hoofdstuk 1- Marineschetsen na den 4en Engelschen oorlog en voor den Franschen tijd.
Zij lagen thans O.N.O. aan en rekenden zes streken wraak of
afdrijving te hebben, waardoor zij alsdan Z.O. behielden. Dus
over dien boeg, welken de zeemanschap aan ons als den besten
voorschreef, liggende blijvende, bragten zij den nacht evenwel
niet zonder vrees door. Omtrent ten elf uren des avonds zagen wij
het Fregat -Medea" over den anderen boeg leggen en een schot
doen, terwijl het ons voorbij dreef; dit gaf aanleiding dat de
kapitein ons nogmaals bij zich ontbood om op nieuw te
beraadslagen wat het beste was, daar hij niet volkomen met ons
gevoelen instemde; doch een elk bij zijn meening blijvende en
zulks, al mede op hoop dat de wind met middernacht bedaren zoude;
voegde hij zich ook weder bij de meerderheid. Met den middernacht
evenwel zagen wij onzen wensch verijdeld, de storm groeide aan en
het groot stagzeil, dat men nu wilde bijzetten, was nauwelijks
geheschen of het vloog uit de lijken en aan flarden.
Het aanbreken van den dag gaf even zoo min voedsel aan de hoop
van beterschap, de storm woei nog even sterk en sterker kon hij
niet; de lucht stond vreeselijk en was zoo dik er dampig, dat wij
het verste water naauwelijks een half mijl van ons zagen; de zee
werd van tijd tot tijd woedender en kookte aan alle kanten; de
gansche oppervlakte was met schuim bedekt en het anders
blaauwgroene water was nu wit als melk. De spatten der golven
vlogen over de toppen der groote en kruisstengen; de slingers
waren zoo geweldig dat het bovenste van het potdeksel der
verschansing op het halve dek, vijftien voeten boven water
staande, onderslingerde en niemand dan langs opzettelijk daar toe
gespannene touwen een voet verzetten konde : sommige golven
kwamen te loefwaard, anderen aan lij binnen; geen oogenblik was
de kuil zonder water en alles spoelde weg; omlaag dreven de
kisten,het water stond drie en vier voeten tusschendeks en niet
dan door gestadig en onafgebroken pompen werd het met vier pompen
gaande gehouden.
Des morgens omtrent de acht uren sloeg een zware, een vreeselijke
golf, die wij van verre zagen aanrollen en tegen welker hoogte
men moest opzien achter tegen de bil van het schip aan, liep over de kampanje henen en sloeg de ijzeren en houten roerpen, een
nooit gehoord geval, tegelijk aan stukken. Daar lag onze hoop !
In een vreeselijken storm, in het midden van schepen en digt bij
een lager wal, zonder roer te zijn, is een ijselijke
omstandigheid. Wij stopten de kop wederom met kooyen, bultzakken,
randsels en al wat er maar te vinden was en maakten zoo goed en
spoedig mogelijk van de gebrokene stukken een andere roerpen,
doch naauwelijks was ook deze uitgestoken of de zee sloeg ze
weder in stukken met het gedeelte van de ijzeren hetwelk tot
behulp gebruikt werd. Alles liep ons tegen, de sjorringen van het
daags anker braken, waardoor het gaande raakte en reeds een kuil
van anderhalven duim diepte in het boord had gewerkt voor wij het
weder meester worden en vast maken konden; op een oogenblik dat
het water binnen boord sterk was, brak een onzer beste pompen;
wij herstelden haar zoo spoedig mogelijk en kregen, doch niet
zonder moeite, het schip eindelijk weder lens.
In zulke tijden werkt officier en gemeene schier ieder om het
sterkst, een elk doet al het mogelijke. en ofschoon de orde
blijft stand houden de afstanden schijnen verminderd. De
bedroefde schepelingen die als dan hun eenig vertrouwen op den
Kapitein en Officieren stellen, vroegen mij dikwijls wat ik dacht
? en of er wel iets anders dan vergaan te wachten was ? Ik moest,
ofschoon ik het gevaar allerduidelijkst zag, hen aanmoedigen en
hoop geven.
Maar even na de middag, hoe schetse ik U het akelige van deze
oogenblikken ! ziet de Opperstuurman, die eenige trappen van het
kampanje was opgeklommen, na dat wij kort te vooren eenige
verandering in de kleur van het water meenden bespeurd te hebben,
op nog geen half mijl afstand van ons, het land en de witte
branding hemelhoog tegen de klippen aanslaan. Almagtige God ! was
alles wat hij met een verschrikkelijke stem, bevend uitriep en
daar hij te gelijk de handen eerst ten hemel en daar na naar de
branding uitstak, werd ons gezigt werktuigelijk daar heen bepaald
en wij zagen met hem het aangrijnzen van den verschrikkelijksten
dood in alle zijne ijselijkheid. Weg was alle hoop; afhouden was
niet meer mogelijk, alle man werd opgeroepen, het bezaanstagzeil,
de stormfok en het qrootzeil werden dadelijk bijgezet, doch het
laatste sloeg aanstonds aan flarden en het schip dreef onder het
vreeselijk geweld der grondzeƫen vliegend naar den wal, die met
klippen omzoomd was. Het sterven was op ieders aangezigt
geschilderd en vertoonde zich van oogenblik tot oogenblik onder
het naderen dier klippen akelig en nader.
Wordt vervolgd |
Geen opmerkingen :
Een reactie posten