Marine gewoonten en gebruiken
Er is niet veel fantasie noodig zich de vloot, met haar wapperende
vanen en het joelende scheepsvolk voor den geest te halen
en zich een wijle te vermeien in dit levendige tafereel, dat een
schrijver uit de 17e eeuw van dit grootsche feest gaf, of zooals
Vondel het in zijn „Lof der Zeevaart" bezingt :
Wat vlaggen ziet men hier afzwieren van haar stengen
Wat kleuren, groen en geel, hun mengsel hier vermengen. Oranje-blanje-bleu ! Wat purper en rood goud, Wat levend vermiljoen het oog met lust aanschouwt ! Wat wapens brommen hier, in wimpels, toppestanders, En sluiers fijn van draad! 0, welke salamanders ! Wat leeuwen zilverblank in paars, in rood, in groen ! Hier zweeft een adelaar; daar slingert een griffoen; Hier pronkt een pauwe steert, bezaaid met gouden oogen De praal van Juno's koets; en ginder komt gevlogen Een witte Noachs duif met den olijventak, Daar ‘daalt Mercurius van 't licht gesterrend dak.
Onwillekeurig tracht ik vergelijkingen te maken met de marine
van dezen tijd. Het samentrekken van onze scheepsmacht bij wijze
van vlootrevue, gebeurde in Nederland voor het laatst op 15 September
1898 op het Hollandsch Diep onder bevel van den Schout
bij Nacht F. K. Engelbrecht. Daar hadden zich verzameld de pantserdekschepen
"Zeeland", "Holland" en "Friesland", de pantserschepen
"Evertsen" en "Piet Hein", het flottieljevaartuig "Koetei"
(dat tijdens de vlootrevue opdracht kreeg naar Indië te vertrekken),
de visscherij-politie-vaartuigen "Zeehond" en "Dolfijn", het artillerie-instructieschip "Bellona", de riviervaartuigen en monitors
"Cerberus", "Krokodil", "Mosa" en "Rhenus", de kanonneerbooten "Hefting",
"Hadda", "Raaf" en "Gier", het torpedo-transportvaartuig
"Mercuur" en de torpedobooten "Ardjoeno", "Empone", „Icijen", „Krakatau" en „Batok", totaal vijf groote schepen en achttien kleine vaartuigen.
De zeilmarine was er niet meer vertegenwoordigd.
De nieuwe marine van ijzer, staal en stoom had
zich maar nauwelijks losgemaakt van de teekenkamer der technische
baroe's, die gedrochtelijke monsters van schepen en vaartuigen
als drijvende batterijen hadden ontworpen, waarop de manschap
van den ouden tijd onwennig ijsbeerde. De vergelijking met
de fraaie en sierlijke schepen uit de 17e eeuw is niet in alle opzichten eerlijk. Ik weet het.
Deze schepen waren het hoogtepunt,
na eeuwenlange ontwikkeling op een veelzijdig bekend gebied.
De schepen van staal en ijzer en stoom waren het resultaat van
enkele tientallen jaren van ontwikkeling op een nog geheel onbekend
terrein, waaruit de pantserdekschepen „Zeeland -, „Friesland-
en „Holland" voor dien tijd niet onverdienstelijk voor den
dag kwamen. Maar wie zou ze, gelijk Vondel in zijn tijd, durven bezingen als :
0, Goddelijk gesticht! gij lokt mijn zinnen uit :
Neen, zóó zouden de schepen van de negentiger jaren nooit door
een dichterlijk oog bezien zijn. De manschappen van dien tijd
konden met hun „rapheid en stouten aard" in 't tuig niet meer voor
den dag komen, omdat het tuig van het zwierige zeilschip, op de stalen schepen verdwenen was.
Gij juichende Meermin en Waterlandse bruid ! De schoonheid van uw pruik Neptunus houdt gevangen, Als hij kleinoodje en goud ziet aan uwe oren hangen Gij schijnt een Cypria, die in het parlemoer Na 't Cypers eiland toe op 't levend marmor voer. En met 't aanminnig vier haars uitzichts, eer ze landden, Al wat 'er plompt in 't nat van minne dede branden. blz 58 - 59. wordt vervolgd.. |
maandag 18 november 2013
Marine Gewoonten en Gebruiken 58-59
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten