zaterdag 16 juni 2012

De rode garde in Nederlands-Indië 04

De rode garde in Nederlands-Indië
De extreme levensomstandigheden van soldaat en matroos in Nederlands-Indië vervolg
Binnen het KNIL leidde iedere etnische groep in zekere mate een eigen bestaan. De militaire organisatie was gebaseerd op etnisch homogene compagnieën. Een brigade bestond uit een aantal Molukse, Javaanse en Europese compagnieën. In de barakken van de grote garnizoenen streefde iedere etnische groep er naar om een eigen mess en eigen woonkwartieren tee hebben. De militaire en etnische scheiding van de verschillende groepen creëerden rivaliteit en een sterke identificatie met de eigen etnische groep en met de aan haar toegekende status door de autoriteiten. Het officierskorpss stimuleerde dit ook. Vooral de Molukse soldaten ontwikkelden een duidelijke etnische religieuze identiteit. Hun isolatie van het thuisfront en de omstandigheden in de tangsi deden een zelfopvatting groeien waarin ze zichzelf zagen als verschillend en superieur aan andere Indonesiërs.
Ook de marine ging vanwege de personeelstekorten over tot het werven van niet-Europeanen. Dit scheelde kosten van salaris (ze verdienden minder), van vervoer naar en van Indië en de gezondheid van de Europese stoker en matroos werden gespaard. In Makassar, tegenwoordig Ujung Pandang, op het eiland Sulawesi (het vroegere Celebes), bevond zich sinds 1915 de 'Kweekschool voor Inlandsche Schepelingen (KIS). Dit was een opleidingg van een jaar waar vooral Menadonezen, Sangirezen en Molukkers aan deelnamen. Naast lessen in scheepvaart, omgang met wapens en exerceren, kregen de jongens ook Nederlands, want aan boord mocht geen Maleis worden gesproken. Na het leerjaar monsterden ze aan op de marineschepen, beginnend als lichtmatroos of leerling-stoker. Hier hadden ze eigen onderkomens gescheiden van de Nederlanders. In 1918 zou in Soerabaja begonnen worden met een opleiding tot inlandse korporaal machinedrijver en tot inlandse stokerolieman. Helaas zijn er geen cijfers beschikbaar over de etnische samenstelling van de marine in de Oost
De strikte scheiding van de diverse etnische groepen had gevolgen voor dee organisatie van de militaire vakbonden. Deze waren door toedoen hiervan eveneens volgens etnische lijnen georiënteerd. Het waren voornamelijk blanken die bonden hadden. Het bewustzijn van de inheemse militairen was zich nog aan het ontwikkelen. Het was een van de redenen dat de integratiee onmogelijk was en velen zagen dit zelfs als ongewenst. Taal en culturele verschillen speelden hierbij ook een rol
Organisaties van militairen vóór de oorlog en hun actiemethodes.
Tegenover de koloniale elite stonden de gewone marinemensen en soldaten met hun sociale achtergronden, hun eigen onderdrukte positie en, wat de matrozen betreft, vaak sociaal-democratische visie. Bij de soldaten lag dat laatste anders. In tegenstelling tot de matrozen met hun Bond voor Minder Marine-personeel (B.V.M.M.P) hadden zij geen eigen organisatie. Enerzijds was dat verboden, anderzijds stonden zij aanvankelijk nogal onverschillig tegenover dergelijke initiatieven. De belangrijkste reden was waarschijnlijk, dat het hier ging om beroepssoldaten, voor wie het dienen in de kolonie een laatste uitvlucht was. Aannemelijk is dat ze minder scholing genoten hadden dan de matrozen en in Nederland minder in contact gestaan hadden met de zich ontwikkelende vakbeweging. Alleen de onderofficieren kenden sinds 1902 een vereniging, namelijk het door sergeant-majoor Simon Jacobus Aay opgerichte Ons Aller Belang, de zusterorganisatie van Ons Belang. De vereniging in Indië hield zich bezig met drankbestrijding, onderlingee hulpverlening zoals de instelling van een weduwen- en wezenfonds en verbetering van arbeidsvoorwaarden. Aay, die later voorzitter was van de Vrijzinnige Bond, noemde de leden 'mannen van tucht en orde. De leiding hoeft niet bang te zijn voor onderofficieren. Van radicaal verzet kon geen sprake zijn.
Door het bestaan van de B.V.M.M.P konden matrozen georganiseerd actie voeren en zich collectief inzetten voor positieverbetering. Het lagere marinepersoneel was net zoals in Nederland in Nederlands-Indië vrij radicaal. De belangrijkste conflicten met de marine-autoriteiten vonden in Indië plaats. De ontevredenheid was hier het grootst. Dat was al zo in het begin van de twintigste eeuw. In Malang gestationeerde marine-matrozen vierden bijvoorbeeldd spontaan de eerste mei. Ze maakten een rode vlag door vier grote rode matrozenzakdoeken aan elkaar te spelden. Matroos Bernard Meyer hield vervolgens een toespraak :
Mannen van de Marine, blanke en bruine soldaten, zie deze kleine vlag, die de vlag van de revolutie voorstelt. Laat nu aan jullie geestesoog de reusachtige stoet van arbeiders voorbijgaan, die over de gehele wereld opmarcheert. Allen, die meemarcheren, dragen banieren, bloemkransen en leuzen. Ontelbare duizendtallen komen juichend bijeen. Zij vieren feest, dansen en zingen, maar vóór alles maken zij plannen en stellen zij eisen voor de achturige werkdag en degelijkheid van man en vrouw voor de wet, in loon en arbeidsvoorwaarden. Zij eisen menselijke behandeling door hun werkgevers, in plaats van lange uren zwoegen voor een hongerloon in ongezonde werkplaatsen.
Daarbij richtte de Nederlandse matroos zich ook speciaal tot zijn indische kameraden, van wie hij hoopte dat zij zich in de richting van de sociaaldemocratie zouden ontwikkelen :
Tot de inlandse soldaten zeg ik : Alleen de leden van de arbeidersklasse, die vandaag de Eerste Mei viert, strijden om een eind te maken aan de koloniale uitbuiting. Alleen zij strijden tegen de onderdrukking van de inlandse koeliebevolking van Nederlands Oost-Indië, India, Malakka en waar ook ter wereld gekleurde rassen van honger sterven te midden van de rijkdommen, die ze voortbrengen — voedsel, gestolen om uitgevoerd te worden voor de winst van hun harteloze
Meyer was rond de eeuwwisseling in de tropen. Hij gaat in zijn boek Voorwaarts en niet vergeten in op het verzet van de bemanning van de 'Hertog Hendrik' toen de commandant slechtere rijst en koffie aan boord introduceerde :
Toen de bootsman na bet middagmaal floot voor het begin van de werkzaamheden, weigerde de gehele bemanning aan dek te gaan, omdat de klachten door commandant Hoover als ongerechtvaardigd en onder bedreiging met straf afgewezen waren. Toen de bemanning standvastig bleef, kwamen twee officieren met een paar onderofficieren op bevel van de commandant naar beneden en gelastten de mannen één voor één om aan dek te gaan. Ze sukkelden heel langzaam één voor één de trap op naar het dek om dan meteen langs een andere trap weer naar hun kwartier te gaan. Zo bleek het onmogelijk om de bemanning aan het werk te krijgen. Er vielen slachtoffers er werden willekeurig een paar getrouwde mannen en enkele Bondsbestuurders uitgekozen die in arrest werden gesteld.
De commandant zag zich gedwongen zijn besluit in te trekken toen de bemanning dreigend bijeen kwam :
De gehele bemanning verzamelde zich onder de brug en zong het Marianne-lied :
'k' Ben Marianne, proletaren
Mijn naam is overal bekend
'k draag om losgewonden haren
De roode muts der vrijheidsbent
Daarna werd er een toespraak gehouden. Toen zongen ze het Bondslied enkele revolutionaireliederen en ten slotte de Internationale.

Geen opmerkingen :