hoofdstuk 4- Marineschetsen van 1900 tot den Mei-oorlog 1940.
Natuurlijk moeten bij de werkelijke onderwatervaart alle
„vents" potdicht zijn en aldus ontstond aan boord al gauw
het grapje, om, als er vreemden aan boord waren, even —
volkomen overbodig — te vragen: „eh ... denk je om de
vent aan dek," hetgeen nog wel eens een keer aanleiding gaf tot
een wenkbrauwfronsen „over zooveel gebrek aan eerbied op
een schip, waar je mekaar zoo noodig hebt !...
Op 1 September 1907 beschikte de Nederlandsche marine over de
eerste geoefende onderzeebootbemanning. We konden lezen en
schrijven met onze ,,Luctor et Emergo", de latere ,,I".
En ten slotte," zei Vandersteng, „nog een schets van
Kootker over een bezoek aan Kaapstad, welke schets hij schreef
toes de ,,K XVIII" tijdens de wereldreis 1934-1935 Kaapstad zou
binnenloopen. Kootker was aan boord van Hr. Ms. „De Zeven
Provinciën", die op 8 Jan. 1911 ter reede van Kaapstad kwam.
Een aardige tegenhanger van Kroonstad.
Hij schrijft daarover : ,,Al eenige dagen hadden we ,,Kaapsche
Duifjes” achter ons schip zien vliegen, een van de
onmiskenbare teekenen, dat we de Kaap naderden. Hij die nimmer
deze watervlugge vogels in hun element zag, heeft moeite om te
gelooven, welk een natuurwonder deze albatrossen eigenlijk zijn.
Van land is nog niets te zien, maar zij zijn op hun post.
Urenlang vliegen zij achter het schip aan, op en neer met elke
golf, en telkens eenzelfden afstand — eenige centimeters
— boven blijvend. En het vreemd is dan wel, dat men hunne
vleugels bijna niet ziet bewegen, een lichte slag is hun
blijkbaar voldoende om niet alleen het schip bij te houden, maar
ook om te rijzen en te dalen naar verkiezing. Even uitrekenen hoeveel paardekracht... ?
Liever niet aan beginnen ! Op Zondagmorgen 8 Jan. 1911 kwam aan bakboord en recht voor ons uit, land in zicht. De Tafelberg teekende zich duidelijk af. Ergens op de hellingen werden lichtsignalen gegeven, vermoedelijk de uit den Transvaalschen oorlog bekende heliografieteekens. En tegen een uur of elf meerde de goede oude „De Zeven Provinciën”, blinkend wit-gelakt aan de Coaling Jetty. Er stond al tamelijk veel volk te wachten en er werden rood-wit-blauwe vlaggetjes gezwaaid. De loopplank lag en de bezoekers kwamen. Een mijnheer trok zijn ega aan de hand mee en stormde recht op me af: „Goeden morgen, ben jij soms Amsterdammer ?" ja, dat treft. Dat ben ik toevallig." „Reusachtig. Ik heet zus en zoo en ik kom uit de Potgieterstraat." „En ik heet bescheiden Sam Blok en woonde vroeger in de Kinkerstraat." We hadden allebei ons mannetje gevonden voor den geheelen duur van het verblijf. 's Middags gingen we wandelen en vonden Kaapstad een mooie maar doode plaats. Geen sterveling bijna te zien. Een Zondagmiddag in een Engelsche stad... We bekeken de wandelpier, het standbeeld van Van Riebeek (Wen Raiebiek noemde men hem daar) en enterden de Adderleystreet. Legden loom den langen afstand tusschen city en de docks weer terug of en hielden ons aan boord weer bezig met de druk aanloopende bezoekers. Twee Kaapsche bobby's regelden den toegang waarbij het ons opviel, dat de toegang tot het schip wend geweigerd aan de kleurlingen. „Europeans only. . ." Hetzelfde lazen we ook boven de deur van een bioscoop. Het was de geheele week feest. Het Alg. Ned. Verbond zorgde dat er vrijwel iedere dag iets te doen was, hierbij ijverig geholpen door de ,commissie" waarin zoowel Engelschen als Hollanders en Afrikaanders zitting hadden. Het Zaterdagavondfeest in „Round-House Hotel", diep in de bergen, zal menigeen nog in blijde herinnering liggen. Mij persoonlijk om een andere reden nog. Ik verspeelde n.l. bijna mijn reputatie. Onder de organisators van het feest was een Hollander, die met een Duitsche vrouw gehuwd was. Zij sprak Engelsch en Duitsch, hij Engelsch en Hollandsch. Het vrouwtje nu noodigde mij op een goed — of kwaad ? — oogenblik uit, even met haar mee te gaan ten einde op een 100 m afstand door een kloof heen, te genieten van een onvergelijkelijk vergezicht. Liefhebbers van een stukje romantiek moet ik hier teleurstellen-, wij hebben werkelijk alleen maar van het vergezicht — op Camps-bay, meen ik — genoten. Zagen nog 'n troep padvinders kampeeren en keerden reeds na eenige minuten terug. Bij onze terugkomst stond de echtgenoot tusschen een stuk of wat opvarenden van de ,,Zeven" druk te gesticuleeren. Daar ontwaarde hij ons. Wordt vervolgd |
donderdag 4 juli 2013
Schetsen en Humor 125
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten