maandag 1 mei 2017

Handboek 27

logo
blz 90 - 91
vervolg van blz 89
Bij vergiftiging door kolendamp of andere gassen dadelijk den patiënt uit het vertrek verwijderen of zorgen voor ruimen toevoer van frissche lucht (gaskraan afsluiten).
Bij verstikking door een vreemd voorwerp, eerst trachten dit de vingers te verwijderen. Gelukt dit niet, dan den patient met de Borst op of tegen een hard voorwerp, b.v. een tafel, leggen en stevig met beide vuisten een flinken duw in den rug geven.
Bij verhanging niet vergeten den patient voor het afsnijden met den vrijen arm te steunen.
Bij bevriezing bedenken, dat bevroren ledematen zeer broos zijn en gemakkelijk breken. Deze moeten daarom eerst lenig gemaakt worden door wrijving met sneeuw of koude doeken in een koude omgeving (niet in een warm vertrek), voordat men de kunstmatige ademhaling toepast.
De toestand van schijndood kan zoowel optreden bij door den bliksem getroffenen als bij hen, die in aanraking zijn geweest met een electrischen stroom. Men passe dus op hen steeds de vorenbedoelde behandeling toe.
Breng den patient buiten het bereik van den electrischen stroom. Ge moet hierbij echter u zelf beschermen tegen dien stroom. Bij de gewone huisleiding slaat ge een slip van een jas of rok om uw hand, deze words daardoor slecht geleidend. Hoeft de patiënt zijn hand met kracht geslagen om het voorwerp, dat onder stroom staat, strek dan zijn duim krachtig met uwe door een droge doek (jas of rok) geisoleerde handen.
Bij sterkere stroomen zooals in electrische bedrijven of bij breuk van de kabel van een tram, is redding soms zeer gevaarlijk. Er bestaan kistjes met voorwerpen om zonder gevaar den draad aan te vatten of door te snijden.
Ontbreken deze voorwerpen, dan kan men in sommige gevallen een ijzeren stang of ketting over den draad laten vallen en aldus den stroom afleiden. Twee droge houten wandelstokken, liefst met een jas omwikkeld, kunnen goede diensten bewijzen om den patient buiten den stroom te brengen.
Is dit geschied, dan altijd aannemen, dat de patient schijndood is, kunstmatige ademhaling toepassen en geneeskundige hulp inroepen.
ZEILEN MET SLOEPEN.
De zeilsloepen zijn meestal voorzien van het model eenheidstuig ; do voorste en de achterste mast zijn dan even lang. Bij enkele nog bestaande oudmodel tuigen, waarbij gebruik gemaakt wordt van emmerzeilen, is de achterste mast de langste.
De zeilen worden versterkt door de lijken, d.z. einden tros, waaraan de zeilen genaaid zijn en waarop de leuvers bevestigd worden, waarmede het zeil wordt uitgehaald.
Op den schootleuver is de schoot bevestigd, waarmede het zeil van onderen Haar achteren wordt uitgehaald. Met de hals wordt het zeil aan de voorzijde uitgehaald. Met het ra-lijk wordt het zeil met een rijglijn aan de ra bevestigd.
Men kan het zeil bergen, door de ra te strijken met het val. Bij harden wind verkleint men het zeil door er een rif in te steken. De onderzijde wordt dan opgedoekt en met knuttels vastgemaakt.
De schoot en de hals worden dan door de rifleuvers geschoren.
Naar gelang van de windrichting ten opzichte van de sloep, zegt men dat deze ligt voor den wind, van den wind, halverwind, ruimschoots, bij den wind of op den wind als in onderstaande figuur is aangegeven.
sloeptekening
De zijde waar de wind inkomt is de loefzijde, de andere de lijzijde. Komt de wind aan stuurboord in, dan zegt men dat men over bakboord ligt en omgekeerd. Men kan niet scherper zeilen dan bij den wind. Heeft men het doel zoodanig in den wind dat men het bij den wind niet bezeilen kan dan moet men opwerken, d.i. beurtelings over S.B. en B.B. liggende het doel bij den wind naderen. Om van bij den wind over den eenen boeg te komen tot bij den wind over den anderen boeg, laat men de sloep door den wind gaan, hetgeen wenden genoemd wordt.
vervolg op blz 92 - 93 in de rechterkolom
blz 92 - 93
Op het commando : Klaar wenden, worden de schooten gereed gehouden om losgegooid te worden en over den anderen boeg weer aangehaald te worden. Om de sloep gemakkelijk in den wind te laten opdraaien, worden de schooten bijgevierd op het commando : ,,ree". Wil de sloep, die op den wind is gedraaid, niet doordraaien, dan kan men dat bevorderen door de voorschoot uit te houden. Is de sloep door den wind dan worden de schooten over den nieuwen boeg uitgehaald. Kan men om een of andere reden niet wenden, dan kan men over den anderen boeg komen door voor den wind om te gaan, hetgeen ook wel halzen wordt genoemd. Met deze manoeuvre verliest men echter veel loef. terwijl het over­slaan van de zeilen voor den wind (geipen) soms gevaarlijk is. Wil men de sloep onder zeil ongeveer op dezelfde plaats houden, dan moet men bijdraaien. Men houdt de sloep dan aan den wind met de voorzeilen tegen en de achterzeilen vol. Hierbij verlijert men echter steeds. Een zeilsloep moet geballast zijn. Liefst met gevulde watervaatjes. De bemanning moet zooveel mogelijk blijven zitten en niet op de doften gaan staan. De schooten mogen niet belegen zijn, doch moeten in handen worden gehouden om ze zoo noodig dadelijk te kunnen vieren of los te kunnen gooien.
KOMPAS.
Het kompas wijst ons de richting der 32 hemelstreken, waarin de horizon verdeeld is.
kompas
Men onderscheidt deze in hoofd-, hoofdtusschen-, tusschen- en bijstreken.
Er zijn 4 hoofdstreken : Noord (N.), Oost (O.), Zuid (Z.) en West (W.).
Midden tusschen een paar hoofdstreken ligt een hoofdtusschenstreek, bijv. : tussschen N. en O. ligt Noord-Oost. Er zijn dus 4 hoofdtusschenstreken : NO., ZO., ZW., NW.
kompasstreken
Weer in het midden tusschen een hoofd- en een hoofdtusschen streek ligt een tusschenstreek, die dan naar beiden genoemd wordt, dus bijv. tusschen N. en NO. ligt NNO, enz. Er zijn 8 tusschenstreken : NNO., ONO., OZO., ZZO., ZZW., WZW., WNW. en NNW.
kompasstreken
De streken liggen ten slotte tusschen de bovengenoemde hoofdtusschen- en tusschenstreken, zoals hieronder is aangegeven
De streken kunnen weder onderverdeeld worden in halve streken.
Vanaf Noord met zon omgaande krijgt men dan : N., N1/2O., NtO., NtO,1/2O., NNO., NNO1/2O., NOtN., NO1/2N., NO., NO1/2O., NOtO., NOtO1/2O., ONO., ONO1/2O., OtN., O1/2N., O., enz.
Nog fijnere verdeeling in kwartstreken wordt zelden gebruikt.
Men maakt dan gebruik van de verdeeling in graden.
Vervolg op blz 94

Geen opmerkingen :