Marine ABC
K-boot.
De K-booten zullen slechts een korte periode van onze
geschiedenis ter zee vullen. Met de K I werd de serie van onze
onderzeebooten, die speciaal voor de kolonien waren gebouwd,
geopend. De eerste reis van deze boot viel in den vorigen wereldoorlog,
toen ze naar Indie werd gesleept door de „Witte Zee",
die tijdelijk tot oorlogsschip verheven was.
De K I werd tweemaal abusievelijk onder vuur genomen. De eerste maal op pl.m. 12 mij1
van Ouessant door een Fransch patrouillevaartuig; den tweeden
keer in de Middellandsche Zee door een Engelschen hulpkruiser.
De laatste van de K-bootserie onderzeebooten was de K XVIII,
die, evenals de K XIII, door ongeevenaarde wereldreizen den roem onzer marine heeft bevestigd.
Nadat de K XVIII was afgebouwd, werden nieuwe onderzeebooten op stapel gezet, waarop
de K niet meer werd aangebracht als een speciale aanduiding, dat
zij voor de kolonien bestemd waren; hetgeen immers ook niet het
geval was voor de bovenwaterschepen, die ook over en weer (in
Nederland en de gebiedsdeelen overzee) kunnen opereeren. De
andere dan de hierbedoelde booten, die oorspronkelijk speciaal
voor de koloniën bestemd waren en daarom K-booten werden genoemd
(K en een romeinsch cijfer) worden aangeduid met een 0
(d.i. onderzeeboot) en met een arabisch cijfer.
Met het beéindigen van deze K is, gelijk reeds met de bovenwaterschepen het geval is,
nog eens extra naar voren gekomen dat onze marine een Staatsmarine
is, d.w.z. dat onze marine moet kunnen optreden overal ter
wereld waar de Nederlandsche belangen dit vorderen.
Keesje.
Wie het woord keesje hoort denkt, als burger, wellicht
aan het keesje (pruim tabak) en als het een heele hap was, aan
„de kees achter z'n kiezen-. Het pruimen echter is bij de marine
„uitgeroeid”, men treft als hooge uitzondering nog wel eens een
pruimenden schepeling aan. Doch in 1909 bevatte een handleiding
voor seiners reeds deze verplichting : „Hij (d.i. de matroos-seiner)
is een voorbeeld van vlugheid, ijver en netheid. In den dienst onthoudt
hij zich van pruimen en andere onzindelijke gewoonten".
En de miliciens, die de scheepszindelijkheid nog moeten leeren,
krijgen als waarschuwing te lezen en te hooren : „dat het verboden
is op het dek, in de goot, door de patrijspoort of te loevert op, te
spuwen-. Neen, het keesje als pruim tabak is reeds jarenlang in
de ban. Het keesje, dat wij hier bedoelen, is een zeildoeksch-linnen
zakje met zand, dat aan een idunne werplijn bevestigd is en dient
om het eerste contact met den wal te krijgen tot het doorgeven van
zwaardere trossen. Het keesje-gooien is jarenlang een geliefkoosde
sport geweest, totdat het kogelstooten en het discuswerpen van den nieuwen tijd kwam.
Kenbariboom.
Hier hebben we nu weer te doen met een van die
eigenaardige wendingen in het spraakgebruik. Voor het opnemen
in Oost-Indie (het in kaart brengen van zeediepten, baaien en
kreken) was het van belang bakens of herkenbare punten aan den
wal te hebben. Elk uitzonderlijk punt werd als een te herkennen
punt aangegeven. De boomen die geen klapperboomen zijn, waren
natuurlijk zeldzaam. Doch waar men ze van zee uit zien kon, werden
ze op de schetskaarten als kenbare (herkenbare) boom aangegeven
en deze uitdrukking werd al spoedig verbasterd tot kenbariboom.
Kerkwimpel.
Korte stompe rood-wit-blauwe wimpel. Ook wel
rustwimpel geheeten. Wordt aan de ranok geheschen ten teeken,
dat geen bezoeken worden afgewacht; dat het rust is (middagdutje,
waaraan men zoowel in Indie als in Nederland streng de
hand houdt, al is het voor Nederland maar drie kwartier) of dat
er kerkdienst aan boord gehouden wordt. Dit laatste alleen, indien men 's Zondags op zee is.
Kerkdienst op Zondag aan boord als men op zee is, is in den loop der eeuwen steeds gehandhaafd. Wel
is er een tijd geweest — niet het minst door de vrijdenkersbeweging
aangewakkerd —, dat sommige schepelingen gemoedsbezwaren
hadden tegen het bijwonen van den kerkdienst aan boord. Dezulken
moesten dan den dienst van anderen overnemen gedurende
den tijd dat kerk 'gehouden werd en omdat het, een enkele uitzondering
daargelaten, meer een verzet was dan werkelijk gemoedsbezwaar,
koos men van twee „kwaden" ,de minst „erge" en ging dan toch maar liever ter kerke aan boord.
Indien er geen geestelijke aan boord is, (vlootpredikant of vlootaalmoezenier — en dat hij
wel eens aan boord is dateert van 1923) — wordt de kerkdienst geleid
door een der officieren. Er is een speciaal scheepskerkboek
aan boord, waarin een aantal predicaties als handleiding voor den
kerkdienst zijn opgenomen. De verhoudingen naar de godsdienstige
gezindte bij de marine, komen merkwaardig overeen met die
van het Nederlandsche volk. Nooit echter gaf een preek, hetzij door
een dominè, priester of officier gehouden dan wel voorgelezen, aanleiding
tot wrijving of conflicten aan boord.
Kerstboom.
Het geheele samenstel van bewegingsmechanisme
der dekbuizen (torpedolanceerinrichtingen), hetwelk in het voorbatterijcompartiment
uitkomt, noemt men aan boord van de onderzeebooten den kerstboom.
Deze uitdrukking is waarschijnlijk eerst
ontstaan omstreeks 1923, na den aanbouw van het type booten
„K XI", de eerste onderzeebooten met lanceerbuizen op de drukvaste
huid onder het loopdek, die verstelbaar zijn, in tegenstelling
met de boeg- en hekbuizen, die men alleen richten kan door met de geheele boot als zoodanig te richten.
„Je kan nog een heele kerstboom zien", zegt men ook wel als' de
schepen bij nachtelijke oefeningen niet voldoende in den bovenbouw verduisterd (geblindeerd) hadden.
Ketelaar.
Ketelaar zijn is geen vak aan boord. Wel gaat er
een verhaal over een burger, die, toen hij aan boord hoorde, dat
iemand ketelaar was, zich verbaasde over de veelheid van vakken
op een modern oorlogsschip, waaronder zelfs ketellappers. Als het
niet waar is, is het toch aardig verzonnen. Ketelaar zijn wil echter
zeggen, dat men niet op den gewonen tijd kan schaften — aan tafel
kan zijn — doch na-schafter of ketelaar is. Figuurlijk: Hij blijft
ketelaar; hij vischt achter het net, of hij staat er naast.
Ketelkap.
De ketels van een schip liggen — evenals de machines
— onder het pantserdek in een besloten ruimte. Voor de yentilatie
op de vuurplaat (de plaats waar de stokers de vuren verzorgen)
en de machinekamer (ook wel vetput geheeten) loopen de schotten
door tot aan het tentdek, het dek, dat niet meer dan een metalen
smalle verbinding, boven het opperdek ligt. Deze doorloopende
schotten zijn afgedekt met kappen of kleppen (liggende scharnierende
ramen). Het geheel noemt men: de ketelkap.
Ketelruim.
Wie aan een schip denkt, denkt vanzelf aan het
ruim of de ruimen tot berging van tal van goederen. Bij de marine
noemt men een bergplaats inderdaad bergplaats en kent men geen ruimen.
Een uitzondering daarop maakt het ketelruim, de plaats
dus, waar de ketels opgesteld staan. Waarom men echter alleen
van ketelruim spreekt en niet ook van machineruim, doch machinekamer,
is een van die onbegrijpelijkheden of inconsequenties van
benamingen en uitdrukkingen.
Overigens (men leze dit onder buitenhuid) spreekt men ook wel van kofferruim, waarin echter
geen koffers geborgen worden! Wellicht heeft het kofferruim zijn
naam te danken aan een vergelijking met de koffervisch (ostraciontidae),
waarbij het lichaam in een vast pantser van zeshoekige beenplaten is ingesloten
Kettinghaak.
Wordt uitsluitend gebruikt in den kettingbak bij
het ketting stuwen. Bij het indraaien van den ankerketting loopt
deze door den daarvoor bestemden koker naar den kettingbak.
Omdat de zware ankerketting niet de eigenschap heeft vanzelf
netjes in den kettingbak te gaan liggen, worden een of twee man
aangewezen, die den ketting in bochten stuwen, heen en weer, de
volgende laag telkens- dwars op de laag er onder. Dit noemt men.
slechten. Daarvoor gebruikt men lange ijzeren haken, die men kettinghaken noemt.
Kid.
Kidkiel, looze kiel, als onderdeel van schepen en sloepen,
zijn geen speciale marinetermen. Kielhalen was een straf (lijfstraf,
want de delinquent werd over boord geworpen en met een
touw onder de kiel doorgehaald) , die reeds lang (bij de Wet van
28 Juni 1854) werd vervangen door kruiwagenstraf en deze is weer
in 1895 geheel vervallen. Men spreekt bij de marine ook niet meer van kielzog.
Immers het kielzog was de trek van de zee onder
het schip door; kielwater. Sedert de schroeven een wentelenden trek
in het water veroorzaken, is men langzamerhand van „zog -zonder
de toevoeging „kiel" gaan spreken. De term kielwaterlinie voor
het achter elkaar varen bleef echter gehandhaafd, doch zal nu in
oorlogstijd welhaast uitsluitend tot het zeegevecht beperkt blijven,
daar de onderzeebooten deze formatie voor haast alle andere gevallen te riskant gemaakt hebben.
Kikkersloot.
Een tijdlang — althans zeker nog in de periode
omstreeks 1890-1920, werd bij de marine de Middellandsche Zee
spottend ook wel Kikkersloot genoemd, vooral als men ondervond
dat het daar toch ook wel „spoken kon. „Dat noemen ze nu een kikkersloot-, zei men dan.
Kingston.
Is een kegelvormige buitenboordklep op de onderzee
booten, waardoor de tanks met water gevuld worden om de boot
in evenwicht te brengen (zie aftrimmen) voor de onderwatervaart.
Overigens vindt men de kingston, die op alle schepen als veiligheidssluiting
voorgeschakeld wordt aan elken afsluiter, die een in- of
doorlaat door de scheepshuid regelt, zoodat, wanneer deze haperen
zou door het sluiten der kingstonklep (de naam is afkomstig van den
uitvinder) nog geen water in het schip kan komen door de kingston te sluiten.
Zoo is er ook nog een „kingston-valoc", een klep die naar buitenboord
open gaat in tegenstelling met alle andere typen kleppen, die naar binnenboord openen.
Kist.
Op de kist zitten wil zeggen, dat men aan boord blijft,
niet gaat passagieren, hetzij omdat men wil gaan sparen en dus zoo
zuinig mogelijk wil zijn, dan wel omdat „de centen op zijn". Van
de kist zijn wil zeggen, dat men te veel gedronken heeft. Hij is van
de kist — hij is dronken. Vroeger had de uitdrukking „van de kist
gaan" de beteekenis van „naar de vrouwen" te gaan, b.v. in Singapore.
wordt vervolgd..
|
woensdag 6 juni 2012
Matroos Vandersteng 035
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten