hoofdstuk 1- Marineschetsen na den 4en Engelschen oorlog en voor den Franschen tijd.
Na eenige uren zeilens voeren de beide Kapiteinen bij elkander aan boord, bleven te zamen eten, wachtten bedaard het eskader in,
en daarmede was alles afgeloopen. Het wierd avond voor wij weder bij de beide schepen kwamen en hunne verantwoording hoorden,
die zoo men wil hierin bestond : dat, daar de spiegelgevechten alleen zijn ingerigt, om op de best mogelijke wijze na te bootsen,
alles wat men zou moeten doen, wanneer men zich door eenen vijand in dezelfde omstandigheden gebragt zag, het aan den Kapitein van de „Pallas"
het natuurlijkst was voorgekomen, voor een veel sterker partij, gelijk een schip van linie ten opzigte van een fregat is,
te moeten wijken en de vlugt te nemen, en dat hij zulks gedaan had. Op deze wijze zijn de beide Heeren zeer gemakkelijk van hunnen dag afgekomen !
Laat ik nu, tot slot van deze serie marineschetsen nog een echt stormverhaal van den luit. ter zee De Jong navertellen :
„Na het afgaan van mijnen laatsten (brief) verlieten wij met het gansche Eskader Malaga en stelden den koers naar herwaarts — Toulon.
Het eskader, of eigenlijk, om goed Hollandsch te spreken, het smaldeel, bestond uit de ,,Vrijheid" van 74 stukken met viceadmiraal Reinst;
„Admiraal de Ruiter", van 64 stukken met schout bij nacht van Braam, „Drenthe" van 64 stukken, kapitein Smissaard;
„Prins Willem" van 64 stukken, kapitein van Gennep; ,,Hercules", van 64 stukken, kapitein Melvill,
,,Noord-Holland", 64 stukken, kapitein Rijneveld, de fregatten ,,Medea" van 40 stukken, kapitein Vaillant, en de
„Harlingen" van 40 stukken, kapitein Grave van Rechteren. Nog in het gezigt van den vaderlandschen wal en voor dat de
koersstelling plaats had, schaarden de schepen zich in de volgende marsch-orde :
,,Vrijheid"
„Prins Willem",,Hercules"
„Medea",,Harlingen"
„Noordholland",,Drenthe"
„Admiraal de Ruiter”
Ook hier dus de schout bij nacht de achterste of de heksluiter. Den volgenden dag zagen wij de Kaap „de Gato" en den inham van Carthagena, een voorname zeehaven van Spanje, waar
deszelfs meeste oorlogsschepen gebouwd worden. Welhaast ook hadden wij de Kaap Palos en het eiland Formiques op de zijde en kwamen toen in het gezigt van de kaap de Palle
en vervolgens van de Kaap St, Antonio.
Dus met goed weer en somtijds stilte langs de kust voortstevenend zeilden wij voorbij het eiland Dragonera, Pointe de Salo,
dat een verbazend hooge berg is, Mount Jovij en de Kaap St. Sebastiaan en kwamen vervolgens in de Golf van Narbonne, ook we] de Golf van Lions genoemd, een gedeelte der zee,
hetwelk door alle zeelieden gevreesd wordt, doordien men er meest altoos hevige winden uit het Noordwesten ontmoet, die de zee geweldig verheffen,
en eene korte beweging doen aannemen.
Weinigen zijn ooit door deze golf heen gezeild, zonder er geheugenis van te dragen, gelijk ook wij zulks ondervonden,
wanneer wij met het fregat ,,Thetes" voor drie jaren op deze hoogte kwamen. Die storm evenwel, kwam in geenen deele bij die, welke ik U thans beschrijven moet;
de herinnering doet mij nog sidderen; wij zijn allen op den rand van het graf geweest en ik mag het, zonder de minste vergrooting, als een wonderwerk van den Hemel beschouwen,
dat ik met U nog op dezelfde planeet ademen kan.
In den nacht tusschen den 3den en 4den (januari), terwijl wij met stilte en goed weer zeilden, liep de wind naar het gevreesde Noordwest.
Ik was juist op het dek en zag met verwondering het zwerk met een groote en ongewone snelheid door de lucht vliegen, die te gelijker tijd langzamerhand donker en alom betrokken werd.
Dadelijk deed ik de bramzeilen innemen en de marszeilen strijken; doch toen reeds, in dat korte tijdsbestek, was de wind in een zoodanigen storm uitgebroken,
dat het reven niet alleen niet meer doenlijk, maar zelfs het vastmaken der zeilen onmogelijk werd bevonden.
Nooit heeft men iets dergelijks gezien;
het was van stilte een eensklapsche storm geworden en wel een storm, die van oogenblik tot oogenblik met een vliegend geweld aangroeijende, de zeilen scheurde,
terwijl de manschappen op de raas lagen.
Allen raakten hierdoor in gevaar en vooral zij die op de nokken of uiteinden derzelve waren uitgeënterd,
daar zij niet dan zeer moeijelijk weder naar binnen en of konden klimmen en in weerwil van hun geroep was er van onze zijde geene de minste hulp toe te brengen.
Verscheidenen raakten er gekwetst en wel bijzonder toen er bevel tot het afnemen der bramraas gegeven werd, iets, hetwelk men, hoe noodzakelijk ook, echter al mede,
na alle moeite en pogingen te vergeefs beproefd te hebben, moest laten blijven.
Wordt vervolgd |
zaterdag 27 april 2013
Schetsen en Humor 015
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten