maandag 18 november 2013

Marine Gewoonten en Gebruiken 58-59

logo
Marine gewoonten en gebruiken
Er is niet veel fantasie noodig zich de vloot, met haar wapperende vanen en het joelende scheepsvolk voor den geest te halen en zich een wijle te vermeien in dit levendige tafereel, dat een schrijver uit de 17e eeuw van dit grootsche feest gaf, of zooals Vondel het in zijn „Lof der Zeevaart" bezingt :
Wat vlaggen ziet men hier afzwieren van haar stengen
Wat kleuren, groen en geel, hun mengsel hier vermengen.
Oranje-blanje-bleu ! Wat purper en rood goud,
Wat levend vermiljoen het oog met lust aanschouwt !
Wat wapens brommen hier, in wimpels, toppestanders,
En sluiers fijn van draad! 0, welke salamanders !
Wat leeuwen zilverblank in paars, in rood, in groen !
Hier zweeft een adelaar; daar slingert een griffoen;
Hier pronkt een pauwe steert, bezaaid met gouden oogen
De praal van Juno's koets; en ginder komt gevlogen
Een witte Noachs duif met den olijventak,
Daar ‘daalt Mercurius van 't licht gesterrend dak.
Onwillekeurig tracht ik vergelijkingen te maken met de marine van dezen tijd. Het samentrekken van onze scheepsmacht bij wijze van vlootrevue, gebeurde in Nederland voor het laatst op 15 September 1898 op het Hollandsch Diep onder bevel van den Schout bij Nacht F. K. Engelbrecht. Daar hadden zich verzameld de pantserdekschepen "Zeeland", "Holland" en "Friesland", de pantserschepen "Evertsen" en "Piet Hein", het flottieljevaartuig "Koetei" (dat tijdens de vlootrevue opdracht kreeg naar Indië te vertrekken), de visscherij-politie-vaartuigen "Zeehond" en "Dolfijn", het artillerie-instructieschip "Bellona", de riviervaartuigen en monitors "Cerberus", "Krokodil", "Mosa" en "Rhenus", de kanonneerbooten "Hefting", "Hadda", "Raaf" en "Gier", het torpedo-transportvaartuig "Mercuur" en de torpedobooten "Ardjoeno", "Empone", „Icijen", „Krakatau" en „Batok", totaal vijf groote schepen en achttien kleine vaartuigen.
De zeilmarine was er niet meer vertegenwoordigd. De nieuwe marine van ijzer, staal en stoom had zich maar nauwelijks losgemaakt van de teekenkamer der technische baroe's, die gedrochtelijke monsters van schepen en vaartuigen als drijvende batterijen hadden ontworpen, waarop de manschap van den ouden tijd onwennig ijsbeerde. De vergelijking met de fraaie en sierlijke schepen uit de 17e eeuw is niet in alle opzichten eerlijk. Ik weet het.
Deze schepen waren het hoogtepunt, na eeuwenlange ontwikkeling op een veelzijdig bekend gebied. De schepen van staal en ijzer en stoom waren het resultaat van enkele tientallen jaren van ontwikkeling op een nog geheel onbekend terrein, waaruit de pantserdekschepen „Zeeland -, „Friesland- en „Holland" voor dien tijd niet onverdienstelijk voor den dag kwamen. Maar wie zou ze, gelijk Vondel in zijn tijd, durven bezingen als :
0, Goddelijk gesticht! gij lokt mijn zinnen uit :
Gij juichende Meermin en Waterlandse bruid !
De schoonheid van uw pruik Neptunus houdt gevangen,
Als hij kleinoodje en goud ziet aan uwe oren hangen
Gij schijnt een Cypria, die in het parlemoer
Na 't Cypers eiland toe op 't levend marmor voer.
En met 't aanminnig vier haars uitzichts, eer ze landden,
Al wat 'er plompt in 't nat van minne dede branden.
Neen, zóó zouden de schepen van de negentiger jaren nooit door een dichterlijk oog bezien zijn. De manschappen van dien tijd konden met hun „rapheid en stouten aard" in 't tuig niet meer voor den dag komen, omdat het tuig van het zwierige zeilschip, op de stalen schepen verdwenen was.
blz 58 - 59. wordt vervolgd..
Vorige pagina Volgende pagina

Geen opmerkingen :