maandag 1 mei 2017

Handboek 08

logo
blz 24 - 25
KRIJGSTUCHT, BAKSORDER, ENZ.
Aan alle militairen wordt bekend gemaakt dat zij onder de militaire tucht staan. De militaire wetten (Wetboek van Militair Strafrecht, Wet op de Krijgstucht, enz.) en het Reglement betreffende de Krijgstucht zijn van toepassing op de dienstplichtigen, zoolang zij in werkelijken dienst zijn, hetgeen het geval is :
le. zoodra de dienstplichtige ter inlijving of voor den werkelijken dienst opgeroepen, op de plaats van bestemming is aangekomen;
2e. zoodra de dienstplichtige zich voor den werkelijken dienst heeft aangemeld of zoodra hij voor dezen dienst is overgenomen ; zoowel wat het onder 1e. en 2e. vermelde betreft, totdat hij met groot verlof is vertrokken ;
3e. buiten de onder 1e. en 2e. vermelde tijdsruimte voor den dienstplichtige :
a. zoolang hij deelneemt aan militaire oefening of militair onderricht, dan wel eenige andere militaire werkzaamheid verricht ;
B : zoolang hij als verdachte of beklaagde in eene militaire Strafzaak, of in het algemeen als dienstplichtige bij eenig (waaronder ook geneeskundig) onderzoek tegenwoordig is ;
C : zoolang hij uniformkleeding of eenig voor hem vastgesteld kenteeken of onderscheidingsteeken draagt ;
D : zoolang hij in eene militaire inrichting of aan boord van een vaartuig der krijgsmacht straf ondergaat (zie Dienstplichtwet).
Niet in werkelijken dienst zijnde, kunnen dienstplichtigen naar den miltairen rechter verwezen worden :
1e : zoolang zij nog dienstplichtig zijnde, ter zake van beleedigingen, feitelijkheden, e.d. (art. 108, 110 Wetboek van militair Strafrecht) gepleegd ten aanzien van hen, die hun meerdere zouden zijn indien zij in werkelijken dienst waren, benevens wegens het met voldoen aan eene oproeping voor den werkelijken dienst (150 Wetboek van Militair Strafrecht) ;
2e : in alle gevallen ter zake van beleedigingen en feitelijkheden binnen een jaar na het verlaten van den militairen dienst, hun vroegere nog in dienst zijnde meerdere ter zake van dienstaangelegenheden aangedaan.
Overigens zijn op de dienstplichtigen nog van toepassing de strafbepalingen van de dienstplichtwet, voor zooverre deze niet onder het bovenstaande vallen. Bij of spoedig na zijn indiensttreding wordt hem een Reglement betreffende de Krijgstucht uitgereikt. Het is van groot belang, dat hij door herhaalde lezing en overdenking zich de voornaamste voorschriften daaruit in het hoofd prent. Op de opleiding wordt dit Reglement tevens op de belangrijkste punten behandeld en verklaard.
Evenzeer als in de burgermaatschappij orde en tucht onmisbaar zijn, is dit in de militaire samenleving het geval. Door de bijzondere omstandigheden, waarin men dan verkeert, treedt die onmisbaarheid nog meer in het licht.
Menschen van alle rangen en standen, met de meest uiteenloopende gewoonten en belangen worden daar samengebracht om te arbeiden aan een taak, om samen te werken tot de verdediging van het Vaderland. Het spreekt dus wel van zelf, dat al deze menschen hunne bijzondere gewoonten en liefhebberijen zooveel noodig moeten laten varen, dat zij ter wille van een goeden gang van zaken hunne bijzondere belangen ondergeschikt moeten maken aan die van den dienst.
Hieruit volgt al, dat gestreng de hand moet worden gehouden aan een nauwgezette naleving van alle gemaakte voorschriften. Maar er is meer. In tijd van oorlog worden de hoogste eischen gesteld aan, de kalmte, de gehoorzaamheid en de bekwaamheid van ieder militair.
Onder het vuur van den vijand, in de grootste gevaren zal hij kalm en nauwgezet, zonder aarzeling (laat staan redeneeren) de gegeven orders moeten uitvoeren. Niet alleen in tijd van oorlog, maar ook reeds in gewone tijden komen in de marine plotseling onvoorziene omstandigheden voor, waarin van de gehoorzaamheid en stipte plichtsvervulling van iederen militair der zeemacht veel, ja zelfs de veiligheid van een schip of het behoud van menschenlevens kan afhangen.
Zoo bijv. bij gevaar voor aanvaring zal het oogenblikkelijk kalm uitvoeren van een gegeven bevel wellicht een groote ramp voorkomen. Van de plichtsvervulling van een in den mars geplaatsten uitkijk zal het tijdig ontdekken van een ander vaartuig, van een ondiepte, enz. kunnen afhangen. Bij man over boord" zal het vlugge bemannen en met kalmte strijken van een reddingboot vaak het behoud van een menschenleven beteekenen.
Uit al het bovenstaande blijkt, dat in vredestijd de schepelingen moeten worden opgeleid in de grootste orde en tucht, dat zij moeten leeren : nauwgezet hunne plichten te vervullen en onmiddellijk zonder èèn woord van tegenspraak de ontvangen bevelen op te volgen, opdat in tijd van oorlog de marine haar taak zal kunnen volbrengen.
Degenen, die zich niet goedschiks aan de krijgstucht willen onderwerpen, zullen door bestraffing op hunne tekortkomingen worden gewezen. Overtredingen van de krijgstucht worden door den commandant afgedaan.
Strafbare feiten, zoowel misdrijven als overtredingen, gelijk die door elken burger gepleegd kunnen worden, benevens de militaire misdrijven vermeld in het Wetboek van Militair Strafrecht, worden door den militairen rechter (zeekrijgsraad) berecht ; in enkele lichte gevallen kunnen deze feiten ook door den commandant worden afgedaan.
vervolg op blz 26 - 27 in de rechterkolom
blz 26 - 27
Vermeent een schepeling onrechtvaardig of te zwaar door zijn commandant te zijn gestraft, zoo kan hij een klacht indienen bij de hoogere militaire autoriteit, terwijl nog beroep open staat bij het Hoog Militair Gerechtshof.
Wordt de klacht gegrond bevonden, dan zal de straf worden vernietigd. Wordt de klacht gedeeltelijk gegrond bevonden, dan zal de strafreden of strafmaat dan wel beide gewijzigd worden. Wordt de klacht ongegrond bevonden, dan is klager strafbaar, indien het klagen lichtvaardig geschiedde of van oneerbiedigheid getuigt.
Vermeent een schepeling onbillijk te zijn behandeld, dan kan hij op gepaste wijze daarover een klacht inbrengen. Is de vermeende onbillijke behandeling gelegen in een ontvangen order, dan behoort deze evenwel eerst uitgevoerd te worden.
In strijd met de krijgstucht is, dat een militair zich aansluit bij een vereeniging, die ten doel heeft de orde te verstoren of de krijgstucht te ondermijnen. Het deelnemen aan vergaderingen of betoogingen van zulke vereenigingen, het aansporen in geschriften of mondeling tot handelingen, die een verzet beteekenen tegen bevelen of maatregelen van de militaire autoriteiten, vormen dus een zeer ernstig vergrijp tegen de krijgstucht.
Bij het ontvangen van met elkaar strijdige orders van verschillende meerderen, moet degene, die de orders ontvangt, den laatsten lastgever bekend maken, met de reeds ontvangen bevelen en daama nieuwe bevelen, of herhaling derzelven afwachten.
Met het oog op ieders plicht om met al zijn krachten bij te dragen, tot de veiligheid van het schip, worden de schepelingen gewezen op de ernstige gevolgen, die kunnen voortvloeien uit overtreding der voorschriften op het rooken en op het gebruik van lucifers en licht, uit het veranderen van den stand van electrische werktuigdeelen en van waterdichte deuren en sluitingen.
Het naderen met open licht van kolenruimen en van cellen, die lang gesloten waren, is gevaarlijk.
leder is verplicht mede te werken tot het zindelijk houden van een schip. De schepeling bedenke van hoe groot belang het voor de gezondheid van hem en zijne kameraden is de verblijven zindelijk en frisch te houden. Om dezelfde reden moet een ieder zijn lichaam en plunje goed reinigen.
leder schepeling heeft het recht zijne belangen voor te dragen aan den commandant, den eerste officier en zijn divisiechef. De schepelingen behooren vertrouwen te stellen in hun divisiechef, wiens taak en streven is de belangen zijner ondergeschikten te behartigen.
Vooral degenen, die slechts kort in dienst zijn, zullen in deze nieuwe omgeving wel eens voor moeilijkheden staan. Laten zij deze voorleggen aan hun divisiechefs, die hun zeker gaarne raad en inlichtingen zullen geven.
Het bovenstaande kan de zeemilicien voor een groot deel vinden in de Algemeene Baksorder ; dit is een omschrijving van de plichten en rechten van de aan den bak geplaatste schepelingen.
In ieder volksverblijf is een exemplaar van de Baksorder opgehangen aanbevolen wordt deze veelvuldig en aandachtig door te lezen. De aandacht wordt er op gevestigd, dat een militair die :
1e : opzettelijk een meerdere beleedigt of met eenig kwaad bedreigt, hem uitscheldt, beschimpt of in zijn tegenwoordigheid bespot ;
2e. weigert of opzettelijk nalaat te gehoorzamen aan eenig dienstbevel of die zoodanig bevel eigendunkelijk overschrijdt, zich schuldig maakt aan een ernstig militair misdrijf tegen de ondergeschiktheid en deswege met langdurige gevangenisstraf kan worden gestraft.
Ook wordt er nog op gewezen, dat een militair, die ongeoorloofd afwezig is, zich schuldig maakt aan het militaire misdrijf ongeoorloofde afwezigheid of desertie, al naar gelang van duur dier ongeoorloofde afwezigheid en de omstandigheden, waaronder ze plaats heeft. Reeds ongeoorloofde afwezigheid van ten minste een dag doet hem onder de strafwet vallen ; zware straffen kunnen ter zake worden opgelegd.
In het belang van de verdediging moet alles wat betrekking heeft op het artillerie- en vuurleidingmaterieel, op het torpedo- en mijnenmaterieel, op de onderzeebooten, op de inrichtingen tot opruimen van mijnen en op het seinwezen als d i e n s t g e h e im worden beschouwd.
Het is ten strengste verboden over bovengenoemde onderwerpen iets te schrijven in tijdschriften, dagbladen, enz. of er mededelingen over te doen aan andere personen dan die, welke tot 1e Koninkiijke Marine behoorende, uit hoofde van hun dienstbetrekking er mede bekend moeten zijn.
Ook na het verlaten van den dienst moet het dienstgeheim bewaard blijven.
DE SCHEEPSDIENST.
De bemanning, uitgezonderd het machinekamerpersoneel, is verdeeld in 3 divisien, genummerd I, II en III ; het machinekamerpersoneel vormt divisie IV ; het detachement mariniers vormt divisie V, wanneer een officier der mariniers als detachementscommandant aan boord is geplaatst.
Voor het doen van ree- en zeewacht is de bemanning verdeeld in drie wachtdivisien, aangeduid door de letters A, B en C. De divisien zijn onderverdeeld in bakken, aan het hoofd waarvan een baksmeester is geplaatst. Een tweede schepeling is aangewezen ter vervanging van den baksmeester en wordt vice-baksmeester genoemd. Bij elken bak worden om beurten één van het baksvolk als zeuntje benoemd.
vervolg op bladzijde 28

Geen opmerkingen :