Marine ABC
Holmesreddinglicht.
De geus - Is een aanhangsel aan een reddingboei; het
is een bus met phosphor calcium, door een touw verbonden aan de
reddingboei. Valt de boei te water, dan wordt het reddinglicht meegetrokken;
een paar lipjes worden daardoor afgescheurd, zoodat het
poeder met zeewater wordt vermengd. Er ontstaat dan phosphor
waterstof, dat aan de lucht ontbrandt en een wit licht en veel rook
geeft, zoodat bij dag en bij nacht duidelijk zichtbaar is waar de
reddingboei — en hopelijk ook de drenkeling — te water ligt.
Hoofd-machinekamer.
Vroeger ook wel chef-machinekamer genoemd, heeft de leiding aan boord over .de machinekamer-installatie.
Het hoofd-machinekamer is uiteraard altijd een officier van den marinestoomvaartdienst (afgekort M.S.D.).
Hoos.
Ook wel hoosgat, is het verkoperde gedeelte achter in
de sloep, voor de achterste doff en tevens het laagste gedeelte in
de sloep, waarheen het water zich verzamelt en door het hoosvat
(houten schep met handvat) wordt weggehoosd buiten boord.
Hijsch.
Onder hijsch wordt verstaan een vlaggesein, d.w.z.
een combinatie van seinvlaggen, die gezamenlijk in een hijsch vertoond worden.
I.
Indische turn.
Elke marineman (althans het Europeesche vrijwillig
dienende personeel) dient ook, en wel afwisselend — men
noemt dit bij de marine „op toerbeurt" — in Oost- of West-Indie.
De gehuwden, die hun gezin niet meenemen, dienen twee jaar, de
ongehuwden drie jaar en de gehuwden, die hun gezin wel meenemen,
dienen vier jaar in Indie. Hoewel dit niet voor elk dienstvak
hetzelfde en zelfs voor personen uit hetzelfde dienstvak geen
regel is, wordt er wel naar gestreefd, dat men ongeveer evenveel
jaren in Nederland als in de gebiedsdeelen overzee dient. Zoo'n
periode in Indie doorgebracht noemt men een Indische turn, ook wel „turn- of „term".
In de takken klimmen.
Is een uitdrukking aan den zeiltijd
ontleend, waaronder verstaan werd in het tuig en in het bijzonder
op de ra's te klimmen. De stokers hebben deze uitdrukking overgenomen
voor hun klauteren tusschen de vlampijpen als de ketels moeten worden schoongemaakt.
Inleggen.
Het kan vreemd gaan met sommige uitdrukkingen.
Als de matroos in den zeiltijd in het tuig openterde was het uitleggen
op de ra als een begin van een oefening te beschouwen en
het inleggen als het eindigen. Het woord uitleggen is sedert het
verdwijnen van zeilschepen zonder beteekenis geworden en in
onbruik geraakt. Het inleggen echter wordt nu nog voor alle
mogelijke gevallen gebruikt, waarvoor men evengoed inrukken
kan bezigen. De beurtgast in de sloep kan inleggen; de uitkijk op
het lichtdek kan inleggen; de groep die les krijgt kan inleggen, enz.
Instuif.
Instuif. Bezoek van burgers, invite's e.d. aan boord met een
daaraan verbonden gezellig bal op de campagne. Vooral op buitenlandsche
reizen is de instuif een belangrijke gebeurtenis voor de
Nederlanders of Nederlandsche kolonie in de havenplaatsen welke
men aandoet dikwijls ook een contra-beleefdheid voor de aan den
wal ondervonden vriendelijkheden en belangstelling van de zijde
van de burgerij voor Nederland in het algemeen en de marine — het
schip en de opvarenden — in het bijzonder. Overigens kan iedereen
daaraan ongenoodigd deelnemen als men relaties heeft met het schip.
J.
Jacobsladder.
Een touwen ladder met houten sporten. Op de
pantserdekschepen liep zulk een jacobsladder van de brug achter
den mast omhoog tot den uitkijkpost, een overblijfsel nog van het
kraaiennest. Van de sloepen, die in de davits hangen en van de
bakspier tot op sloephoogte in het water, waren eveneens jacobsladders
aangebracht. Om van het bovendek in de te water liggende
sloepen te komen wordt echter een stormladder gebruikt en men
werpt deze ook Tangs boord als b.v. de loods aan boord moet komen.
De treden van de stormladder zijn n.l. breeder, zoodat er eenige
ruimte is ,om met de handen de touwen van de ladder te kunnen
vasthouden als deze, door het gewicht van den opklimmenden man strak tegen buitenboord hangt.
Men sprak ook wel van een vaste Jacobsladder of dronkemanstrap
als men de boordklampen bedoelde, waarvan bij Vaireep nadere bijzonderheden te vinden zijn.
Jantje Kaas.
Een tijd lang, (ontstaan tijdens den Belgischen
opstand) werd de marine met „Jantje Kaas" aangeduid, hoewel
woordenboeken dezen scheldnaam aan den soldaat geven. Het
gezegde : „Het is bij Jantje Kaas goed (slecht) dienen" wordt soms
ook nu nog gebruikt. Er is een lied (men kan het, overigens
zonder eenige nadere toelichting, vinden in het Adelborsten-jaarboekje
1919), waarin de marine als Jan Kaas wordt bezongen.
Japaneesche bullen.
De gewoonte om van de reizen of na het
verblijf in Indie geschenken mee te nemen voor familieleden in
Nederland heeft altijd bestaan. Er is een lange periode geweest
waarin men de voorkeur gaf aan uit Japan in Indie aangevoerde
artikelen. Sedert Japan echter den export ook naar Europa overbracht
en vooral ook Duitschland alle mogelijke „curiosities -van het
Oosten fabriceerde, was er geen aardigheid meer aan deze artikelen
zelf naar Nederland mee te sleepen. Toch blijft het meenemen van
geschenken zelfs nu nog genoemd: Japansche bullen meebrengen.
Zoo'n periode is er ook geweest voor Chineesch bullen.
Jekkers uit.
Het was spoedig „jekkers uit" : Er ontstond
spoedig een vechtpartij. (Jekker, eigenlijk pijjekker, doch jekker wordt meer en meer gezegd).
Joelen.
Op zeilschepen was het joelen in het want en op alle ra's
een onderdeel van de paradeerrol en werd vnl. gedaan als er
vorstelijke personen aan boord kwamen. Het joelen is blijven bestaan,
zij het dan niet in het want en gewoonlijk alleen na een toespraak
voor den boeg, als aan het einde een driewerf „Hoezee op
het Staatshoofd wordt uitgebracht en daarbij met de mutsen en
petten in de rechterhand een „ruk omhoof gegeven wordt bij elken
keer dat „hoezee-geroepen wordt. De schipper geeft daarvoor op
het bootsmansfluitje het signaal. (Zie overigens ook bij Paradeeren).
De kreet „hoezee-(aanvankelijk Houzee) werd reeds gebezigd
tegen de Spaansche onderdrukkers en de schepelingen werden daarmede
aangemoedigd goed zee te houden om de overweldigers ook buitengaats er van langs te geven.
Jol.
Ook wel schuit. De boot was een groote sloep, de schuit
een jol. Wordt op kleine schepen, o.a. torpedobooten en onderzeebooten
meegevoerd. Schuit, wordt ook wel schertsend gezegd
als men het oorlogsschip — die schuit— bedoelt.
Jonker.
De adelborsten, tegenwoordig adspirant-officieren
voor de marine, worden officieel als jonker aangesproken.
De naam jonker dateert nog uit den Franschen tijd; kort na het
decreet van 1 October 1806, Coen de adelborsten vaandrig, later
vlagge-jonker werden genoemd. Adelborst was een naam, die ook
de burgerwachten, samengesteld uit de welgestelde families der steden in vroeger tijd, droegen.
Jutter, jutterij.
De inwoners van Den Helder en de nabij gelegen
badplaats Huisduinen worden bij de marine jutters genoemd of
„van de jutterij". Strandjutten-stranddieven, d.w.z. het zich toeeigenen
van aangespoelde goederen, die feitelijk aan den strandvonder
(de strandvonderij) of gegeven moeten worden. De naam is afkomstig
van den volksstam Juten, de bewoners van Jutland, die in de
5e eeuw n. Chr. meehielpen aan de verovering van Engeland door de Angelsaksen.
wordt vervolgd..
|
woensdag 30 mei 2012
Matroos Vandersteng 033
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten