hoofdstuk 2- Marineschetsen na Nederlands onafhankelijkheid.
Deze tijding was ons alles behalve aangenaam, en er werd dus aan
het volk bekend gemaakt, dat zij in de kazerne, waar zij vernacht
hadden, een middagmaal bekomen en vervolgens verlof tot wandelen
verkrijgen zouden; hen bij elkander te houden, was trouwens
onmogelijk. Ten laatsten geraakten wij te zes uren 's avonds
weder aan boord der stoomboot en kwamen om elf uren zeer vermoeid
en vuil weder op de ,,Zeeuw", want door al het tobben met de
beschonken matrozen, had ons wit ondergoed deszelfs helderheid en
kleur geheel verloren en zag er bij uitstek morsig uit. Wij waren
regt verheugd ons weder met al die gasten op onzen eigen bodem te
bevinden; want op het laatst begon het ons grootelijks te
vervelen : daarbij was het zeer koud; doch ondanks ons verdriet
hebben wij echter meermalen van harte moeten lachen over de
waarlijk koddige tooneelen, welke deze beschonken lieden ons
opleverden."
Van omstreeks dien tijd is er een schets van vice-adihiraal N.
Mac-Leod, die schreef : -dat van 1843 tot 1847 de
oefenings-divisiën steeds gecommandeerd werden door 's
Konings tweeden zoon, Prins Hendrik, een zeeofficier, wiens
persoon een schoone en blijvende figuur in de geschiedenis van
ons zeewezen is en wiens kalmte, flinkheid en vertrouwen ten
allen tijde tot voorbeeld moeten gesteld worden".
Ik moet hierbij even opmerken, dat „'s Konings tweede zoon
Prins Hendrik" dezelfde is als waarvan in voorgaande schets aan
boord van het linieschip -De Zeeuw" sprake is.
Mac-Leod schreef verder : „Het eskader, waarmede de Prins
in 1843 eene reis in de Middellandsche Zee maakte, bestond uit de
fregatten ,,Rijn" en ,,Sambre", de kuilkorvetten ,,Jason”,
,,Castor" en ,,Boreas", de brikken ,,Haai", ,,Pijl" en ,,Lynx en
het raderstoomschip „Bromo".
Op de thuisreis raakten de schepen door stormweer in het Kanaal
van elkander : de Prins liep met alleen de „Rijn”,
„Lynx" en „Bromo" naar Vlissingen. Des morgens van
den 14en October voor de kust komende, zag men geen loods,
althans geen Nederlandschen, en de Prins weigerde stellig een
Belgischen te nemen. Hij deed om 8 uur sein om ,,vooruit te
loopen ter opsporing van Vlissingen loodsen", aan de „Bromo",
die daarop met 9 mijls vaart voor den wind naar de
uiterton liep, terwijl het eskader onder klein zeil bij den wind
hield.
De eerste officier van de ,Rijn" achtte de positie niet vrij van
gevaar en zeide : „Hoogheid, mag ik U in overweging geven,
dat U de verantwoordelijkheid hebt over zooveel menschenlevens
als hier op 't eskader zijn ?” Maar de 23-jarige Prins
antwoordde : „Mag ik U in overweging geven dat ik
commandeer !" De „Bromo" had om 10 uur nog geen loods
gezien en stoomde naar het admiraalsschip terug; toen werden
eindelijk de schepen van Nederlandsche loodsen voorzien en liepen
daarmede binnen.
In 1845 maakte Prins Hendrik als commandant van de „Rijn"
alleen een reis naar IJsland en Newfoundland. Bij het aandoen van
laatstgenoemde kust was het mistig, maar kalm weer. De Prins
vertrouwde op het bestek en bleef 's avonds, ofschoon men op
geringen afstand van den wal moest zijn, onder klein zeil in den
wal loopen, terwijl hij zich gekleed op een canapé ter
ruste legde.
Op de eerste-wacht stonden de officier en de adelborst van de
wacht op den bak uit te kijken en uit te luisteren. Opeens meent
de officier van de wacht branding te hooren. — ,,Ga den
Prins waarschuwen," zegt hij. De adelborst vliegt naar den
commandant en brengt het rapport over.
„Dan zou ik de bramzeils maar bijzetten," was het kalme
antwoord, waarvan de adelborst niets begreep. „Wat belieft
Uwe Hoogheid ? !" „De bramzeils bij-zet-ten-!" „Best
!" de verbijsterde adelborst rent weer naar den officier van de
wacht, die in 't eerste oogenblik ook niet dadelijk vatte, dat de
Prins, juist om het gevaar, zeker wilde zijn van de wending, en
daarom eerst meer zeil wilde maken.
Maar de Prins was dadelijk aan dek, en kommandeerde zelf de
wending, — die gelukte." „Het is best mogelijk"
— zoo besloot Vandersteng deze periode — ,dat er van
dien tijd aardiger marineschetsen zijn, doch ik heb ze niet
kunnen vinden. En wat er van mijn collega's ter koopvaardij
bekend is, heb ik laten passeeren. Niet omdat ik me daarvoor niet
interesseer, doch omdat het mijn afdeeling niet is, ieder op z'n
eigen dolt — zoo is 't nu eenmaal."
Wordt vervolgd |
maandag 13 mei 2013
Schetsen en Humor 037
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten