maandag 1 mei 2017

Handboek 05

logo
blz 16 - 17
vervolg van blz 15
Om de torpedo op een bepaalde diepte te laten voortbewegen, dient de diepteregelaar, welke door middel van de horizontale roeren de baan regelt. Om te zorgen, dat de torpedo zich in een be­paalde richting (koers) voortbeweegt, is zij voorzien van een koersregelaar; de werking ervan berust op het beginsel van den draaienden tol (gyroscoop).
De werking van den koersregelaar wordt overgebracht op de verticale roeren. Verticale en horizontale roeren zitten achter, en wel tegen de verticale en horizontale staartvinnen. De ladingkamer vormt het voorste gedeelte van de torpedo; deze bevat de springlading, welke bij treffen van het doel wordt ontstoken door de pistool. Naar gelang van het type torpedo bevat doze ladingkamer 60 tot 350 kg schietkatoen of trotyl.
Van voren naar achteren gaande treffen we bij de torpedo de volgende deelen aan :
1 : de ladingkamer, welke de springlading bevat,
2 : de luchtkamer, welke de samengeperste lucht bevat,
3 : de geheime kamer, welke in hoofdzaak den diepteregelaar bevat,
4 : de machinekamer, welke in hoofdzaak de drijfmachine bevat,
5 : de ballastkamer, welke in hoofdzaak den koersregelaar bevat,
6 : de staart, met voortstuwers, verticale en horizontals roeren.
De torpedo's worden geschoten vanaf onderzeebooten, torpedobootjagers en torpedobooten. Vanaf de onderzeebooten geschiedt dit uit buizen door middel van samengeperste lucht.
De torpedobooten en torpedobootjagers lanceeren de torpedo's uit kanonnen, door middel van lucht of buskruitpatronen. De buizen zijn in het algemeen vast in de onderzeebooten gebouwd, terwijl de kanonnen draaibaar op pivots zijn opgesteld.
Voor oefeningsdoeleinden worden torpedo's gebruikt, welke voor eene zoodanige diepte worden ingesteld, dat zij onder het doel doorgaan. De ladingkamers met springladingen (gevechtsladingkamers) worden daarbij vervangen door zoogenaamde schokladingkamers, welke met kurk zijn gevuld. Voor controleschoten of inschieten worden ladingkamers gebruikt, welke voorzien zijn van een indicateur.
Een torpedo, welke voor oefening of controle wordt gelanceerd, heeft aan het einde van haar baan drijfvermogen, zoodat zij aan de oppervlakte komt drijven en opgepikt en aan boord kan worden genomen. Gevechtsklare torpedo's behooren bij niet treffen van het doe! aan het einde van haar baan te zinken.
De torpedo's worden in hoofdzaak behandeld door torpedomakers. Als regel zijn ze in een magazijn opgeborgen op stellingen gereed voor het gebruik. Het voornaamste onderhoud en de herstellingen worden uitgevoerd in de torpedo-ateliers (werkplaatsen).
MIJNEN
Bij de Koninklijke Marine zijn verschillende soorten mijnen in gebruik. In hoofdzaak onderscheidt men mechanische mijnen en electrische mijnen.
Alle mijnen bestaan :
1 : uit een bol, waarin de springlading en het ontstekings mechanisme is opgesteld;
2 : uit een anker, waarin opgesteld een kabeltrommel met kabel en een inrichting om de mijn op een vooraf in te stollen diepte te verankeren. De kabel is met haar eene uiteinde opgesloten aan den bol.
vervolg op blz 18 - 19 in de rechterkolom
blz 18 - 19
De mijnen worden gelanceerd vanaf speciaal daarvoor ingerichte mijnenleggers en vanaf onderzeebooten. Een mijn wordt vanaf een mijnenlegger te water geworpen, waarbij de bol op het anker ligt. De bol blijft drijven. Het anker zinkt en de kabel loopt van den kabeltrommel.
Een lood hangt onder het anker aan een loodlijn, welke een lengte heeft gelijk aan de gewenschte diepte, waarop de mijn onder de oppervlakte van water moet liggen. De loodlijn moet dus vooraf op lengte worden gemaakt, waarvoor stukken van 1/2, 1 en 2 m, voorzien van schalmen, aan boord aanwezig zijn.
Het lood komt dus het eerst op den bodem. Doordat de loodlijn dan slap komt te staan, valt een pal in, waardoor de kabeltrommel niet verder afloopt en de bol mede onder water wordt getrokken en op de gewenschte diepte komt te liggen.
De onderzeebooten hebben speciale mijnen. Deze vallen met bol en al op den bodem. De bol drijft na eenigen tijd op. Passeert de mijn de ingestelde diepte, dan wordt de kabel vastgeknepen.
De mechanische mijnen hebben een slinger, welke door den schok bij de aanvaring uit haar middenstand wordt gebracht, waardoor een schokstang in de springlading vliegt en deze ontsteekt.
De electrische mijnen hebben aan den buitenkant stoothoorns waarin een glazen buisje met chroomzuur. Wordt de mijn aangevaren, dan verbuigen een of meer stoothoorns, de glazen buisjes breken, waardoor de vloeistof in een element komt. Hierdoor loopt een stroom door een gloeiingpatroon, waardoor de springlading ontstoken wordt.
Alle mijnen hebben een veiligheidsinrichting zoo, dat zij onge­vaarlijk zijn, wanneer zij binnenboord staan en wanneer zij, na gelanceerd te zijn, van den ankerkabel los slaan.
Somtijds worden de mijnen, wanneer zij in een rij gelanceerd worden, op, afstand gehouden door den seriekabel. Dit is een kabel waarin om de 10 m een looden knoop is gesplitst. Wordt een versperring gelegd, dan wordt eerst een voorloop van den seriekabel verankerd. Daarna wordt de seriekabel in de seriekabelklem, welke vastzit aan het anker, gelegd en de klem ge­sloten. De knoop kan dan door het oog van de klem passeeren.
Ligt de mijn eenigen tijd te water, dan springt een pal van de klem in, waardoor het oog tot de helft verkleind wordt. De knoop kan dan niet meer passeeren en de mijn ligt tusschen 2 knoopen vast. De seriekabel is ook van nut bij het lichten der mijnen.
DIEPTEBOMMEN EN DIEPTE BOMMENWERPERS.
De dieptebom is een cylindrisch lichaam, gedeeltelijk gevuld met trotyl en voorzien van een afvuur-inrichting, welke, nadat de bom te water geworpen is, deze op een van tevoren bepaalde diepte tot ontploffing brengt. Het gewicht compleet bedraagt ongeveer 195 kg, dat van de lading ongeveer 135 kg. Deze bom is in het bijzonder bedoeld als wapen tegen onderzee­booten. Zij wordt te water geworpen door middel van den diepte­bommenwerper of langs een goof. De dieptebommenwerper is een snort mortier, welke vast aan dek is opgesteld.
vervolg op pag 19 -20

Geen opmerkingen :