hoofdstuk 4- Marineschetsen van 1900 tot den Mei-oorlog 1940.
,,Where have you been ??" „Herr Blok," zei zij kalm, maar
in het Duits, hetgeen haar man niet verstond : ,,gaat u zoolang
naar binnen, wij komen direct wel bij u. . ."
Ik slenterde Round-House weer in, begaf mij mistroostig naar de
bovenzaal en werd daar naderbij gewenkt door twee heeren, die
voor een venster stonden. „Kijk eens, wat zal men daarvan denken ?" vroegen ze.
Ik zag een ,,scheepsgenoot" deftig gearmd met een Kaapsche
jongedame in het duister verdwijnen en antwoordde grimmig :
„Ik ? — ik denk nergens meer wat van."
Even later kwam het echtpaar mij opzoeken. Duizend excuses en,
als ik het aangenomen had, honderd potjes bier... Den volgenden
dag werd ik gekapitteld door enkele anderen : „Hoe kon je
dat nu doen ? Je weet nooit wat die menschen met elkaar hebben
gehad." „Inderdaad, en als ik jullie leeftijd heb, hoop ik
óók zoo verstandig te zijn."
Ik noemde de ,,Zeven" de goede oude... In werkelijkheid was de
schuit splinternieuw en maakte haar eerste reis. Wij waanden ons
op een Dreadnought, maar de ,,Cape-Times" hielp ons op fijne
Engelsche manier uit die droom.
De verslagen over ons bezoek waren één en al
bewondering over schip en bemanning, alleen ,er was
één moeilijkheid, ziet U ?"; wij hebben tevergeefs
naar een klasse van oorlogsschepen gezocht waar dit schip onder
is te brengen. . . de Hollanders noemen het een slagschip, maar
daar is het toch wat al te licht voor bewapend. En een kruiser
mogen we het ook niet noemen, want daar loopt het niet hardgenoeg voor. . ."
Comprimeert U dat even voor me in kort Hollands... Het schip was
te zwak om te vechten en te langzaam om te vluchten. Als straks
de „K XVIII” Kaapstad aandoet zal het oordeel wel
even anders luiden. Overigens : de groeten aan Campsbay, dat ik
ook anders dan vanuit de bergen zag, en aan „Wen Raiebiek"
en aan de jongedame (nu vermoedelijk een statige matrone) uit de
fruitwinkel op den hoek van de Adderleystreet, die ons een
„dozen" sinaasappelen verkocht... tegen dubbelen prijs."
,,Kom." zei Vandersteng, „'t is mooi zoo ! Je wordt
bedankt. Voor vandaag schei ik er uit.
Ik weet drommels goed, dat er nog heel wat van marineschetsen te
zeggen is. Maar voor een algemeenen indruk en vooral ook als
basis voor verdere beschouwingen is, wat ik nu citeerde wel voldoende.
Ik weet ook, dat er tusschen de vorige mobilisatie en
die van 1939 25 jaar marinegeschiedenis ligt waarover nog heel
wat te zeggen is, doch waarvan helaas zoo weinig marineschetsen
bestaan, dat ik, om geen verkeerd beeld te geven, daarvan thans
nog niets durf te citeeren. Want die periode moet je beslist zien
in samenhang met den Mei-oorlog 1940 en daarover kan thans nog niet gesproken worden.
Maar met twee schetsjes die ik vond in het Jaarboekje van de
contactcommissie der adelborsten 1941, waag ik het vooruit te
loopen op elk oordeel, dat over de periode van de laatste 25 jaar
zou kunnen worden getrokken. Ik citeer deze schetsjes uit het
Jaarboekje adelborsten en de daarbij opgenomen inleiding zonder eenig commentaar :
Als vertegenwoordigers... Het jaar 1940 zal wel door niemand gauw
worden vergeten. Ook in ons bestaan greep het wel heel sterk in.
In dit jaar kwamen wij van aangezicht tot aangezicht te staan met
de grimmige realiteit van den modernen oorlog.
Uit de veelheid van ervaringen, die verschillende leden van ons
Korps opdeden gedurende Mobilisatie en Oorlog, kozen wij de
hierna volgende twee stukken als vertegenwoordigers. Als
vertegenwoordigers, omdat wij gelooven dat bij ieder van ons de
herinnering aan soortgelijke oogenblikken gewekt zal worden, ook
al blijven onze gedachten onuitgesproken.
Als vertegenwoordigers van onze Wapenspreuk, opdat komende
generaties zullen proeven in welken geest wij ons woord gestand
deden en onze zaak trouw waren. Als vertegenwoordigers van de
zwijgende trouw aan Vlag en Vaandel van hen, die vielen —
die, naar wij hopen, door ons Volk in zulke Vertegenwoordigers geëerd zullen worden.
Het verongelukken van Hr. Ms. ,,Jan van Gelder" op 1 Oct. 1939 :
Velen van jullie zullen misschien bij zichzelf denken : ,,Wat ik
meegemaakt heb in den oorlog, is minstens even erg als dit, zoo
niet erger." Maar toch lijkt kt het mij goed, mijn getuigenis bij
het vooronderzoek naar de oorzaak van deze ramp, geleid door den
toenmaligen commandant van het Wachtschip Hr. Ms. „Koningin
Emma der Nederlanden," in dit Jaarboekje weer te geven, omdat dit
gebeurde toen het Instituutsleven nog vrijwel normaal was.
Wordt vervolgd.. |
vrijdag 5 juli 2013
Schetsen en Humor 127
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten