hoofdstuk 3- Marineschetsen van 1860 tot 1900.
De kolonel bekijkt hem eenigen tijd stilzwijgend ,,with the eye
of cold disfavour" en vraagt dan aan den eerste officier :
„Waarom is die man geboeid ?" „Het was vannacht
noodig hem te boeien, omdat hij den korporaal van de wacht te
lijf wou, kolonel, en om erger te ontgaan ... maar hij is nu
gekalmeerd ,,Laat hem losmaken..."
Terwijl de ,,patient- ontboeid wordt, kijkt de kolonel zwijgend
en met meer en meer ongunst in het strenge oog toe, en leest
daarna het rapport voor : ,,Wederom liederlijk beschonken van
passagieren aan boord teruggekomen, het kuildek bevuild en
opstootjes gemaakt tegen den korporaal van de wacht"; dan ineens
een stap achteruit makende naar den schuldige, met harde,
toornige stem, die door het halve schip te verstaan is :.....
Neen, bij nader inzien zullen we niet woordelijk weergeven was de
commandant van de ,,Holland" den schuldige naar het hoofd gooit.
Laten we volstaan met de mededeeling, dat er werkelijk geen woord
Fransch is in de toespraak van den kolonel, waarin daarentegen
wél zuiver Nederlandsche klanken als ,,varken" en
,,dronken beest" gehoord worden.
Met nadruk wordt aan den delinquent verzekerd dat, als hij zijn
gage in drank belieft om te zetten „en zich aan den wal met
jenever laat volloopen", de Koning die gage wel beter gebruiken
kan. En het einde is : ,0verste, die man wordt door mij voor
onbepaalden tijd teruggesteld tot matroos derde klas, ingaande
vandaag, wegens wangedrag en liederlijkheid ! Laat hem z'n ankers
afnemen en bij den provoost inleveren ! 't Zal lang duren voor je
ze terug ziet, daar kan je op rekenen, drankorgel ... Laat hem
inrukken !"
De daarna voorgebrachten zijn twee lichtmatrozen, die elkaar
smorgens vroeg aan den bak „in de haren" gevlogen zijn en
nu een nogal armzaligen indruk waken, de een met een
dichtgeslagen oog en de ander met een vormloozen neus, die
blijkbaar flink gebloed heeft. ,,Ieder twee dozijn met de
knuttels na vastwerken !" luidt het vonnis. -En laat hun koppen
kaal knippen, dan kunnen ze elkaar niet weer beet krijgen...Ze
hebben er ten minste flink opgeslagen", zegt de kolonel, op de
beschadigde facies der vechtersbazen doelend.
Maar„Met permissie.... nee k'rnel”, rapporteert de
schipper eerbiedig en waarheidsgetrouw.... ,,ik heb ze gelast met
vechten uit te scheien, maar ze hadde et te druk en deeje of ze
me niet hoorde en toen is mijn hand uitgeschoote ......
Nu komen de twee verzoekers aan de beurt om gehoord te worden. De
eerste, die voortreedt is een der onderofficieren, de schieman.
Op het, op z'n Engelsch uitgesproken „Well ?" van den
kolonel, vertelt hij, onderlaatst van den Tweeden Schrijver van
het Kommandement gehoord te hebben, dat hij, schieman, zoo
zachtjes aan in de termen zou vallen voor de kleine gouden
medaille.
Hijzelf weet dat zoo niet, hoe dat zit met z'n diensttijd, maar
omdat er aan die medaille „'n paar centen vastzitten", die
hij als getrouwd man zijnde best gebruiken kan, verzoekt hij of
de schrijver dat eens ,,akkeraat en officiejeel" uitrekenen mag
met die medaille en of de k'rnel hem dan wel zou willen
voordragen „astie d'r altemet al recht op hieuw, want-ie
doch' z'n dienst altijd naar behoore verrich' tehebbe en z'n
boekie was schoon......
De kolonel zegt den ouden deksofficier het gevraagde toe en
belooft hem ook zijn hulp, maar .... ik vrees dat je nog wat zult
moeten wachten, want die eigenwijze windbuil van een schrijver
maakt wel meer abuizen, enne ... Schrijver ! waarom weet ik daar
niet van ? Ik wou dat je het naliet om op je eigen houtje vooruit
voor voorzienigheidje te spelen. Als er hier aan boord een
voorzienigheid noodig is, dan ben ik dat zelf... 't Is goed,
schieman, ik zal de zaak onderzoeken".
Als laatste verzoeker komt daarna een der oudste matrozen Ie klas
naar voren, dien wij Esscherig zullen doopen voor deze
gelegenheid. Terwijl hij bezig is zich voor den kolonel „op
te stellen", merkt de provoost, dat hij vergeten heeft zijn mes
af te leggen en stuurt hem terug om dat te doen. Reglementair
behoort dit mes in de scheede aan een riem om het middel van den
eigenaar te worden meegevoerd en met een messetouwtje om den hals
te worden bevestigd, ter vermijding van ongelukken.
Maar juist wegens die kans op „'n malheur" en omdat het
laten vallen van het mes uit het tuig zwaar gestraft werd, juist
daarom droeg elke zich respecteerende gast dat mes los in den
broeksband en liet het gebruik van messetouwtje als kinderachtig
en lastig aan het jonge, onhandige volk over. Wie op parade voor
het scheepsgezag moest verschijnen, diende —
veiligheidshalve — ongewapend te zijn en had dus zijn mes
te voren af te leggen. Dat wist een klein kind !
Wordt vervolgd |
dinsdag 21 mei 2013
Schetsen en Humor 049
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten