hoofdstuk 3- Marineschetsen van 1860 tot 1900.
„Er moest gehandeld worden —" zoo citeer ik Van
Everdingen dus verder, „anders ging die ,ellendige ijzeren
schuit met verhuisboel", zooals hij het moderne oorlogsschip
spottend altijd noemde, vast en zeker naar den kelder. Verbeeld
je zoo iets : een Hollandsch pantserschip op een proefreis, met
man en muis vergaan ... in de kikkersloot. Ja, hij had het den
ouwe wel gezegd : een zeeman moet moedig zijn — hij mag
niet onvoorzichtig, niet roekeloos wezen.
Had hij het dan niet zelf ondervonden, eens, met een mailboot op
de thuisreis ? Als het spookte in die waschtobbe, dan was het
raak ! Veel mijmeren deed de sterke man niet, hij zou zich geven
en van alien het uiterste verlangen. Als de schroeven en die twee
vreemde machines het nu maar hielden, dan ken het veel lijden,
want het schip had vijf stuurinrichtingen en alles was zóó van den smid.
De bemanning was opgeruimd, als voelde zij de inwerking van den
sterken geest op de brug. ,,Hij mocht een Isegrim, een bullebak
zijn — een zeeman was hij op en top". Ziedaar de
volkskonsekwentie : men hield van dezen mensch, zoolang de storm
duurde — en dat waren drie nachten en drie dagen lang
— als van geen ander; hun recalcitrante houding maakte
plaats voor warme sympathie, naarmate de barometer daalde, steeg
de geest aan boord. Naar gelang het om hen heen donker werd, met
een langen nacht in zicht, helderde en klaarde het meer en meer
op in de hoofden, in de ziel van alle opvarenden.
De nacht was vreeselijk. Niet een man kwam in zijn kooi. Toen de
eerste wacht betrokken werd en het andere kwartier aanstalten
maakte voor kooien-af gebeurde het eerste ongeluk. Het voorschip
dook nog eens flink ender en het stuk water dat binnen boord
kwam, sloeg het smidsaambeeld van den zwaren ketting weg, waarvan
de punt terecht kwam in de bil van een matroos. die er gebukt
vóór stond, bezig iets vast te sjorren.
Gelijkertijd kwam de provoost naar boven met het bericht dat het
zeewater door allerlei paten naar beneden stroomde.
Dat was beslissend voor Isegrim". Hij liet alle hens aan dek
komen en maande aan tot kalmte en gehoorzaamheid. De schipper,
geholpen door de bootslui en de flinkste matrozen, begat zich
naar den bak, gevolgd door den eerste-officier. Nu werden eenige
hangmatten geopend en de kluisgaten, kettingkokers en overige
noodzakelijke dekopeningen met matrassen, hoofdkussens en dekens
gestopt. Ook in het benedenschip was zulks noodig; er waxen zelfs
patrijspoorten stuk geslagen. Alle koekoeken werden zwaar
dichtgeschalmd, zoodat niemand meer naar omlaag kon.
De gewonde werd in de kajuit in een hangmat geborgen, als zijnde
de eenige ruimte die droog bleef. Het schip leek meer een
drijvend fort, dan wel een zeeschip. De bovenlast : het tentdek
met kanonnen en sloepen, waarboven meters hoop uitstak de
geweldige schoorsteen, baarde den eersteofficier veel zorg, want
zulks bevorderde het slingeren ten zeerste.
Van eten of drinken kwam niet veel. De kok zag geen kans een vuur
aan te houden. Men stilde den honger zoo goed het kon met een
,,kaapsch duifje" — een stuk scheepsbeschuit in zout water
geweekt met een lap vet spek er op. Water was er gelukkig genoeg,
dat distilleerde de machine voor ons. De machinisten en stokers
hadden daar beneden een hel te verduren, als paarden werd door hen gewerkt.
Van dien kant kwamen óók klachten naar de brug. De
machines liepen ongeregeld en door het stampen kwamen aanhoudend
de schroeven bloot, waardoor de machines als dolle reuzen
dóór stampten. Dit gaf gevaar voor warm loopen.
En toen de boodschap van de machinekamer kwam :
,,bakboordsmachine weigert" — wist de commandant op
weergalooze wijze zijn waardigheid van divisie-commandant op te
houden. Hij liet alleen stuurboords-machine draaien, met het roer
te boord - snel varen was toch onmogelijk met die zee op den kop
— en liet naar den meelegger seinen : „draaien alleen
met stuurboords-machine, roer te boord" — als gold het hier een manoeuvre.
Aan het einde van den tweeden dag ging de wind plotseling liggen.
'Maar de daarop volgende nacht echter werd er een die levenslang
den opvarenden in herinnering zou blijven. De zee, dagen lang in
eene richting gestuwd, bleef nog lang woest nawerken. De golven
vormden kasteelen met torens. Zóó stond de kolos op
een trans, om als het ware daarop den sprong te meten en voorover in de diepte van het golfdal te springen.
Wordt vervolgd |
vrijdag 14 juni 2013
Schetsen en Humor 091
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten