hoofdstuk 4- Marineschetsen van 1900 tot den Mei-oorlog 1940.
Dadelijk schakelde ik den motor terug op „halve kracht
vooruit" en zoo voeren wij naar de plaats waar Hr. Ms. jan van
Gelder" lag. Slechts zeer langzaam konden we vooruit komen,
telkens uitwijkend voor groote stukken hout en andere scheepsonderdeelen.
Plotseling zag ik twee matrozen, recht vooruit, in het water
liggen, zich vastklemmend aan een van de boeien die we bij het
vegen gebruikten. Daar ik, behalve korporaal-motorist
Baljé, maar een matroos bij mij aan boord had, stuurde ik
beiden naar achteren, omdat het bij de vrij zware zee die er
stond, onmogelijk voor de drenkelingen was, om alleen aan boord te klimmen.
Zelf nam ik de bediening van den motor over. De matroos, dien we
het eerst aan boord namen, had een geblesseerde knie, maar de
andere was ongedeerd, zoodat hij ons gelukkig bij het
reddingswerk behulpzaam kon zijn. Dadelijk werd het weer ,,langzaam vooruit.”
Vlak vooruit lag het lichaam van een matroos voorover, drijvend
op zijn zwemvest, in het water. Onmiddellijk kwam ik langszij,
stopte, en met den pikhaak werd hij naderbij gehaald en aan boord
genomen. Reeds gaf ik weer het bevel ,,langzaam vooruit" en
draaide mij om met de vraag ,,levend ?", toen ik al aan de
gezichten zag dat er iets niet in orde was.
Ik keek vervolgens naar den drenkeling : dood ! Hij werd voorover
in de sloep gelegd en we manoeuvreerden verder tusschen alle
wrakstukken door. Alle andere sloepen waren nu ook op het veld,
druk bezig de drenkelingen aan boord te nemen. Overal lagen ze,
in de meest vreemde houdingen zich vastklemmend aan boeien of rondzwemmend.
Op weg naar hen toe zag ik plotseling een lichaam drijven op een
half kapot gescheurd zwemvest. Wie was het ? Ik kon het niet
zien; dichterbij gekomen zag ik, dat hij vreeselijk verminkt was.
Ik gaf de order: ,,liggen laten, de levenden gaan voor” en
weer gingen wij halve kracht vooruit.
0, hoe tergend was dit, maar het kon niet anders. Plotseling
zagen wij achter een groot stuk wrakhout een totaal van
kleedingstukken ontbloot lijk drijven, zwaar verminkt, beide beenen weggerukt — dood. —
Het lijk werd niet herkend. Toen ik verder om mij heen keek, zag
ik geen menschen meer in het water, maar plotseling keek ik in de
richting waar ik Hr. Ms. ,,Jan van Gelder" het laatst gezien had,
en met schrik zag ik dat zij zware slagzij over stuurboord maakte, zoodat het mij niet
onmogelijk leek, dat zij zou kapseizen, dus was het weer ,,halve kracht vooruit" er naar toe.
Toen ik achteruit week voor een boei die daar rond dreef, draaide
de motor met een hapering, net of er iets in de schroef zat.
Onmiddellijk ,,stoppen" en ,,langzaam achteruit", maar er bleef
iets in de schroef zitten. Stoppen en den motor afzetten.
Daar ik niemand de sloep uit kon sturen, moest ik het zelf doen
en nadat ik mijn laarzen uitgetrokken had ging ik het water in en
zag dat een meertros ongeveer viermaal om de schroef heen
gedraaid zat. Gelukkig slaagde ik erin met een mes dit onder
water te klaren, in enkele minuten waarschijnlijk, maar het leken mij uren toe.
De schroef was vrij en nadat men mij aan boord geheschen had,
want ik was verstijfd van kou, wachtten wij in spanning of of de
motor zou pakken. God zij dank, de schroef draaide en weer ging
het halve kracht vooruit naar Hr. Ms. ,,Jan van Gelder".
Aan den hoogen kant kwam ik langszij en nam de bemanning,
waaronder den Commandant, die als laatste zijn schip verliet, aan
boord en het vletje, dat in den tusschentijd gestreken was, op
sleeptouw, en verder ging het naar Hr. ,,Ms. „Abraham van
der Hulst” , waar ik de ongekwetsten afzette en waarna ik
met de gewonden doorging naar Hr. Ms. ,,Nautilus", waar de dokter was.
Hr. Ms. ,,Nautilus
Daar kreeg ik droge kleeren en hoorde de verhalen. Al heel gauw
kwam Hr. Ms. ,,Abraham van der Hulst" langszij om de gewonden en
den dokter over te nemen en naar Nieuwediep te brengen. De
Commandant droeg mij op, de gewonden en overledenen na te gaan.
Hr. Ms. ,,Abraham van der Hulst" Hr. Ms. ,,Jan van Gelder"
Maandag, 2 October, werd het wrak van Hr. Ms. ,,Jan van Gelder"
tusschen twee lichters de haven van Den Helder binnengesleept; op
dienzelfden dag werden de nieuwe adelborsten geinstalleerd.
Munitie-transport van Scheveningen naar Rozenburg. In
opdracht van den Kapitein ter Zee, Hoofd der IXe Sectie van het
Hoofdkwartier der Vesting Holland, moest er op 13 Mei 1940
munitie vervoerd warden naar Rozenburg (Hoek van Holland),
aangezien de weg over land door den vijand werd bezet. Deze
munitie, zijnde 40 ton, zou worden vervoerd in twee gewapende schokkers, vanuit Scheveningen.
J.B. Wordt vervolgd.. |
maandag 8 juli 2013
Schetsen en Humor 131
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten