maandag 1 mei 2017

Handboek 30

logo
blz 103- 104
Regeling betreffende het verleenen van steun door de Koninklijke nationale vereeniging tot steun aan miliciens.
§ 1.
(1). De chef van het bureau zeemilitie draagt er zorg voor, dat de zeemiliciens, die voor eerste oefening in werkelijken dienst zijn, worden ingelicht omtrent het verleenen van steun, in verschillenden vorm, door de Koninklijke nationale vereeniging tot steun aan miliciens.
(2). De wijze, waarop de vereeniging door zeemiliciens, die haar steun inroepen, wenscht te zien gehandeld, en de wijze, waarop de vereeniging zich voorstelt ten aanzien van verzoeken van zeemiliciens te handelen, zijn weergegeven in de volgende paragrafen.
§ 2.
(1). Zoo spoedig mogelijk nadat zeemiliciens de eerste oefening hebben aangevangen, wordt hun bekend gemaakt, dat diegene harmer die door de verplichting tot het vervullen van de eerste oefening een vaster werkkring heeft moeten verlaten en prijs stelt op het behoud of het weder verkrijgen van zijn betrekking, zich tot de in § 1 genoemde vereeniging kan wenden met het verzoek, dat zij haar medewerking zal verleenen tot het verkrijgen van de toezegging, dat hij na vertrek met groot verlof weder in bedoelden werkkring zal worden aangenomen.
(2). Het verzoek moet schriftelijk geschieden.
(3). In het verzoek moeten worden opgegeven de datum, waarop de zeemilicien de eerste oefening heeft aangevangen, de datum, waarop deze oefening vermoedelijk voor hem zal eindigen, alsook de naam en het adres van den werkgever, hij wien de zeemilicien tot het tijdstip van zijn opkomst in betrekking was.
(4). Het verzoek moet worden gezonden aan het secretariaat der vereeniging, adres : Hemonylaan 14, Amsterdam- (Z.)
Vervolg van blz 104-105 in de rechterkolom
vervolg blz 104 - 105
§ 3.
(1). Het secretariaat der in § 1 genoemde vereeniging doet het ontvangen verzoek in den regel toekomen aan een plaatselijke afdeeling.
(2). De in het vorige lid bedoelde afdeeling of het secretariaat treedt spoedig na ontvangst van het verzoek in verbinding met den werkgever, met het doel te bereiken, dat deze vroegtijdig rekening zal houden met het tijdstip, waarop de zeemilicien vermoedelijk weder te zijner beschikking zal kunnen zijn.
§ 4.
(1). Tegen het einde van de eerste oefening worden de zeemiliciens andermaal op het bestaan van de in § 1 bedoelde vereeniging opmerkzaarn gemaakt.
(2). De zeemilicien, die dan nog geen stellige toezegging aangaande herplaatsing in zijn vorigen werkkring heeft verkregen, hoewel hij tevoren een verzoek, als bedoeld in § 2, aan de vereeniging richtte, kan nogmaals een verzoek van dien aard aan het secretariaat der vereeniging zenden.
(3). Na ontvangst van het in het vorige lid bedoelde nadere verzoek herhaalt de vereeniging haar pogingen tot het herplaatsen van de zeemilicien in de door hem verlaten betrekking of doet zij pogingen, hem geplaatst te krijgen in een soortgelijke betrekking.
(4). Indien met de in het vorige lid bedoelde pogingen geen gunstige uitslag wordt bereikt, zal de vereeniging den zeemilicien behulpzaam zijn bij het verkrijgen van een anderen werkkring.
§ 5.
Indien de zeemilicien van de in § 1 genoemde vereeniging hulp in anderen vorm wenscht te verkrijgen en hij daartoe een schriftelijk verzoek aan de vereeniging richt, zal deze overwegen, of en in hoever zij aan het verzoek zal voldoen.
§ 6.
De vereeniging onthoudt in den regel de gevraagde hulp aan den zeemilicien, die zich door minder goed gedrag gedurende zijn verblijf in werkelijken dienst het verkrijgen van deze gunst niet waardig heeft gemaakt.
naar blz 106

Geen opmerkingen :