
Marine ABC
Baadje.
Kort donkerblauwlaken jasje met lange mouwen, dat
naar de snit overeenkomt met een gekleede jas of rok, doch zonder
panden. Het heeft met baaitje, baaien hemd, wollen buis of iets
dergelijks niets te maken, want deze worden (baaien hemd geheeten)
ook nu nog door de matrozen gedragen. Het baadje is een
sierlijk deel van de uniform; de naam is afkomstig van het maleische badjoe.
Door de officieren wordt het gedragen als avondkleeding;
de daagsche korte jas met de roode opstaande kraag van de adelborsten
is als baadje het oudste kleedingstuk bij onze marine, dat zich, slechts weinig gewijzigd, gehandhaafd heeft. De korporaals en
matrozen dragen een baadje in den zomer als jasje en in den winter als vest.
Eigenlijk is het zoo, dat zij het baadje altijd als vest
behooren te dragen, dus gesloten en onder den pijjekker; maar daar
wordt nogal eens oogluikend van afgeweken. De dienstplichtigen
mogen geen baadje dragen, maar ook hier is de ijdelheid sterker dan
het tenue-voorschrift, en er zijn dan ook miliciens, die zich een
buitenmodel baadje hebben gekocht. Een bewijs, dat het een gewild artikel is.
In Indië wordt het baadje alleen bij zeer bijzondere gelegenheden gedragen, zooals op avondfeesten, bij groote parade of
bij begrafenissen. Figuurlijk zegt men als iemand een pak slaag
krijgt : „hij krijgt op z'n baaitje" : niet baadje.
Baaienhemd en baaien boezeroen.
Zoo op 't oog is er weinig verschil tusschen het, donkerblauwe baaienhemd en het dito boezeroen.
Het hemd wordt in de broek gedragen; het boezeroen, dat aan de jongens aan de opleiding en aan de miliciens wordt verstrekt
inplaats van het baadje, en ook wel tuniek geheeten is, wordt
over de broek tot halverwege de zakken gedragen, zooals bij de
Fransche, Engelsche en Italiaansche marine het geval is. Het
baaien hemd wordt alleen gedragen in combinatie met de laken
broek, daarover baadje of pijjekker.
Hoewel er nauwkeurige tenuevoorschriften zijn, is de verscheidenheid
zoo groot, dat het dikwijls moeilijk is er wijs uit te worden.
De mode, d.w.z. de persoonlijke smaak van den schepeling, maakt
hem bovendien vindingrijk om, als hij kans ziet, zich aan de tenuevoorschriften te onttrekken, door diverse kleedingstukken naar
eigen smaak te combineeren. Om dit tegen te gaan worden in
Den Helder dikwijls tenue-patrouilles uitgezonden, die in de stad
contróle uitoefenen op de passagierende schepelingen.
Baakzetten.
Een baak, baken of teeken is voor de plaatsbepaling
tijdens het opnemen (het in kaart brengen van de diepten der
zeeën, baaien e.d., b.v. in Oost-Indië) onontbeerlijk. Daarom worden
op het terrein van opname bakens geplaatst, hetgeen men baakzetten
noemt. De bakens worden gewoonlijk aan boord van den opnemer
door de bemanning zelf gemaakt. Men onderscheidt boom-, rif- en
drijfbaak. Ze worden van bamboe of latwerk gemaakt, hebben een
driehoekvorm van baakkatoen, waarop een vlag gestoken is. De afmetingen
varieeren van 1 1.5 tot 3 m. Ze worden resp. in boomen langs de kust, op riffen of
open water geplaatst en dienen tevens als herkenningsteeken.
Baantjesgasten.
Baantjesgasten. Niet elke marineman, die een matrozenuniform
draagt, is matroos. Vakmatrozen zijn er zelfs naar verhouding
tot de overige schepelingen maar heel weinig. De tegenwoordige
marine is vooral een technische marine, waarin veel vaklieden noodig zijn.
Dat was vroeger anders. Toch waren er in
den zeiltijd ook al lieden aan boord, die geen vakmatroos waren,
zooals de timmerman, bottelier, kok, hofmeester, schrijver, ziekenverpleger.
Dat waren de baantjesgasten en dezen toenaam hebben
zij ook in onzen tijd behouden.
In den zeiltijd waren de baantjesgasten
bij de zeilrol geplaatst op de fokkera; vandaar noemde men de
fok ook wel „het oude mannenzeil". Tot voor korten tijd, omstreeks
1938, waren zij, behalve aan hun uitmonstering, ook nog to herkennen
aan hun strepen, d.w.z. dat zij geen chevrons droegen, doch z.g. halve chevrons of strepen.
De kleermaker en de schoenmaker
(ook de barbier is baantjesgast) konden tot omstreeks 1909 den
rang van korporaal bereiken en droegen dus ook strepen. Bij het
Korps Mariniers was zelfs in 1933 nog een meester-kleermaker met
den rang van sergeant. Sedert 1938 zijn de baantjesgasten geen
non-combattanten meer. De gedachte aan den totalen oorlog was op
de vloot reeds toen doorgedrongen.
Baar.
Van het maleisch : baroe d.i. nieuw. Is geen speciale marineterm
zooals talie (hetgeen touw beteekent) , maar deze uitdrukking
wordt op het Kon. Inst. bij de adelborsten veel gebruikt voor de
toekomstige marine-officieren van het jongste jaar, die men „baren"
noemt, zooals men van „baartijd" spreekt in den zin waarin de
studenten van „groentijd" gewagen.
Baard.
Een schip met zen baard : aangroeisel onder de waterlijn.
Baas.
De baas kleermaker, de baas schoenmaker, ook wel kortweg
schoes, zijn min of meer officieele bazen. Het woord „baas"
voor hun vaktitel wordt echter weinig gebruikt. Daarnaast heeft
men ook nog den lap- en naai-baas, oogluikend toegestaan als versteller,
een schepeling, die in eigen tijd voor collega's kleedingstukken
verstelt; den waschbaas, die voor collega's, maar meestal
voor officieren en onderofficieren, plunjes wascht, alleen tijdens reizen.
Op onze moderne schepen is echter een wasch- en strijkinrichting
met officieële prijslijsten. Een Baas van hoogere orde is
de timmerman, die zonder uitzondering baas-timmerman genoemd
wordt, of ook wel kajoe, naar het maleische toekang kajoe : timmerman.
Behalve wanneer de militaire verhoudingen een woordje gaan
meespreken, want dan is het natuurlijk : korporaal, sergeant of majoor !
wordt vervolgd..
|


Geen opmerkingen :
Een reactie posten