Marine ABC
Kaan.
Scheldnaam voor den chef van de equipage als deze opperschipper
is. Wordt natuurlijk alleen gebruikt als hij niet in de
buurt is, zelfs niet als het gemeenzaam bedoeld is, tenzij de Kaan
gevoel voor humor heeft. Maar gebruikt wordt deze uitdrukking
wel en dikwijls. Was de chef van de equipage een torpedist, of is
hij, zooals in de marinierskazerne, adjudant van de mariniers, dan is het : Klep.
Kaapsch Duifje.
Scheepsbeschuit (ook wel hardbrood, een
andere samenstelling, doch evenals de scheepsbeschuit bedoeld als
zeerampvictualie), scheepsbeschuit dus, in water, geweekt en belegd
met een stuk spek, noemt men een kaapsch duifje. Het kaapsche
duifje behoort tot de familie van den arme jongen ( zie aldaar),
doch officieel is het de naam van een kleine meeuw, die op het
Zuidelijk halfrond voorkomt.
Kaap snert varen.
Aan den wal kent men de uitdrukking „de
lamp hangt scheef" als aan het einde van de maand het huishoudgeld
op is en er dan vooral op de toespijzen voor de maaltijden
moet worden bezuinigd. Bij de marine noemt men dit : om kaap snert varen.
Kaapstander.
Kaapstander is een klein draaispil voor het inhalen van ankerketting
of trossen. Wordt tegenwoordig vooral op kleine schepen
of onderzeebooten gebruikt. Men gebruikt bij den kaapstander de
handspaak, zooals bij het groote ankerspil de windboom gebruikt
wordt, om het spil met handkracht to kunnen gebruiken indien geen stoomkracht beschikbaar zou zijn.
Kabelgat en kabelgast.
De bergplaats voor alle benoodigdheden,
of wel het detail van den chef van de equipage, heet kabelgat
en de matroos, die met de verzorging en de uitgifte — natuurlijk
na overlegging van een door den schipper geteekend briefje —
is belast, heet kabelgast. Gewoonlijk is het een der oudste matrozen,
die door jarenlange ervaring tevens vraagbaak is voor jeugdiger maats.
Kadje.
„Het is kadje halen geweest". Het salaris is uitbetaald.
Kadje is een verbastering van het maleische gadji (g uitspreken
met k-klank), dat salaris beteekent. Eigenaardig is, dat gadji weer een verbastering is van het aloude gage.
Kadraaier(ster).
Ondanks het feit, dat op de moderne schepen
de bemanning in de toko aan boord „van alles" kan koopen, blijven
de kadraaier en kadraaister de in de haven liggende schepen bezoeken
en hun waren aan de bemanning verkoopen. In de marinehaven
Den Helder wordt dit „vak" gedurende een reeks van jaren
aan boord van eenzelfde schip van ouder op ouder door eenzelfde
familie uitgeoefend; dit was b.v. ook op Malta het geval, en te Port
Mahon, waar onze schepen sedert 1896, soms meermalen per jaar kwamen.
Kajuit.
In een roei- of stoomsloep en in de motorsloep is de
kajuit de ruimte voor de passagiers. Aan boord van de schepen is
de kajuit het verblijf voor den commandant.
Kalverstraat.
Op onze kruisers „Java" en „Sumatra" hebben
we, evenals de hoofdstad, een Kalverstraat, wel niet met winkels
e.d., doch naar verhouding wel erg smal en erg druk. Ze is gelegen
op het achterschip benedendeks tusschen de hutten van officieren.
Kankeren.
Kankeren voor mopperen of murmereeren is misschien niet een
speciale marinegewoonte, maar men hoort het woord aan boord toch
wel het meest gebruiken, misschien ook wel, omdat het kankeren
aan boord tot een tweede natuur geworden is. Overigens trekt
men er zich weinig van aan. Een matroos heeft altijd wat te mopperen.
Men zegt, dat de marinier het veel minder doet, omdat hem
met den gortlepel wordt ingegeven, dat elk commando, elke opdracht,
onmiddellijk moet worden uitgevoerd zonder tegenspreken.
De matroos, zoo zegt men wel, blijft in het onmiddellijk uitvoeren
van het commando weliswaar niet achter, maar hij voert het kankerend uit.
Kapseizen.
Kapseizen, omslaan, althans kantelen van een schip. Ook wel:
maak geen kapsie (eng. capsize, doch oorspronkelijk van het Spaansche „cabeza") : maak geen keet; geen warboel.
Het kapseizen komt zelden voor, tenzij bij storm of grondzeeën of
in tijd van oorlog na een torpedo-aanval of beschieting. Een zeldzaam
geval van kapseizen van een schip was dat van Hr. Ms.
mijnenlegger „Krakatau". Dit schip voer op 11 Oct. 1932 in het
Oostervaarwater nabij Soerabaia bij gunstig weer met 132 omwentelingen
en kapseisde in enkele minuten in ondiep water, tengevolge
van de zuigkracht van het water en het openstaan van de
waterdichte deuren van het mijnendek. De bemanning kon zich
redden, doordat het schip op stuurboordszijde kwam te liggen in pl.m. 3 meter water.
Kastbaas.
Wat de kabelgast is voor den schipper en de scheepsbenoodigdheden
in het algemeen, is de kastbaas voor de machinekamer
en technische benoodigdheden en gereedschappen. De kastbaas
is gewoonlijk een ervaren stoker, olieman of korp. machinist.
Kattestaart.
Kattestaart; niet te verwarren met de „kat met zeven staarten",
want dat was een end touw, waarvan de strengen afzonderlijk tot
enden waren gedraaid. Deze kat met zeven staarten werd ,gehanteerd
bij de toepassing der lijfstraffen bij de Engelsche marine.
Bij de Nederlandsche marine was deze niet in gebruik. Daar kende men
het „laarzen". Een schepeling die b.v. veroordeeld was tot „het vallen
van de ra" (den veroordeelde, zittende en gebonden, van de groote
ra in het water te laten vallen, en hem aanstonds weder op te
hijschen) werd bovendien nog, met een eind touw „slagen toegebragt
op de broek". In dit geval werd dit „laarzen" genoemd.
Ook werd het „slagen met handdaggen" toegepast door het toebrengen van
slagen aan den veroordeelde, gekleed zijnde, op den rug en op de
broek, met een eind touw, ter dikte van niet meer dan twaalf garens
op streng en het getal van zestig slagen niet te boven gaande". De
lijfstraffen zijn bij onze marine in 1879 afgeschaft. De Kattestaart
echter is 'n onderdeel van 't seinen n.l. contrasein met seinvlag.
wordt vervolgd..
|
donderdag 31 mei 2012
Matroos Vandersteng 034
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten