hoofdstuk 3- Marineschetsen van 1860 tot 1900.
Bij het vechten 's avonds tegen de muskieten, ware tijgers, die
kans zien mij door de gesteven witte pantalon de kleur van mijn
bloed te laten zien, besef ik, hoe mijn arme, klamboelooze
roeiers gebeten zullen worden, al zullen ze wel te moe zijn, om er slapeloos van te liggen.
Den anderen dag 's avonds zeven uur — er staat weer een
flinke stroom naar zee — licht de kruisboot het anker, onze
sloep op sleeper, enkel met een beurtgast daarin. Dien nacht
slapen wij aan boord van de kruisboot — zoo goed als niet.
De illusie, dat verder van den kans het aantal muskieten minder
zal zijn, dus gauw verzadigd, blijkt ijdel.
De tocht naar zee, met de zeilen bij, maar alleen in den nanacht
flauwe zuchtjes daarin, duurt ook twaalf uur; te zeven uur 's
ochtends, juist twee etmalen na ons vertrek, zijn we langszij van ons schip.
Ik heb later nog wel meer roeien gezien, mooi roeien en snel
roeien, maar roeien, zóó lang en zóó
taai als toen op de Koeteirivier heb ik nooit meer gezien."
Ewoud van Everdingen was een klein, ietwat gezet en blozend
matroos le klas, die den bijnaam had van den blazer. Een stevige
echt Hollandsche jongen, met een paar bruikbare handen en een
helderen kop. Zijn ouders behoorden tot den middenstand en lieten
hun zoon slechts noode naar de marine gaan, waarover men in het
achterland, ja ook in de groote steden, nu niet bepaald veel
goeds vertelde en waarvan in verhalen zulke ruwe woorden geschreven werden.
Maar Ewoud van Everdingen, met z'n drang naar iets anders dan het
dagelijksche sleurleven moest en zou naar de marine ! En hij
ging. De groote volgetuigde ,,Admiraal van Wassenaer" te
Amsterdam nam hem voor 't eerst op omstreeks 1890 onder de
jongens van de opleiding tot matroos. Dertien jaar later is Van
Everdingen weer „burger". Geen gewoon burger. Hij werd
oud-gast en bleef het tot zijn dood in 1935.
Wie zijn marineleven intens geleefd heeft — hij kome uit
den longroom of van voor den mast, al is het slechts enkele jaren
— blijft de marine trouw. Zoo zijn er honderden, wellicht
duizenden. Van Everdingen was de eerste van voor den mast, die marine schetsen schreef.
Hij schreef reeds, toen hij nog matroos le klas was. En dat was
een gevaarlijk karwei in die dagen, omdat de uitblinkers onder de
matrozen van dien tijd, tevens de vechters waren voor een
verbetering van de geestelijke en materieele positie van den
matroos aan het einde van de 19e eeuw. De marine van dien tijd maakte een moeilijke periode door.
In tweeërlei opzicht. Materieel en personeel. De beslissende
overgang van beide ligt omstreeks 1890-1900. De reconstructie van
de zeegaande vloot gaf ons aanvankelijk pantserschepen van het
type ,,Kortenaer" die in 1893 op stapel kwamen, ze vond
gedeeltelijk oplossing toen in 1894-1897 de plannen voor de
pantserdekschepen ,,Holland” ,,Gelderland",
,,Noordbrabant" werden uitgewerkt, doch ze dreigde weer vast te
loopen met het type schepen ,,Hertog Hendrik". ,,Tromp", ,,Koningin Regentes".
Kenmerkend is de sterk overheerschende materieele zorg. Doch in
dienzelfden tijd werd de basis gelegd voor een geheel ander type
matroos. Want dit stond bij de marineleiding van dien tijd wel
vast, dat op het moderne materieel ook modern opgeleide matrozen noodzakelijk waren.
Van de schoolbanken met een voortgezet onderwijs voor de
opleiding tot scheepsjongen, zou de matroos aan boord van de
nieuwe schepen komen; een parallel van de officieren, die als
adelborsten, komende van de H.B.S., na hun voortgezette studie op
het Koninklijk Instituut voor de marine, eerlang den longroom zouden binnentreden.
De groote omwenteling bij de marine is niet gekomen door den
Franschen tijd van 1795 tot 1813, doch ze kwam van 1890 tot 1900
als een zuiver Nederlandsch verschijnsel. Want de marineleiding
zelf legde den grondslag voor een goede marine en een ontwikkelden marineman.
„Hier," zei Vandersteng, en hij greep in zijn
„plunjezak" : „1 October 1900. Van de opleiding aan
de ,Kweekschool voor de Zeevaart" te Leiden: 170 jongens van 13%
tot 16 jaar in opleiding van scheepsjongen tot lichtmatroos. Na
het verlaten van de eerste opleiding worden de volgende cijfers
genoteerd : Lezen: 31 voldoende; 63 goed, 59 zeer goed, 17
uitmuntend. Schrijven : 1 onvoldoende, 75 voldoende, 88 goed, 6
zeer goed. Rekenen : 18 voldoende, 79 goed, 51 zeer goed, 22 uitmuntend.
Wordt vervolgd |
woensdag 12 juni 2013
Schetsen en Humor 087
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten