hoofdstuk 3- Marineschetsen van 1860 tot 1900.
Nog zoo iets van de opleiding aan boord van Hr. Ms.
instructieschip ,Admiraal van Wassenaer". 1 October 1900 : 250
jongens, waarvan 115 tot de 2e of oudste afdeeling in opleiding
voor matroos 3e klas : -Het eindexamen — stel je voor : in
1900 moeten de matrozen 3e klas een eindexamen afleggen —
gaf aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Schriftelijk : Het schrijven, beoordeeld naar een opstel
over een onderwerp naar keuze, op de vaderlandsche geschiedenis
betrekking hebbende : 21% zeer goed, 23% goed, 52% voldoende, 4%
onvoldoende. Aardrijkskunde : 30% zeer goed, 40% goed, 22%
voldoende, 8% onvoldoende. Rekenen : 39% zeer goed, 39% goed, 19% voldoende, 3% onvoldoende.
Mondeling : Lezen en het weergeven van het gelezene : op
twee na allen voldoende, velen zelfs zeer goed." Ik spreek
natuurlijk niet van de kennis van het matrozenvak, het hoofdvak
bij de marine, dat uiteraard voor 90% practijk was en er wel
stevig ingehamerd werd. Wie durfde er toch in 's hemelsnaam in
1913 in de Volksvertegenwoordiging, zooals het kamerlid mr.
Mendels dat deed, nog te spreken van „de meest arme
proletariërs, jongens die gerecruteerd zouden zijn uit de
laagste klasse der samenleving" ! ? Voor de monteurs — dat
zijn de ,,electriciëns" — bij de marine, die in den
stand van matroos in dienst kwamen, werd kort na 1900 middelbaar
technische kennis vereischt ! Mijn hemel, wat heeft de doorsnee
Nederlander zijn eigen marinepersoneel toch slecht gekend....en gewaardeerd !
Want zoo'n goede, breed opgezette, voor zijn taak berekende
marine — het Vaderland eventueel te moeten verdedigen
— werd te duur geacht en er werd beknibbeld op elke
marinebegrooting en op elk gevraagd nieuw schip, telkens en telkens weer.
Ik zal niet verder ingaan op deze kwestie. Het is een verhaal op
zichzelf, waarin het noodig zou zijn ook te schetsen hoe
langzamerhand bepaalde maatschappelijke denkbeelden tot den
marine-man doordrongen. Niet van het Marxisme allereerst. Want
aanvankelijk zochten de schepelingen omstreeks 1900 steun bij den
christendemocraat Andries Popke Staalman. Maar voor de daarna
losgeslagen geesten — het waren er in wezen toch altijd
slechts, enkelen, doch die hadden door hun optreden veelal vat op
de overigens onverschillige maats — ging de democratie,
getemperd als zij werd door de christelijke beginselen, niet ver
genoeg. En zoo ontstond het contact van den ,,Matrozenbond" met
het marxistische socialisme. In het parlement streed de minister
tevergeefs voor een goede marine; op de vloot begon de strijd van de
leden van den „Matrozenbond" voor een betere materieele positie.
Die strijd zou er nooit gekomen zijn, als de marineleiding de
breed opgezette en goede marine, naar de planners van 1890-1900
verder had kunnen uitwerken. Nu echter overheerschte de
materieele zorg, de zorg voor het geestelijk welzijn. Dat moest tot conflicten leiden.
Minister Ellis, die in 1902 als commandant te Curacao, en in
hetzelfde jaar als commandant der marine te Willemsoord de
eenzijdige materialistische ontwikkeling van het personeel in
betere banen trachtte te leiden, gaf in 1903 schoorvoetend en wat
onbeholpen nog, officieel den godsdienst wederom een plaats op de vloot.
De geestelijke ontreddering voltrok zich echter naarmate de zorg
voor het materieel grooter werd. In het parlement werd de verdere
versterking van het materieel der vloot bemoeilijkt doch vond de
zorg voor de materialistische nooden van het personeel weerklank.
Onder het marinepersoneel vertoonden zich de aanhangers van de
marxistische beginselen, die het gezag aan boord zouden ondermijnen, steeds driester.
Minister Ellis trachtte de marine van deze ongewenschte elementen
te zuiveren. Het was negatief werk, omdat het positieve hem
onthouden werd. Experimenteeren met het personeel begon; het
materieel der vloot was reeds op den terugweg, nauwelijks 10 jaar
nadat de marine meende een goede toekomst tegemoet te kunnen gaan.
De besten onder de marinenmannen zelve, hielden vast ! De
opleidingen werden beter, het gehalte van het personeel
evenzoo... Het oude type stierf — door de wisselingen,
afvloeiingen en proeven — snel uit. In 1910 echter werd...
maar neen... ik zit met mijn marineschetsen nog pas rondom 1900.
En daarom wil ik van de 19e eeuw eenige fragmenten citeeren van Ewoud van Everdingen.
Allereerst een citaat uit een zijner marineschetsen, die sedert
1905 geschreven werden en omstreeks 1927 gebundeld bij Ruygrock
en Co. te Haarlem, en wel over den eersten reis van Hr. Ms.
Pantserschepen ,,Kortenaer", ,,Evertsen" en „Piet Hein" in
1896 naar de Middellandsche Zee : ,,De storm in de ,,kikkersloot"
bracht het beste in den mensch naar boven. Zelfs ,,Isegrim", de
eerste-officier, dacht aan geen ,,kadaver-discipline", aan geen
gekleed tenue en nog meer van die helsche plagerijen voor janmaat."
Je voelt wel," onderbrak Vandersteng zichzelve, ,,dat we reeds in
een ander tijdperk leven. Ik zeg niet ,,een beter tijdperk", maar
na hetgeen ik je zooeven vertelde over de periode van 1890-1900 kan de veranderde toon geen verrassing meer zijn.
Wordt vervolgd |
donderdag 13 juni 2013
Schetsen en Humor 089
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten