hoofdstuk 3- Marineschetsen van 1860 tot 1900.
De kommedant was gek met 'm en wij mochten 'em ook allemaal
graag, aldat ie teuge ons niet erg toeschietelijk was. Overdag
had ie altijd zoowat groozigheid over, 'm, maar 's nachts kwam ie
nog al is schooieren of d'r ook wat van de rotmok voor 'm
overschoot. Alles goed en Wel, zeg ik teuge de kwartiermeester
van de jol, nou hebbe me Kas, maar Kas heit geen ,,hellep"
geroepen, dus d'r mot er nog een buite boord leggen.
Op avontuur is Kas 'em nagesprongen. 't Was een soortement
Nieuw-foundlander. Wij rond geroeid en geroepen en gekeken en
uitgeluisterd, maar niks te zien hoor. Na 'n half uur worre me an
boord gefloten, rollezen gehouwen over 't wachtsvolk, alles
present. Met rollezen voor de hondewacht, weer alles present.
Maar om een uur komt de leerling bij den bootsmaat en vraagt :
,,Weet u ook waar de bijkok ergens hangt ? Ik mot 'm porre, maar
ik kan 'm nergens vinden... ,,Drabbe ?" zeit de bootsmaat, ,Wel
die hangt in 't tusschendeks bij de Wilsonpomp." ,Ja," zeit de
leerling, „daar hangt ie altijd, maar op heden is ie er
sikuur niet, want ik heb alle kooien nagekeken, en d'r staat niks
op ook, as de korperaal om drie uur".
Gezocht en gefloten. Drabbe, de bijkok, was weg en bleef weg. 's
Morgens vonden ze z'n kooi gesjord in de verschansing. Drabbe was
't die „hellep" geroepen had.
Later lekte'et uit hoe ie waarschijnlijk over boord geraakt was :
Den vorigen dag was 't traktement geweest, en 's avonds was
Drabbe door de korperaal van de marjeniers gesnapt met kaarten,
net dat ie z'n laatste gulden opzette. Z'n gulden wier ingepikt,
en met parade stopte de kommedant 'm voor z'n oogen in de arremebus.
Dat zat Drabbe niet glad, want ie had er op gespikkeleerd om met
die gulden een centje te verdienen om op Zinkepoer te
passazieren. Toen ie na parade vooruit kwam, hadden z'n maats 'm
hooren zeggen: „Pas op, ik zal van jou ook is wat in de
arremebus stoppen," maar ze hadden er geen idee op, dat ie
daarbij het oog op Kas had, want zoo as ik zeg, we mochten m allemaal graag lijen.
Hij had 'm waarschijnlijk te pakken gekregen toen ie op de eerste
wacht an dek kwam om 'n strotje rotmok, en toen ie 'm vrij wou
zetten, schijnt ie zelf ook z'n evenwicht verloren te hebben. Hoe
't persies in z'n werk gegaan is, daar heit Kas nooit 'n woord
van gekikt, aldat ie het best mot geweten hebben, want met de vendu van Drabbe z'n plunje, toen
rook ie er an en gromde zoo kwaadaardig as ik 'm nooit gezien
had. Daar slaat 't waarachtig elf uur en op de Dagwacht heb ik
den an 't roer. Nou, meheer, ik gaan me matje opzoeken."
„Zes glazen", trillen door de heldere nachtlucht. Het
weemoedig gezang van „de graver ging het kerkhof fangs" en
,,Excelsior ! Excelsior !" van de zingende maats aan
bakboordsloopplank is langzamerhand verstorven ; het gerikketik
der machines van de lap- en naaibazen is verstomd; de rumoerige
bewoners van de varkens- en kippenhokken zijn eindelijk tot rust
gekomen en zoeken in den slaap vergetelheid voor de oude veeten
en nieuwe krachten voor die van morgen — geruischloos
glijdt het majestueuze schip verder over de dartelende golfjes,
zijn verre bestemming tegemoet... „En het wachtwoord is :
,,Sinterklaas... ,,zegt matroos 1e klas Kromhout, tegen ,nommer
vier op den bak", die hem komt aflossen."
In 1871 verscheen het eerste Jaarboekje voor de adelborsten. Er
moet reeds in 1858 en in 1859, misschien ook nog in volgende
jaren — dock daarover heb ik geen zekerheid — een
annuarium verschenen zijn onder den naam : ,,Neptunus". Het jaar
1857 was n.l, een belangrijke periode in de opleiding voor zee-officier.
Je weet — althans ik heb 't je al eens eerder verteld
— dat deze opleiding na vele omzwervingen vanaf het midden
der 18e eeuw, tenslotte in Nieuwediep terecht kwam en in 1857 aan
boord van Zr. Ms. Linieschip ,,Kortenaer" gevormd werd.
Alle teekenen wezen er op, dat ze daar — in Nieuwediep
— wel voor goed zou blijven. Blijkbaar vonden de
adelborsten — als echte studenten, al waren ze dan in
opleiding aan boord van een schip — het noodig, hun
collega's in de Universiteitssteden na te volgen en met een
annuarium voor den dag te komen.
Waarom de uitgave niet werd voortgezet of waar de boekjes
gebleven zijn weet ik niet, zoodat ik er geen verdere
bijzonderheden van vertellen kan. In 1870 werd het tegenwoordige
gebouw aan den wal betrokken en verscheen een jaar daarna het eerste Jaarboekje.
Het bleef onafgebroken verschijnen. Op een 20-tal na heb ik ze
alle in mijn plunjezak. Nu moet je niet verwachten, dat je in die
jaarboekjes veel marineschetsen vinden zal en zeker geen letterkundige juweeltjes.
Wordt vervolgd |
donderdag 6 juni 2013
Schetsen en Humor 077
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten