dinsdag 10 juli 2012

De rode garde in Nederlands-Indië 06

De rode garde in Nederlands-Indië
De extreme levensomstandigheden van soldaat en matroos in Nederlands-Indië vervolg
Na de demonstratie bleef het echter onrustig. Het passagieren was stopgezet. De demonstranten weigerden aan boord te gaan en verspreidden zich door de stad en de omgeving. Patrouillerende soldaten arresteerden velen en brachten hen aan boord terug. Vooral op de Hr.Ms. De Zeven Provinciën vonden daarna ongeregeldheden plaats. Pors, de voorzitter van de afdeling op dit schip, ging aan boord om de mensen te kalmeren. Touwen van sloepen waren doorgesneden, de matrozen weigerden aardappels te schillen, zoeklichtspiegels werden vernield en één matroos trachtte zelfs de telegraaf naast de machinekamer onklaar te maken.
De sfeer op 'De Zeven Provinciën was al hevig verbitterd door de vele straffen die vóór de hospitaaldemonstratie waren uitgedeeld. Nieuw was dat een groep van een tiental meer of minder fervente voorstanders van sabotage en lijdelijk verzet zich geformeerd had tot een geheime vereniging met de naam 'Humanitas'. Het H.A.B. voerde discussies met deze marinemannen :
Wij hadden met hen een bespreking die van 's avonds half/zeven tot middernacht duurde. Gedurende die bespreking bleek ons dat de wil tot het begaan van sabotagedadendaden bij hen niet, als in vroegere, meer individueele gevallen, ontstaan was uit haat over persoonlijk ondervonden behandeling maar in hen was het sterkst de overtuiging ontwikkeld, dat langs den gewonen organisatorischen, wettigen en gepasten weg weinig of geen resultaat te bereiken viel.
Op hen had Rambonnet [J.J. Rambonnet, minister van marine], gegeven hun persoonlijke karaktereigenschappen, den diepsten invloed uitgeoefend. Zij wilden op hun manier de belangen van het personeel dienen. Dat meer bewuste, meer georganiseerde, dat speciale doel vooral was het verschil in wezen met door ons vroeger geconstateerde sabotagedaden.
Op de jaarvergadering in Indië zou deze kwestie verder besproken worden. Van de "Zeven" kwamen 21 schepelingen in de gevangenis terecht, om later voor de krijgsraad te verschijnen op beschuldiging van opruiing, dienstweigering, sabotage en insubordinatie.
Henriëtte Roland Holst schreef in Kapitaal en Arbeid' : De admiraal kwam uit Batavia over : de bemanning werd een week aan boord gehouden, de uit het hospitaal ontvluchte schepelingen werden in de provoost gesloten en er werden tal van zware straffen uitgedeeld. De leider der demonstratie, de stokerstoker Pors, kreeg acht maanden gevangenisstraf, 47 matrozen werden uit den dienst ontslagen.
De minister moest uiteindelijk toegeven dat de klachten van de rebellerende matrozen niet ongegrond waren, maar de straffen bleven gehandhaafd. De autoriteiten wilden een voorbeeld stellen. Bovendien bracht de vice-admiraal Pinke op 26 september 1916 de volgende instructie uit aan dee verschillende commandanten 'om ter beteugeling van samenrottingen van militairen in strijd met den wil hunner superieuren en de daarmede dikwijls gepaard gaande collectieve dienstweigering om aan de gegeven bevelen te voldoen, dadelijk krachtig en beslist op te treden.
B.V.M.M.P-voormann Brandsteder (tevens beheerder van het Marinegebouw in Soerabaja) en H.J.F.N. (Henk) Sneevliet reageerden in Het Vrije Woord van 10 mei 1916 op de gebeurtenissen rond het hospitaal. De schuld van de ongeregeldheden legden zij bij de zenuwachtig optredende politie. De socialist Sneevliet pleitte in het artikel 'Een waardige demonstratie en ordeverstorende politie' ervoor om de oorzaken van het houden van de demonstratie weg te nemen.
Zo noemde hij het bevorderen van de zindelijkheid in het hospitaal, het verdrijven van het ongedierte, het verschaffen van beter voedsel en het verzorgen van een betere behandeling door de doctoren. In sommige van zijn woorden lag een onverholen dreiging : 'De Jantjes zijn menschen, heeren van de Marine. Niet immer kunnen zij zooveel wijsheid blijven toonen als Zondag 7 Mei. Voortgezette provokatie door onhoudbare toestanden kan per slot ook deze beproefde klassenstrijden uit het lood brengen.
De gebeurtenissen op 7 mei hadden hun weerslag op de leden van de afdeling. Op 30 juni en 1 juli 1916 hield de hoofdafdeling van de B.V.M.M.P te Soerabaja haar jaarvergadering, bezocht door 450 man. Hier ontspon zich een discussie over tactiek en strategie, waarbij de matigende invloed van het bestuur bleek. Een vertegenwoordiger van 'Humanitas' en lid van de afdeling 'De Zeven Provinciën' diende een motie in.
Deze zogenaamde 'Humanitasmotie' riep op om op grond van 'een krachtiger en scherper taktiek' feller actie te voeren. Volgens de indieners zou de motie ook op dee komende jaarvergadering van de hele bond besproken moeten worden. Brandsteder was voor een meer bedachtzame politiek en pleitte tegen het aannemen van de motie, die dan ook steun kreeg van slechts vijf aanwezigen.
De motie van het H.A.B., die opriep tot grotere inspanningen van de bond voor het herkrijgen van het verenigings- en vergaderingsrecht werd aangenomen met vijf stemmen tegen en acht blanco.
De onrust onder het beroepspersoneel bij de marine blies een oude discussie nieuw leven in. De minister van Marine JJ. Rambonnet wilde de ontslagen matrozen laten vervangen door vijftig dienstplichtigen. Beroepspersoneel bleek in de ogen van Den Haag niet meer betrouwbaar voor dienst in de Oost. Zoals in 1907 en 1914 SDAP-Kamerleden de bewindslieden reeds hadden duidelijk gemaakt, was de partij en daarmee ook de matrozenbonden tegen dit plan.
De samenwerkende centrale leidingen van de matrozenbond en van de Bond voor Militie- en Landstormplichtigen bij de Zeemacht (kortweg de Bond van Zeemiliciens of Zeemiliciensbond) protesteerden heftig. Het verzet bleek, zoals we al in hoofdstuk tien zagen, tevergeefs. Het sturen van de miliciens ging door; zeventien gingen vrijwillig, 33 moesten gedwongen worden. Een aantal wist nog te deserteren.
De miliciensbondd toonde zijn teleurstelling over de afloop van de zaak door een uitvoerige brochure hierover uit te geven. In de Verzameling van stukken betreffende de uitzending van zee-miliciens naar de tropen is ook de volgende overgenomen uit de interpellatie van SDAP-kamerlid Hugenholtz :
Ik geloof, dat het eigenlijke motief is dat de Minister de vloot langzamerhand wil bemannen met miliciens en dat hij daartoe gebruikt het voorwendsel, dat de vrijwilligers niet zijn te vertrouwen, en nu gebruik maakt van de ernstige omstandigheid, dat wij in oorlogsgevaar verkeeren en zegt : art. 76,2., sub 1, geeft mij de bevoegdheid nu eens een proefneming te wagen. Aanvaardt de Kamer die, dan kan later tot regel worden gemaakt wat nu nog een uitzondering is
De marineautoriteiten onderschepten de door de Bond van Zeemiliciens verspreide brochures. De inhoud konden zij niet waarderen en een verbod volgde. A.W. Michels, bestuurder van de matrozenbond in Den Helder, wass bezorgd over de houding van de autoriteiten. In een brief aan Troelstra maakte hij duidelijk waarom :
Dat is toch bar. Ik ben vast van meening dat men reeds langen tijd van de zijde der autoriteiten dingen uitlokt, om die te gebruiken, onze beweging neer te slaan, nu tenslotte niets geholpen heeft. Wat onze leiding daar in Indiè' heeft gedaan zou in dat licht bezien, niets dan stommiteiten uithalen zijn. Nu weer die arrestatie. En waarom ? Maar is dat niet ergerlijk ?
En is er eigenlijk wel van ernstig werk sprake bij de autoriteiten ? De 47 thuis gevaren demonstranten ontslaat men. Men acht aanvulling van 't Crimineel Wetb. noodig om voortaan demonstranten te kunnen straffen. Maar intusschen Om een antwoord op een brief, straft men stoker Pors, in Indië, die dan de leider der demonstranten zou zijn, met 7 maanden gevang ! Kan dit op grond van 't bestaande C. W. wel ? Waarvoor dan die aanvulling ? Men heeft in Indië stomme dingen gedaan. We hooren niets, we weten hier van niets. Morgen vergadert ons H.B. Ik zal een motie voorstellen, waarbij we ons los van Indië maken. Maar ik vraag me af, waar gaat dat heen en wat is er momenteel te doen ? Want dat achter dit alles Rambonnet zit, is wel zeker. Nu heeft men ook alles van de Miliciensbond verboden. Maar op deze wijze zet men de vloot toch zelf in opstand En als men dit weet, doet men 't toch bewust ? Wat denkt u ?
De brief van de administrateur maakt echter duidelijk dat hij het niet alleen op de marineleiding gemunt had. De activiteiten van de hoofdafdeling in Soerabaja kon hij evenmin waarderen. Deze nam volgens hem niet voldoende afstand van acties, die het streven naar een goede verhouding met de minister dwarsboomden.
Een conflict dreigde verder te escaleren. Troelstra maande tot kalmte. De bond moest maar eens gaan praten met het partijbestuur en het NW, en het vooral niet laten komen tot een breuk met de Indische afdeling, voordat de situatie duidelijk was.
Volgens de SDAP-leider had het verbod vervelende gevolgen. In zijn gedenkschriften stelt Troelstra dat het bondsbestuur zijn greep op de leden hierdoor verloor, waardoor 'anarchistische elementen onder het personeel vrij spel kregen'.Het gesprek met het NW leverde, zoals we eerder zagen, niets op.
Wordt vervolgd

Geen opmerkingen :