maandag 1 mei 2017

Handboek 02

logo
blz 3 - 4
DOEL VAN HET HANDBOEK
Het handboek heeft voornamelijk ten doel, den zeemilicien, die met groot verlof is, in de gelegenheid te stellen het een en ander na te lezen over datgene, wat hem gedurende zijn diensttijd is geleerd. Daarom blijft het exemplaar van het handboek, dat hem in de marinekazerne te Willemsoord is verstrekt, zijn eigendom en ontvangt hij bij zijn vertrek met groot verlof de uitdrukkelijke aanbeveling er een veelvuldig gebruik van te maken, ter bevordering van zijn algemeene bruikbaarheid bij opkomst voor herhalingsoefeningen en bij mobilisatie.
Voorts zal het handboek als leidraad kunnen dienen gedurende den oefeningstijd, en wordt het daarom den zeemiliciens dan ook ter veelvuldige lezing ten zeerste aanbevolen in hunne vrije oogenblikken, omdat zij zich daardoor het geleerde veel gemakkelijker zullen eigen maken. De niet bedrukte bladzijden achterin zijn bestemd tot het maken van aanteekeningen en tot het invullen van voorkomende veranderingen.
BESTEMMING EN DIENSTTIJD VAN DEN ZEEMILICIEN.
De zeemiliciens zijn bestemd tot bemanning van de oorlogsschepen, tot het bezetten van de kustwachtposten en tot het dienst doen bij de inrichtingen der zeemacht. Voor zoover voor het tijdstip, waarop hun dienstplicht eindigt, van hun diensten geen gebruik meer behoeft te worden gemaakt ten behoeve van de zeemacht, kunnen zij worden bestemd voor diensten bij de landmacht.
De korporaals en manschappen der zeemilitie blijven dienstplichtig tot 1 October van het jaar, waarin zij 40 jaar oud worden (zij, die den rang van sergeant of hooger bekleeden tot 45 jaar) en kunnen dus tot dat tijdstip in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden, allen of voor een deel worden opgeroepen om in werkelijken dienst te komen. De duur der eerste oefening wordt jaarlijks bepaald en bedraagt bij de zeemilitie :
A : ten hoogste negen maanden voor hen, die na hun inlijving in opleiding zijn genomen uitsluitend voor den dienst bij de marinekustwacht;
B : ten hoogste vijftien maanden voor de overige dienstplichtigen, behoudens het bepaalde onder c;
C : ten hoogste achttien maanden voor hen, die na hun inlijving in opleiding zijn genomen tot onderofficier, inbegrepen de rang van korporaal.
Gedurende dezen tijd krijgen de zeemiliciens onderricht in al datgene, wat zij noodig hebben te weten om behoorlijk dienst te kunnen doen op de verschillende oorlogsschepen, bij de inrichtingen der zeemacht en op de marine-kustwachtposten.
Wanneer het evenwel ter handhaving of tot herstel van de open-bare orde of rust of om andere overwegende redenen noodig is, kunnen de zeemiliciens, die in werkelijken dienst zijn, voor zooveel noodig, langer in dienst worden gehouden.
Zij, die met groot verlof zijn, kunnen om dezelfde redenen voor den werkelijken dienst worden opgeroepen. De jongste lichting wordt hiertoe altijd het eerst gekozen.
De dienstplichtige kan, als hij voor groot verlof in aanmerking komt, in werkelijken dienst worden gehouden :
A - zoolang hij den graad van geoefendheid, then hij bij het einde van den oefeningstijd had moeten bezitten, niet heeft bereikt;
B - gedurende evenveel dagen als hij door het ondergaan van straf, door ongeoorloofde afwezigheid of door desertie niet aan den dagelijkschen dienst heeft deelgenomen;
C - zoolang dit noodig is tot het ondergaan van straf of voor het onderzoek omtrent een strafbaar feit of een krijgstuchtelijk vergrijp, waarvan hij verdacht of beklaagd wordt;
D - zoolang hij de geldelijke schuld, die ingevolge administratieve bepalingen op hem rust ter zake van zijn aansprakelijkheid voor militaire goederen, niet heeft aangezuiverd;
E - zoolang hij ziek is, voor zoover hij zelf verlangt in werkelijken dienst te blijven en zijn toestand dit wenschelijk maakt;
F - zoolang het vertrek met grootverlof gevaar zou opleveren voor verspreiding van in de kazerne of aan boord heerschende of geheerscht hebbende besmettelijke ziekte.
De zeemiliciens kunnen aangewezen worden voor diensten buiten Europa. Onvoorziene omstandigheden kunnen oorzaak zijn, dat zij niet in Nederland zijn teruggekeerd voor het einde van den voor hen bepaalden oefeningstijd. In dat geval kan in gewone tijden hun verblijf zonder hun toestemming in werkelijken dienst met niet meer dan 4 maanden worden verlengd.
vervolg op blz 5 - 6 in de rechterkolom
blz 5 - 6
vervolg van blz 4
In vierde jaar (voor zooveel de kustwachters betreft evenwel in het vijfde jaar), volgende op dat, waarin de eerste oefening een aanvang nam, worden de zeemiliciens opgeroepen voor een herhalingsoefening, welke ten hoogste 40 dagen duurt. Het doel dezer oefening is het vroeger geleerde nog eens te herhalen en de zeemiliciens zoodoende op de hoogte te doen blijven van hun werk.
Na afloop van den eersten oefeningstijd en de herhalingsoefening worden zij met groot verlof gezonden. De verlofganger heeft na zijn vertrek nog aan eenige verplichtingen te voldoen. Deze verplichtingen zijn duidelijk omschreven in het zakboekje, dat hij bij zijn vertrek medeneemt. Ernstig wordt de verlofganger er op gewezen, deze bepalingen aandachtig na te lezen en stipt op te volgen; voorts wordt hij er aan herinnerd, dat niet opvolgen van deze voorschriften, oproeping in werkelijken dienst ten gevolge kan hebben.
De vervoerbewijzen, die hij bij oproeping in werkelijken dienst noodig heeft, zijn eveneens achter in het zakboekje gehecht. Ook vindt hij daarin een lastgeving en eenige bons, welke hij noodig heeft, indien de dienstplichtigen tot opkomst in werkelijken dienst met spoed worden opgeroepen.
Hoe deze oproeping geschiedt en hoe de zeemilicien dan te handelen heeft, staat wederom uitvoerig in het zakboekje beschreven. Hier wordt er slechts op gewezen, dat oproeping in werkelijken dienst met spoed alleen in zeer ernstige tijden zal plaatsvinden, dat de zeemilicien dus ernstig te kort zou schieten in zijn plicht tegenover Vaderland en Vorst, indien hij niet met den meesten spoed, volgens den hem aangewezen weg en met inachtneming van de grootste orde aan deze oproeping gevolg zou geven. Iedereen bedenke, dat van een vlugge, ordelijke mobilisatie wellicht de veiligheid van land en volk afhangt.
Niet eerder dan bij ontvangst van het bewijs van ontslag uit den dienst is de verlofganger gerechtigd zich van zijn plunje en kooigoederen te ontdoen. Hij is verplicht deze goederen steeds zoodanig bij elkaar te bewaren, dat zij bij een oproeping tot opkomst met spoed, onmiddellijk kunnen worden medegenomen.
De bij terugkomst in werkelijken dienst ontbrekende goederen worden weder op zijn rekening verstrekt; bovendien is hij krijgstuchtelijk strafbaar wegens overtreding van het voorschrift om bij opkomst in werkelijken dienst in uniform gekleed te zijn en voorzien te zijn van de tot zijn verlofuitrusting behoorende goederen.
Bij vestiging buiten Nederland verder dan 15 km van de grens kunnnen desgewenscht de uitrustingsgoederen worden ingcleverd tegen taxatieprijs. De vergunning tot die inlevering wordt verleend na inzending aan den Minister van Defensie van een bewijsstuk, waaruit blijkt, dat de zeemilicien zich metterdaad buitenslands gaat vestigen. Indien het zakboekje zoek raakt, moet de verlofganger hiervan kennis geven aan den burgemeester zijner woonplaats. Hij vraagt dan een bewijs, dat hij die mededeeling heeft gedaan, en ,verzoekt aan den commandant der marine te Willemsoord een nieuw zakboekje aan te vragen.
INDEELING EN OPLEIDING.
De bij de zeemilitie ingelijfde dienstplichtigen worden aanvankelijk ingedeeld in: matrozen, kustwachters, zeemiliciens bij de marinetroepen (zeem. M.Tr.) hulptelegrafisten, seiners, stokers, olieman, chauffeurs, vliegtuigmakers, ziekenverplegers, schrijvers, hofmeesters, bedienden, koks en barbiers. Zij ontvangen hun eerste militaire opleiding in de marinekazerne te Willemsoord en worden na 2 maanden (de zeemiliciens M.Tr. evenwel na 1 maand) ter verdere opleiding naar de daarvoor aangewezen schepen of inrichtingen der zeemacht overgeplaatst.
Ofschoon het oppervlakkig beschouwd moeilijk schijnt alles te leeren, wat van een geschikten zeemilicien kan worden vereischt, zoo is het voor iemand met een gewoon verstand en goeden wil, gemakkelijk te doen; ieder zeemilicien moot bovendien wel bedenken, dat het hem later voor alle betrekkingen steeds tot aanbeveling wanneer hij zich gedurende zijn diensttijd bij de zeemacht goed heeft gedragen en getoond heeft bekwaam en geschikt te zijn.
SOORTEN VAN SCHEPEN.
De taak der oorlogsschepen is den vijand te water te bestrijden. De omstandigheden waaronder, de plaats waar dit zal geschieden en de wijze waarop wij den vijand afbreuk willen doen, kunnen zeer verschillend zijn en het spreekt dus wel vanzelf, dat niet alle oorlogsschepen gelijk zijn, dat er dus verschillende soorten (typen) van oorlogsschepen moeten zijn. Zoo bijvoorbeeld zullen er schepen zijn, die in volle zee den strijd met den vijand moeten aanbinden, terwijl andere tot taak hebben op te treden in de nauwe en vaak ondiepe vaarwaters tusschen de eilanden van onze kust.
vervolg op bladzijde 7

Geen opmerkingen :