blz 32 - 33
Buiten dienst aan den wal vertoevende is aan zeemiliciens vergund
om in stede van model schoenen, hooge schoenen, laarzen of
bottines van gepoetst zwart leder zonder versierselen te dragen.
Het dragen van een rouwband, breed 7 cm, te bevestigen om de
linkermouw, is buiten dienst vergund.
Overigens zijn alle toevoegingen aan de uniform, waarvan het
dragen niet bij voorschrift is verplicht of vergund, verboden.
Het dragen van een wandelstok en van een regen of zonnescherm is verboden.
De schepelingen zijn verplicht hun plunje goed te verzorgen en
zindelijk te houden. Zooveel mogelijk herstellen zij alles zelf.
Het is streng verboden iets aan de snit der uniform te veranderen
of daaraan verfraaiingen aan te brengen.
Bij plunje wasschen moeten zij alles goed schoon maken. De natte
plunje wordt aan lijnen op vastgestelde plaatsen opgehangen.
Niemand haalt iets van deze lijnen af, voordat er "droogwant" is
gefloten. Wanneer dit is gefloten, wordt daarna baksgewijs
inspectie gehouden, nagezien door de baksmeesters of ieder goed
gewasschen heeft en gerapporteerd of er kleedingstukken verloren zijn gegaan.
Het is verboden kleedingstukken uit te leenen.
Zoo nu en dan wordt plunje-inspectie gehouden, de schepelingen
leggen dan hun plunje op dek neer, opgerold, de stamboeknummers
goed zichtbaar. (Zie het hierbij gevoegde model.)
Alle plunje en kooigoederen moeten volgens de voorschriften worden gefolieerd en geborgen in den plunjezak, het loopzakje of het kastje.
Aan boord bestaat gelegenheid om door den schoenmaker en den
kleermaker reparaties aan schoenen en plunje te doen verrichten
volgens vastgestelde tarieven.
Geld, dat niet in bewaring is gegeven, drage men voortdurend bij
zich. Gevonden voorwerpen worden aan den onderofficier van politie afgegeven.
Het is verboden het mes met scheede van magazijnsmodel buiten
dienst aan den wal te dragen. Spelen om geld is verboden; het aan
boord brengen van sterken drank eveneens.
MODEL VOOR HET UITPAKKEN DER KLEEDINGSTUKKEN, ENZ..
BIJ PLUNJE-INSPECTIE.
Op het einde van het uitgestrekte overtrek voor matrassen. de inspecteerende officier zal passeeren, wordt de opgevouwen en van den kraag af een derde omgeslagen pijjekker gelegd.
1. Lakenbroek, de pijpen op elkander gelegd, daarna in drieen
gevouwen; daarop de taken muts; in de muts het mutslint, de
zijden doek en de handschoenen.
2. Baadje, waarop de riem; baadje aldus gevouwen: de mouwen
omgevouwen gelijk met den onderkant van het baadje, de voorpanden
omgeslagen, daarna dubbel gevouwen en van den kraag een derde
omgeslagen.
A
baaien hemd,
trui,
witte hemden,
hemdkragen
werkboezeroenen of werkhemden,
borstrokken,
flanellen hemden.
B
Witte onderbroeken,
werkbroeken,
flanellen onderbroeken.
vervolg op blz 34 - 35 in de rechterkolom
|
blz 34 - 35
De kleedingstukken worden gerold op een maat van 36 cm.
Handdoeken, zakdoeken, overtrek voor kussens en voorschooten
worden altijd gevouwen, eerst in drieen en daarna in
vieren.
Zijn de onder A en B genoemde kleedingstukken gestreken, dan worden deze niet gerold, doch gevouwen en achter het gerolde goed gelegd.
SIGNALEN BETREFFENDE DEN SCHEEPSDIENST
|
maandag 1 mei 2017
Handboek 10
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten