilijker
het wordt de schrijvers van marineschetsen aan het woord te laten
om vergelijkenderwijze iets van de ontwikkeling van de marine te vertellen.
Toch ben ik met de schrijvers, die ik zooeven noemde nog niet
uitgeput. Ik heb er nog twee in mijn kladboekje staan n.l. Sam
Blok, pseudoniem van Johannes Hendricus Martinus Kootker, gepens.
O.I.-ambtenaar en den oud-vlootaalmoezenier Alink.
Nu is 't met Alink een beetje anders dan met andere schrijvers
van marineschetsen. Hij werd op 20 November 1914 belast
„met de zielzorg der R.K. matrozen en verdere R.K.
schepelingen", een ietwat vreemde taak-omschrijving, vermits er
toch ook katholieke officieren bij de marine waren.
Hoewel het Leger in de mobilisatie 1914-1918 zijn veldpredikanten
en aalmoezeniers had, bleef een benoeming van vlootpredikanten en
vlootaalmoezenier achterwege. Ds. Warners — de martiale
figuur met den langen baard — was reeds in 1904 in Den
Helder en omstreeks 20 jaar belast met de zielzorg der
protestant-christelijken bij de marine, toen hij op 10 October 1929 de marine verliet.
Doch officieel, van regeeringswege
erkend, kwamen Ds. Warners en kapelaan Alink op 4 Juni 1921 resp. als vlootpredikant
en vlootaalmoezenier bij de marine in den rang gelijk gesteld met
hoofdofficier, speciaal voor de marine gecreëerd : Majoor!
Alink verliet de marine op 1 Maart 1934. Van Augustus 1914 tot
Maart 1934 schreef Alink in dagboekvorm zijn ,,Film van de week",
die sedert Januari 1920 in het R.K. Marineweekblad gepubliceerd werden.
Ze verschenen voor een deel in boekvorm bij „De
Heldersche Post" te Den Helder in 1925-1926 en 1927 en wel als
,,Mobilisatie-herinneringen" en als Eerste, Tweede en Derde
Kruisreis, aan boord van Hr. Ms. „Zeeland",
„Heemskerck" en „Tromp" in de jaren 1923-1924.
Ik heb echter in deze jarenlange filmflitsen niet veel kunnen
vinden dat marineschetsen genoemd zouden kunnen worden. Wel zit
er ontzaglijk veel ,,kopij" in over de geleidelijke ontwikkeling
van den marineman gedurende deze 20 jaren van 1914 tot 1934,
uiteraard bezien vanuit het standpunt van den katholiek.
Zoo schetste Alink op 20 November 1914 in zijn dagboek van
kerkbezoek : „De grootste narigheid is het, als je de
gedwongen kerkgangers, mopperend in de kerk ziet zitten, iedereen
in den omtrek tot last. De geleider meent het soms wel goed,
alleen hij meent wel eens te veel dat hij aan boord is en te
weinig dat hij in de kerk is.
Een heel typisch staaltje is in de bij-kerk voorgekomen. Een
matroos zit hinderlijk te doen, en als de omzittenden hun
ergernis laten blijken, zal de geleider ,,dat varken wel even wasschen" :
,,Jansen ! hou je fatsoen in de kerk."
Maar in 1927, toen deze ,Mobilisatie-herinneringen" in boekvorm
verschenen, plaatste de schrijver er een noot bij: ,Wie
tegenwoordig de ordelijke godsdienstoefeningen, speciaal voor de
marine te Den Helder bijwoont, zal evenals ik, dankbaar denken
aan het moeizaam werken van enkele goede marinemannen, die na
dertien jaren zulke resultaten hebben bereikt." Inderdaad, ook op
dit terrein civiliseerde de marineman zichzelf.
Kootker publiceerde zijn marineschetsen aanvankelijk in het
maandblad voor de vereeniging van technici bij de marine en later
omstreeks 1934 in het maandblad ,,Onze Marine". In boekvorm zijn ze nooit verschenen.
Toch moet ik van dezen schrijver van marineschetsen het een en
ander citeeren, omdat hij een geheel andere groep
vertegenwoordigde dan de overige schrijvers van marineschetsen,
die allen uit den algemeenen dienst, of juister den zeedienst -
in tegenstelling tot de vaklieden of baantjesgasten bij de marine
voortkwamen, n.l. zee-officieren of matroos.
Kootker schreef eenige jaren achtereen zijn schetsen, zonder
eenige pretentie en zeker niet met de gedachte daardoor onder
„de schrijvers" te worden gerekend. Zooals hij, zullen er
wel meer geweest zijn bij de marine, die eens een schets schreven.
„Wat mot ik hier doen in de kerk ?" ,,Je moet hier bidden, net als de andere menschen." ,,Ik weet niet waarvoor ik mot bidden." „Bid dan maar voor je moer." ,,Ik heb geen moer meer." „Bid dan maar voor je dooie moer." Wordt vervolgd |
donderdag 6 juni 2013
Schetsen en Humor 115
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten