31 mei 1916 – 1 juni 1916 De Zeeslag bij Jutland
Verloop van de slag.
De Zeeslag bij Jutland (31 mei 1916 – 1 juni 1916)
tussen de Britse en de Duitse marine, ook Slag voor het Skagerrak
genoemd, was de grootste zeeslag uit de Eerste Wereldoorlog. Het
was na de Slag bij de Doggersbank (1915) de laatste van slechts
twee ontmoetingen waarbij dreadnoughts van de strijdende partijen
elkaar tijdens de Eerste Wereldoorlog bevochten.
Voorgeschiedenis
De Britten blokkeerden de Duitse havens om te voorkomen dat de
Duitsers zich konden bevoorraden. De Duitsers wilden uit de
blokkade uitbreken, maar wisten ook dat ze bij een grote zeeslag
tussen beide complete vloten vrijwel kansloos waren. De Duitsers
bedachten hierop het plan om een uitbraak te veinzen, en zo een
reactie van de snellere kruisers van de Britse vloot uit te
lokken. Er zouden duikboten geposteerd worden langs de
aanvalslijn van de Britten. De Britten hadden echter een deel van
deze plannen onderschept, waardoor de Britten met een veel
grotere vloot de Duitsers konden bevechten, en bovendien veel
eerder dan door de Duitsers verwacht was, waardoor de duikboten
nog niet in positie klaarlagen.
Begin van de slag
Op 31 mei 1916 koerste bevelhebber Reinhard Scheer met zijn
Duitse Hochseeflotte bestaande uit 22 slagschepen (waaronder 6
pre-dreadnoughts), 5 slagkruisers, 11 lichte kruisers en 61
torpedoboten vanuit Wilhelmshaven noordwaarts en stuitte ter
hoogte van het Skagerrak op de Britse Grand Fleet van bevelhebber
John R. Jellicoe, die uit het westen naderde.
De Britten waren
getalsmatig veruit superieur; hun vloot bestond uit 28
slagschepen, 9 slagkruisers, 8 pantserschepen, 26 lichte
kruisers, 77 torpedobootjagers en 3 flottieljeleiders.
Het kaliber van de Duitse kanonnen (max. 305 mm) was kleiner dan
dat van de Britten (max. 381 mm); daar stond tegenover, dat de
Duitse schepen zwaarder waren bepantserd. Bovendien beschikten de
Duitsers over nauwkeurigere optische afstandsmeters. Verder
hadden de Duitsers betere compartimentering van hun schepen en
waren hun munitiemagazijnen minder kwetsbaar.
De slag begon om
13 uur 45 's middags tussen de slagkruiservloten van beide
partijen, die voor de slagschepen uitvoeren. De Duitsers (onder
Franz von Hipper) probeerden de Britten (onder bevel van David
Beatty) mee te lokken naar de Duitse hoofdmacht. Beatty volgde
direct en er ontbrandde een lopend gevecht op een onderlinge
afstand die varieerde tussen 9.000 en 15.000 meter.
De Britse schepen, scherp afgetekend tegen de westelijke hemel,
vormden een duidelijk doelwit, terwijl hun zicht op de Duitse
slagkruisers, die zich in laaghangende mist bevonden, beduidend
minder was. Het Duitse kanonvuur lag dan ook spoedig dekkend en
de Britse slagkruisers Tiger en Lion kregen zware treffers te
incasseren.
Even later werd
de Britse Indefatigable geraakt door een voltreffer en
explodeerde : 1015 officieren en manschappen kwamen om en er
waren slechts twee overlevenden. Maar nu bereikten vier nieuwe
snelle Britse slagschepen van de Queen Elizabeth-klasse het
strijdtoneel : een van 17.000 meter door de Barham afgevuurde 381
mm-granaat doorboorde het pantser van de Von der Tann, maar door
adequaat optreden van de lekdienst bleef het Duitse schip
behouden.
Om 4 uur 26 werd de Britse slagkruiser Queen Mary getroffen en
explodeerde; van de 1275 opvarenden overleefden er slechts 9.
Toen de Duitse hoofdmacht zich rond 4 uur 50 aansloot bij de
slagkruisers, verlegde Beatty zijn koers in noordelijke richting.
Maar ook de
Duitse schepen en vooral de slagkruisers die vanaf het begin bij
de strijd betrokken waren liepen zware averij op. Om 18 uur waren
bijna alle kanonnen van de Von der Tann buiten gevecht gesteld.
De Seydlitz stond in brand en maakte water, de Derfflinger en de
Lützow waren eveneens zwaar beschadigd. Om 18 uur 31 trof
een salvo van de zwaar beschadigde Derfflinger de Britse
slagkruiser Invincible, waarna "the mother of all
battle-cruisers" de lucht in vloog; van de bezetting van 1037 man
werden slechts 6 overlevenden opgevist.
Terugtocht
De Britse overmacht werd echter overweldigend en Scheer trachtte
zich met tactische manoeuvres aan de druk te ontworstelen met een
omtrekkende beweging naar het noorden, en om de zinkende
Wiesbaden en Lützow bij te staan. Toen de voorhoede van de
Duitse vloot echter onder vuur van 33 Britse dreadnoughts kwam te
liggen, moest Scheer onder dekking van een laatste aanval van
zijn gehavende slagkruisers gesteund door torpedoboten, waarna de
Britse schepen afdraaiden, de terugtocht aanvaarden. Daarmee was
rond 19.30 uur het hoofdgevecht voorbij.
Tot in de morgen
van 1 juni 1916 vonden nog verspreide achterhoedegevechten tussen
lichte eenheden van beide vloten plaats. In de nachtelijke uren
werd de Duitse pre-dreadnought Pommern getroffen door een torpedo
en explodeerde; niemand van de 844 bemanningsleden overleefde
dit. De zwaar beschadigde slagkruiser Lützow werd als
verloren beschouwd en, nadat de bemanning op andere schepen was
overgestapt, om 1.45 uur door de Duitsers zelf tot zinken
gebracht. De andere schepen bereikten, soms met veel moeite, de
thuishavens.
Balans
De Britse verliezen (6094 man en 115.025 ton aan oorlogsschepen:
3 battlecruisers, 3 armoured cruisers en 8 destroyers) waren
groter dan de Duitse (2551 man en 60.180 ton). De Duitsers hadden
3597 zware granaten afgevuurd, w aarvan er 120 (3,33%) doel
troffen; de Britten 4598 met 100 treffers (2,17%). Het gebulder
van de enorme kanonnen was tot in Friesland hoorbaar.
Aan destrategische situatie veranderde niets : de Britse superioriteit
ter zee was onaangetast en de Duitse vloot waagde nooit meer een
dergelijke uitbraakpoging. Later zou de slag wel worden
gekwalificeerd als "een uitbraakpoging van een gevangene, die na
een worsteling met zijn cipier weer terug naar zijn cel wordt
gebracht."
De Britse opperbevelhebber Jellicoe heeft altijd volgehouden dat
hij onder de omstandigheden het best haalbare resultaat had
geboekt, al waren er veel technische en tactische tekortkomingen
geweest. In de uitvoerige polemieken die over deze slag zijn
gevoerd waren veel maritieme deskundigen dat met hem eens. Het
strategische doel, het handhaven van de maritieme blokkade tegen
Duitsland, was immers bereikt. Onder het Britse publiek was de
teleurstelling echter groot. Het was de grootste krachtmeting ter
zee geweest sinds de Slag bij Trafalgar in 1805 en het Britse
volk had weer zo'n daverende overwinning nodig om het moreel op
te vijzelen wegens de rampzalige situatie aan het westelijk
front. Dat was het duidelijk niet geworden en de Duitsers
benadrukten dan ook het tactische voordeel dat zij in deze slag
behaald hadden.
De ondergang van
de Britse slagkruisers was te wijten aan hun te lichte
bepantsering en de gebrekkige constructie van de geschutstoren.
Bij de Duitse schepen waren gepantserde luiken aangebracht
waardoor een ontploffing of vonk in de geschutskoepel de
onderliggende lift met de gereedgemaakte granaten en cordiet niet
kon bereiken. Bij de Britse schepen ontbraken dergelijke
afscheidingen.
De grootste zeeslag ?
De Britse Grand Fleet
Gerekend naar de totale tonnage van de rechtstreeks betrokken
vaartuigen: de slagschepen, kruisers en torpedobootjagers, was de
slag de grootste uit de gehele maritieme geschiedenis : 2,01
miljoen ton, zoals een nauwkeurige berekening leert. Dit tonnage
bedroeg in de Slag in de Golf van Leyte tijdens de Tweede
Wereldoorlog (een verzamelnaam voor vier afzonderlijke
gecombineerde zee-/luchtslagen van 22-26 oktober 1944), welke
slag meestal als grootste wordt genoemd, 1,81 miljoen ton, als
indirect betrokken schepen, o.a. vliegdekschepen (45 van de
Verenigde Staten en 4 van Japan) buiten beschouwing worden
gelaten. Worden die erbij opgeteld, dan is laatstgenoemde slag de
omvangrijkste aller tijden. Tijdens de Slag bij Jutland was er
welgeteld één vliegdekschip (de Engadine, 1881 ton)
aanwezig; het luchtwapen speelde toen alleen een verkennende rol.
De Britse verliezen (6094 man en 115.025 ton aan oorlogsschepen: 3 slagkruisers,
3 zware kruisers en 8 torpedobootjagers) waren groter dan de Duitse (2551 man en 60.180 ton).
De Duitsers hadden 3597 zware granaten afgevuurd, waarvan er 120 (3,33%) doel troffen;
de Britten 4598 met 100 treffers (2,17%). Het gebulder van de enorme kanonnen was tot in Friesland hoorbaar.
Slag bij Jutland (ontleend aan wikipedia)
1 november 1914 Slag bij Coronel
Zuid Amerika Valparaiso
De Slag bij Coronel was een zeeslag tussen Groot-Brittannië en
Duitsland op 1 november 1914 tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Von Spee
De Britse zeemacht en haar geallieerden zochten gedurende de eerste maanden van de oorlog,
waar viceadmiraal Graaf Maximilian von Spee zich met zijn eskader ophield,
omdat ze vreesden voor hun koopvaardijvloot in de stille oceaan.
Von Spee voerde het bevel over twee sterke kruisers, SMS Scharnhorst, zijn vlaggenschip,
en de SMS Gneisenau en nog drie lichte kruisers: de SMS Dresden, de SMS Nürnberg en de SMS Leipzig.
Zodra Japan zich aan de kant van Groot-Brittannië had geschaard,
verliet von Spee met zijn vijf kruisers de haven van de Duitse kolonie Tsingtao in China.
Hij wilde de handelsroutes langs de westkust van Zuid-Amerika afsnijden,
zoals bleek uit onderschepte radioberichten in oktober 1914.
Het eskader van Graaf von Spee vaart uit Valparaiso.
SMS Kaiserin
Cradock
Viceadmiraal Christopher Cradock voer in die sector.
Hij had twee kruisers HMS Good Hope (zijn vlaggenschip omdat die de snelste was,
maar met een onervaren bemanning) en HMS Monmouth, de lichte kruiser HMS Glasgow
en een omgebouwd koopvaardijschip HMS Otranto onder zijn bevel.
Hij kreeg bevel, om von Spee te zoeken.
Hij stuurde de HMS Glasgow uit om te zoeken en sprak met hem af bij Coronel aan de middenkust van Chili.
Wie zoekt wie ?
Overmoed
Op 18 oktober 1914 hoorde von Spee, dat de HMS Glasgow zich ophield bij Coronel.
Hij voer met alle vijf schepen uit vanaf de haven Valparaíso in Chili om hem te vernietigen.
Cradock voer vanuit de haven van Stanley op de Falklandeilanden naar Coronel
om daar de HMS Glasgow te vervoegen.
Winston Churchill van de admiraliteit zond op 28 oktober een bericht naar Cradock om te wachten op versterking.
Verlokt
Cradock onderschepte op 31 oktober een radiobericht, waaruit bleek dat de SMS Leipzig,
de traagste lichte kruiser van von Spee’s vloot, in de buurt was. Hij besloot,
om naar het noorden te varen om hem op te zoeken en te vernietigen.
Om 16u30 op 1 november zag hij alle vijf kruisers van von Spee liggen.
Hij had misschien nog naar het zuiden kunnen vluchten en bij het vallen van de
duisternis ontsnappen aan de Duitsers, maar hij besloot om te vechten.
Hij beval wel het omgebouwd koopvaardijschip HMS Otranto om te vluchten,
aangezien die toch niet kon meevechten.
De val
De zee was woelig en von Spee manoeuvreerde behoedzaam op 10 km, zodat hij buiten
het schietbereik van Cradock bleef. Von Spee's bemanning had immers de zon in de ogen.
Pas bij zonsondergang om 19 uur, waarbij de ondergaande zon de schepen van Cradock
scherp aftekende tegen de horizon, opende von Spee het vuur.
Bij opkomende maan verkleinden de Britten de afstand tot 5 km. Von Spee vergrootte die weer,
om een eventuele wanhoopsactie met torpedo's te ontwijken.
De laatste schoten vielen in het donker, waarbij de afstandsmetingen
gebeurden op de branden en op de lichtflitsen van de schoten.
Het derde salvo van de SMS Scharnhorst kelderde de HMS Good Hope :
hij verging met man en muis, inbegrepen Cradock.
Vernietiging
De HMS Monmouth wendde met zware averij de steven in de richting van de open zee.
De laatst aangekomen SMS Nürnberg joeg de al brandende HMS Monmouth van dichtbij
naar de haaien met 105 granaten. De HMS Monmouth zonk om 21u18 zonder overlevenden.
De HMS Glasgow zag de lichtflitsen, maar kon ontsnappen en de HMS Otranto vervoegen.
De HMS Glasgow was beschadigd door de SMS Leipzig en de SMS Dresden en liep een
neutrale Braziliaanse haven binnen om zich zes dagen te laten opkalefateren.
Wraak
De Britse admiraliteit was geschokt : voor het eerst in een eeuw had de Britse
marine een zeeslag verloren. 1654 Zeelui waren omgekomen.
Sir John Fisher zond Sir Frederick Sturdee met een eskader naar het
gebied om wraak te nemen in de Slag bij de Falklands.
SMS Scharnhorst
HMS Glasgow
SMS Nürnberg boven HMS Monmouth onder.
28 Augustus 1914 - De slag bij Helgoland - Duikboten bespiedden de Duitsers
Britse duikboten hadden aan hun opperbevelhebber, commodore Robert Keyes, verslag uitgebracht,
dat in de bocht van Helgoland 9 Duitse torpedoboten en 5 kleine kruisers patrouilleerden in twee
ploegen bij dag en bij nacht. Meer kleine kruisers en ook slagkruisers lagen in de Eems,
in Brunsbüttel of in de Jade, maar de slagkruisers konden daar alleen bij hoog water uitvaren.
Op Helgoland stond zwaar geschut om de schepen te beschermen.
De plannen van de Engelse admiraal
Commodore Keyes legde het volgende plan voor aan Winston Churchill.
Duikboten en schepen van het Harwich-eskader onder Reginald Tyrwhitt moesten
de Duitsers weglokken van de kust. Zware slagschepen zouden de Duitsers dan de pas
afsnijden en vernietigen. De Grand Fleet zou op afstand klaarliggen om zo nodig in te grijpen.
Winston Churchil keurde het plan goed, maar admiraal Frederick Sturdee vond de ondersteuning
door de Grand Fleet onnodig en voorzag in plaats daarvan acht oudere kruisers.
De uitvoering was voor 28 augustus voorzien.
Keyes en Tyrwhitt voeren op 26 augustus uit. Keyes voer met 8 duikboten en Tyrwhitt
aan boord van de nieuwe lichte kruiser HMS Arethusa als vlaggenschip en met verder
de lichte kruiser HMS Fearless en 31 destroyers. Pas toen bracht de admiraliteit Sir John R. Jellicoe,
de bevelhebber van de Grand Fleet, op de hoogte van het plan.
Jellicoe vond dat de Grand Fleet nodig was, omdat de operatie te dicht bij de Duitse
basis ging gebeuren. Sturdee vond dat overbodig, maar vond het wel goed als Jellicoe
nog wat meer slagkruisers zou sturen. Jellicoe gaf bevel aan David Beatty om met zijn eskader
slagkruisers uit te varen en aan William Goodenough om met zijn lichte kruisers uit te varen.
Jellicoe meldde dit aan de admiraliteit, maar die gaf het bericht niet door aan Tyrwhitt of Keyes.
De Duitse geheime dienst had weet gekregen van de actie van het Harwich eskader.
Daarom werd de alarmbel geluid op de Duitse slagkruisers die in de Jade voor anker lagen.
De eerste torpedo
Bij het krieken van de dag op 28 augustus doken de Britse duikboten 40 zeemijl ten westen
van Helgoland op. In de ochtendnevel bedroeg het zicht hooguit 1 kilometer.
Om 5u26 zag de Britse duikboot E26 de Duitse torpedoboot G194 en vuurde een torpedo af,
maar die miste. De torpedoboot probeerde daarop de duikboot te rammen, maar dat mislukte.
De torpedoboot sloeg wel alarm en de torpedoboten voeren vanuit Helgoland uit om op de
duikboot te jagen. Een uur later stootte G194 op 4 Britse destroyers en vluchtte naar het
zuidwesten. Admiraal Franz von Hipper stuurde de twee lichte kruisers SMS Frauenlob
en SMS Stettin uit om de destroyers een les te leren.
In Wilhelmshaven was de lucht helder en hij veronderstelde, dat dit bij Helgoland
ook zo was en dat de kruisers het dus wel op tijd zouden zien,
als er zwaardere schepen in de buurt waren. In de vroege namiddag stootten de torpedoboten
op de Britse destroyers met HMS Arethusa. De torpedoboten S13 en V1 werden zwaar
beschadigd door artillerievuur en de torpedoboten vluchtten ijlings terug naar Helgoland.
Het was inmiddels laag water, zodat de Duitse slagkruisers niet konden uitvaren.
De Duitse kustbatterijen op Helgoland konden vanwege de mist geen dekking bieden.
HMS Fearless voer evenwijdig aan de destroyers, maar schoot niet.
De Britten stootten kort voor 8u00 op de lichte kruisers SMS Frauenlob en SMS Stettin.
HMS Fearless schoot verschillende keren raak op SMS Stettin, die koers zette terug naar Helgoland.
SMS Frauenlob trof HMS Arethusa verschillende keren. HMS Arethusa was zwaar beschadigd en vluchtte.
Verwarring
Keyes zag vanop de destroyer HMS Lurcher de versterkingen die Jellicoe gestuurd had,
maar omdat hij niet ingelicht was, dacht hij, dat het Duitse schepen waren.
De Britse duikboot E6 vuurde een torpedo op HMS Southampton, maar die miste nipt.
De kruiser probeerde de duikboot te rammen, maar dat mislukte.
Pas om 10 uur beseften ze, wat er aan de hand was.
Het einde van V187
Verder naar het noorden had Goodenough de twee kruisers HMS Nottingham en HMS Lowestoft
naar Tyrwhitt gestuurd ter versterking. Die twee kruisers troffen toevallig V187 en deden hem om 9u10 zinken.
De Britten begonnen de Duitse schipbreukelingen uit het water te vissen,
maar toen verscheen SMS Stettin en de destroyers sloegen op de vlucht.
Later redde een Britse duikboot de Duitsers. Omdat er geen plaats aan boord was,
kregen ze enkel een kompas en wat proviand.
Versterking
SMS Stettin meldde dat de Britten terugtrokken en daarop keerden SMS Hela en SMS Ariadne terug.
Admiraal Maass liep vanuit Wilhelmshaven uit in de kleine kruiser SMS Cöln samen
met de SMS Strassburg. Uit de Eems liep kapitein Paschen uit met zijn SMS Mainz.
Hergroeperen
Tyrwhitt beval zijn destroyers om te hergroeperen en naar het westen te varen.
Toen viel SMS Strassburg vanuit het zuidwesten aan.
HMS Fearless en de destroyers verjoegen hem. SMS Cöln werd ook verjaagd.
Toen SMS Strassburg de al beschadigde HMS Arethusa aanviel,
riep Tyrwhitt de hulp in van Beatty met zijn slagkruisers. De destroyers konden SMS Strassburg
verdrijven met torpedo’s. Enkele destroyers kwamen toen onder vuur van SMS Mainz.
De kruisers beslechtten de slag
Om 15 uur verscheen Goodenough met zijn kruisers, waarop SMS Mainz op de vlucht sloeg.
Hij kwam daarbij net in de richting van het Harwich eskader.
Omdat het roer van SMS Mainz door een treffer van HMS Fearless beschadigd was, kon hij niet meer ontkomen.
Hij kon nog drie destroyers beschadigen, maar om 12u25 maakte de SMS Mainz water en 40 minuten later zonk hij.
Beatty viste de drenkelingen op. SMS Cöln en SMS Strassburg vielen opnieuw HMS Arethusa aan,
maar hielden daarmee op toen Beatty verscheen.
SMS Cöln kreeg algauw enkele treffers, maar om 13 uur kwam SMS Ariadne aan.
De slagkruisers maakten van SMS Ariadne in een kwartier een brandend wrak.
SMS Danzig redde later enkele overlevenden.
SMS Strassburg ontkwam in de mist. Hij werd enkele keren gezien, maar de Britten
dachten, dat het een Brits schip was. Om 13u25 zag HMS Lion de SMS Cöln en deed hem zinken.
Er was maar één overlevende. SMS Stettin en SMS Stralsund konden ontkomen en zich bij
de Duitse slagkruisers voegen, die eindelijk uit de haven geraakt waren.
HMS Hogue sleepte de zwaar beschadigde HMS Arethusa naar zijn haven.
De balans
De Britten hadden geen enkel schip verloren, enkel HMS Arethusa
was zwaar beschadigd. Ze telden maar 35 doden.
De Duitsers hadden drie kleine kruisers, een torpedoboot en 1242 man verloren,
waaronder admiraal Maass. In 1917 zou in dezelfde wateren de Tweede slag bij Helgoland uitgevochten worden.
Tweede slag bij Helgoland
Hegoland 1917
Voorbereiding
De tweede slag bij Helgoland was een zeeslag op 17 november 1917 tussen Groot-Brittannië en Duitsland tijdens de Eerste Wereldoorlog.
De slag was minder omvangrijk dan de eerdere slag bij Helgoland in dezelfde wateren.
Er waren al eerder pacten gesloten, maar dit was speciaal, omdat het een extra
veiligheid betekende in het geval dat de Verenigde Staten van Amerika zouden deelnemen
aan de Tweede Wereldoorlog. Iedereen was van mening dat deze oorlog spoedig wereldwijd
zou worden. Duitsland had in 1938 Oostenrijk en Sudetenland al ingenomen en was
in september 1939 Polen binnengevallen. De aanval op Polen leidde tot een reeks
van oorlogsverklaringen die zou escaleren tot de Duitse aanval in westelijke richting op 10 mei 1940.
De slag
Op 17 november stootten de Duitse mijnenvegers op de kruisers HMS Calypso en HMS Caledon.
De Duitse schepen vluchtten zuidwaarts naar de SMS Kaiser en SMS Kaiserin bij Helgoland.
De kruisers HMS Courageous en HMS Glorious bevochten de kleine kruisers SMS Königsberg II,
SMS Pilau, SMS Nürnberg II en SMS Frankfurt die de mijnenvegers moesten beschermen.
Toen kwam admiraal Trevylyan Napier erbij met zijn slagkruisers HMS Tiger, HMS Lion,
HMS Princess Royal, HMS Repulse en HMS New Zealand. De schepen voeren snel 26 knopen,
er hing mist en ze legden zelf rookgordijnen. Ze moesten tussen de mijnen laveren.
HMS Courageous verschoot 400 granaten van 381 mm zonder een enkele treffer.
HMS Repulse met kapitein William Boyle kon de SMS Königsberg II raken, waarbij alle
drie de schoorstenen doorsloegen en een brand in de kolenbunker ontstond,
die pas na een half uur geblust geraakte. De Duitse mijnenveger SMS Kehdingen zonk.
De Duitse schepen vluchten zuidwaarts en zochten bescherming bij de Duitse slagschepen
SMS Kaiser and Kaiserin. De Duitse slagschepen konden met een 305 mm granaat de brug van
HMS Calypso treffen, waarbij alle personen met inbegrip van de commandant het leven lieten.
De uitkomst
Het resultaat van de slag was een status quo. De Duitse duikboten bleven last hebben met de zeemijnen.
Daarom schakelden ze meer en meer over naar de basis in Brugge. Daar waren ze ook een dag sneller
op de Noordzee. Als antwoord daarop planden de Britten de blokkades van de Oostende en Zeebrugge,
beschreven als de aanval op de haven van Zeebrugge, de eerste- en de tweede aanval op de haven van Oostende.
HMS Caledon
SMS Kaiser
SMS Kaiserin
HMS Courageous
HMS Glorious
SMS Königsberg II
24 januari 1915 - Slag bij de Doggersbank
De zinkende SMS Blücher ondersteboven.
Vooraf
De sterkteverhouding tussen de Britse en Duitse oorlogsvloot (ca.
3 tegen 2) maakte het voor de Duitsers vrijwel onmogelijk de
Britse blokkade tijdens de Eerste Wereldoorlog te doorbreken.
Aanvankelijk beperkte men zich tot prikacties. De slag bij
Helgoland was een Duitse nederlaag geweest, daar de Duitse
slagkruisers wegens laag water niet konden uitvaren. Wel was het
de Duitsers gelukt mijnen te leggen, waardoor het Engelse
slagschip Audacious was gezonken en waren de Engelse kustplaatsen
Hartlepool en Scarborough beschoten. Een rechtstreekse
confrontatie tussen beide vloten vond begin 1915 bij de
Doggersbank plaats.
De slag
Op 24 januari 1915 was een Duits eskader (bevelhebber Franz von
Hipper) bestaande uit de slagkruisers Seydlitz, Moltke en
Derfflinger en de pantserkruiser Blücher, ondersteund door 4
lichte kruisers en 18 torpedoboten op weg naar de Engelse
oostkust voor een verkenningstocht en zo mogelijk om
beschietingen op kustplaatsen uit te voeren, toen het op de
Noordzee ter hoogte van de Doggersbank werd verrast door een
dubbel zo sterk Brits eskader onder bevel van David Beatty en
bestaande uit de slagkruisers Lion, Tiger, Princess Royal, New
Zealand en Indomitable met 7 lichte kruisers en 35
torpedobootjagers. De Britten hadden lucht van de Duitse operatie
gekregen door Duitse radioberichten te decoderen, terwijl de
Duitsers veronderstelden dat de Engelse slagkruisers zich in de
haven bevonden om te bunkeren.
Het was nog donker, toen Beatty's slagkruisers rond 7 uur ’s morgens de
Doggersbank bereikten. Hipper was volkomen verrast, toen de
Britten het vuur openden. Onzeker over de sterkte van de vijand
liet hij zijn schepen keren, zonder echter de snelheid te
verhogen om bij het aanbreken van de dag de situatie te kunnen
overzien. Dat bleek een tactische fout. Om 8.45 uur meldde zijn
vlaggenschip Seydlitz aan het opperbevel in Wilhelmshaven:
“Positie 053 d links midden, koers zuidoost, 20 zeemijl, 8
grote schepen, 1 kleine kruiser, 12 torpedoboten in zicht.”
Er leek geen ontkomen aan, want het achterste schip in de linie,
Blücher, haalde slechts 23 knopen.
Beatty naderde snel en stuurde parallelkoers. Om 9.30 uur meldde
Seydlitz: “083 d zuidoost, 21 zeemijl. Er volgen 7
vijandelijke kleine kruisers, 26 torpedoboten, daarachter nog
meer rookwolken. Verwacht aanval pas in de Duitse Bocht.”
Doch om 10 uur volgde: “In westnoordwest 1ste vijandelijk
pantserkruiser-eskader in zicht.” En om 10.08 uur:
“Ben in gevecht met het 1ste pantserkruiser-eskader in 109
d, stuur koers zuidoost. Seydlitz.” waarna om 10.33 uur een
oproep om assistentie volgde: “Positie 113 d, stuur koers
zuidoost, 23 zeemijl. Ben in gevecht met het 1ste vijandelijke
pantserkruiser-eskader in noordnoordwest. Verzoek om bijstand van
eskaders en flottieljes.” Het opperbevel antwoordde hierop
dat de vloot zou uitlopen, maar dat zou natuurlijk nog uren in
beslag kunnen nemen.
Ondertussen was het gevecht in volle gang. Een granaat van Lion trof de Seydlitz
in de achterste geschutstoren en deed de daarin liggende
kruitvoorraad ontvlammen. Het vuur sloeg over naar de
geschutstoren ernaast, waarop ook deze uitbrandde. Matroos
Wilhelm Heidkamp zette de munitiemagazijnen onder water, zodat
het schip niet de lucht in ging. Hij verbrandde daarbij zijn
handen en zijn longen en stierf hieraan na de oorlog.
Lion zelf werd door Derfflinger getroffen en viel stil; de elektrische
installatie was vernietigd zodat alleen nog met vlagsignalen
gecommuniceerd kon worden. Een melding van onderzeebootgevaar
deed de Engelsen aanvankelijk koers wijzigen in noordoostelijke
richting, waarna een vlagsignaal van Lion om de strijd te
hervatten verkeerd werd begrepen.
Het gevolg hiervan was dat het Britse vuur zich geheel op de Blücher concentreerde,
die als laatste schip in de Duitse linie al voortdurend was bestookt en nauwelijks
vaart meer maakte, terwijl het gros achter de horizon
verdween. Een poging Blücher te redden zou gezien de
krachtsverhouding, mede door het uitvallen van vier zware kanons
op Seydlitz tot de ondergang van het gehele eskader hebben kunnen leiden.
Anderzijds was een kans gemist de lamgeslagen Lion, die
door Indomitable moest worden weggesleept, te vernietigen. Het
Duitse vlaggenschip Seydlitz meldde aan het opperbevel :
“Positie 12.45 uur 054 e, stuur koers zuidoost. Gevecht
voor het moment afgebroken. Blücher verloren. Vijand peilt
noordnoordoost.”
En het Duitse luchtschip “L5” ,dat zich boven het strijdtoneel bevond meldde :
“Positie 13.07 uur 036 ß. Blücher gekenterd. Vijandelijke torpedoboten
en kruisers in de buurt. Vijand trekt zich terug in richting noordwest.”'
Achteraf
De Royal Navy was niet gelukkig met de afloop. Men had dan wel
een Duitse kruiser (hoewel dit geen dreadnought was) tot zinken
gebracht, maar de hoofdmacht laten ontsnappen. De onderlinge
communicatie tussen de schepen bleek zeer te wensen over te
laten. Verder was het aantal treffers ver onder de maat - van de
243 34 cm granaten die Lion afvuurde, troffen er maar 4 doel - en
bleek het nieuwe systeem “firing director” voor
synchroonvuur, waarmee Tiger was uitgerust, niet te werken. Maar
men zag door de geringe schade aan de eigen schepen de zwakte van
constructie en pantser over het hoofd, waarvan de gevolgen zich
anderhalf jaar later, tijdens de zeeslag bij Jutland, zouden
openbaren. Bij de Duitsers daarentegen bracht het inferno op
Seydlitz een constructiefout aan het licht, die leidde tot
verbetering van de beveiliging tegen steekvlammen binnen de
gevechtstorens van de schepen.
De Britten
verloren 50 man; aan Duitse zijde bedroegen de verliezen 951 man,
allen op Blücher en Seydlitz. Het was het eerste treffen van
slechts twee gedurende de gehele Eerste Wereldoorlog tussen
dreadnoughts van de strijdende partijen.
De Duitse Derfflinger, Seydlitz en von der Tann (info ontleend aan wikipedia)
|
|
28 en 29 december 1915. Slag bij Durazzo
Middellandsezee gebied
De Slag bij Durazzo was een zeeslag uit de Eerste Wereldoorlog tussen de
Oostenrijk-Hongaarse marine en de geallieerde marines.
De slag vond plaats op 28 en 29 december 1915.
Wat vooraf ging
December 1915, de Kaiserliche und Königliche Kriegsmarine stuurde een eskader
de Adriatische Zee in, om te helpen in de Servische Campagne.
De nieuwe lichte kruiser SMS Helgoland, begeleid door vijf Tatra class torpedobootjagers,
verliet Kotor en vertrok naar Durazzo laat op de 28ste december, met de onderzeeër U-15
op patrouille bij Durazzo. Terwijl ze op weg waren, namen zij de Franse onderzeeër Monge
waar ten zuiden van Kotor. Torpedobootjager Balaton begon te vuren voor het rammen
en tot zinken brengen van de Monge.
Vroeg de volgende dag arriveerde het Oostenrijks-Hongaarse eskader bij de stad
Durazzo en begon op de stad te schieten en de Helgoland bracht een Grieks stoomschip
tot zinken. Toen kwam de torpedobootjager Lika in een mijnenveld terecht en zonk.
Ook de Triglav was geraakt door een mijn en was ernstig beschadigd.
De Czepel probeerde de Triglav te slepen maar verloor een schroef waardoor de
Triglav het moest overnemen.
Hierdoor vertrok het verzwakte Oostenrijks-Hongaarse eskader langzaam noordwaarts.
SMS Helgoland
SMS Balaton
De Slag
De geallieerde troepen in Brindisi werden gealarmeerd op het Oostenrijks-Hongaarse eskader.
De Britse marine stuurde twee Town Class kruisers Dartmouth en de Weymouth om ze te onderscheppen.
Ze werden snel gevolgd door de Italiaanse Quarto en Nino Bixio en verschillende Franse torpedobootjagers.
De Oostenrijkers reageerden hierop door een bericht naar Kotor te sturen om de gepantserde
kruiser Kaiser Karl VI en de lichte kruiser Novara uit te zenden voor eventuele
steun na de confrontatie. Ze kwamen echter niet in actie.
Vroeg in de middag van 29 december kwam het tot een confrontatie tussen de geallieerde
schepen en het Oostenrijkse eskader dat slechts halverwege hun thuisbasis was.
De Franse torpedojagers begonnen op de Oostenrijkse torpedojager Triglav te vuren.
Het schip zou later zinken bij kaap Rondini nadat het beschoten was door de
Franse torpedojager Casque. De bemanning had het schip bijtijds verlaten.
Ondertussen probeerden de geallieerde kruisers de Helgoland en de drie resterende
kruisers af te snijden. In een vuurgevecht over grote afstanden in de middag ontweek
de Helgoland de geallieerde kruisers en bereikte Kotor veilig, maar de Oostenrijks-Hongaarse
schepen Lika and Triglav waren verloren gegaan.
De Tatra had schade aan de motor opgelopen door verschillende inslagen.
HMS Dartmouth
HMS Weymouth
Kaiserliche und Königliche Kriegsmarine onderzeeër U-15
Slag bij Durazzo verliezenlijst (ontleend aan wikipedia)
28 Juli-10 Augustus 1914 - Achtervolging van SMS Goeben en SMS Breslau
Route van de diverse betrokken schepen, aangeduid naar hun bevelhebbers
De achtervolging van SMS Goeben en SMS Breslau was een in omvang klein gewapend
conflict wat feitelijk de naam Zeeslag niet verdiend.
In de eerste dagen van de Eerste Wereldoorlog, trachten eenheden van de
Britse marine twee Duitse oorlogsbodems te onderscheppen.
Deze schepen, de slagkruiser SMS Goeben en de lichte kruiser SMS Breslau,
slaagden erin, de Britse vloot te ontwijken en Constantinopel
(het huidige Istanboel) te bereiken. De Duitse regering schonk deze schepen
daarna aan de Turkse regering, hetgeen een rol speelde bij de beslissing van de
Turkse regering om de zijde van de Centralen te kiezen.
Dit had (mede) tot gevolg dat de Eerste Wereldoorlog zich uitbreidde tot het Midden-Oosten.
De aanloop
De Mittelmeerdivision van de Duitse marine had in eerste instantie tot taak om in
het geval van vijandelijkheden (met name een oorlog tussen Duitsland en Frankrijk)
de aanvoer van troepen en materieel van Frans Noord-Afrika naar Frankrijk te verhinderen.
De exacte taken zouden echter, in het geval van oorlog, afhankelijk zijn van de ontwikkelingen.
Deze Duitse vloot bestond slechts uit twee schepen, die echter beide modern en van goede
kwaliteit waren qua bewapening, bepantsering en snelheid. De slagkruiser Goeben beschikte
over geschut van 11 inch, en kon (onder optimale omstandigheden) een snelheid
van 27 knopen bereiken. Ook de Breslau kon als modern beschouwd worden, hoewel kleiner,
lichter bepantserd en voorzien van lichter kaliber geschut.
De Duitse vloot stond onder bevel van de admiraal Wilhelm Souchon.
De Britse vloot was aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog geconcentreerd
op Malta, en bestond uit de slagkruisers Indomitable, Inflexible en Indefatigable,
vier lichte kruisers en veertien torpedobootjagers. De bevelhebber was de admiraal Sir Archibald Milne.
SMS Goeben
SMS Breslau
De achtervolging
Op 30 juli 1914 werd Milne door de Admiraliteit in Londen op de hoogte gesteld
van het naderende uitbreken van de oorlog, en werd hem opgedragen om in eerste
instantie Franse troepentransporten te beschermen. Indien mogelijk, diende hij
het gevecht aan te gaan met de Goeben. Hieraan werd toegevoegd dat een gevecht
met sterkere eenheden vermeden diende te worden, tenzij samen met de Fransen.
De formulering was vermoedelijk afkomstig van de hand van de
First Lord of the Admiralty, Winston Churchill.
Eerst op 2 augustus 1914 slaagde Milne erin contact te leggen met de Franse
admiraal De Lapeyrère. Op dat moment waren Duitsland en Frankrijk in staat van oorlog,
doch Groot-Brittannië nog niet. Op 3 augustus bleek dat de beide Duitse schepen
zich te Messina (Sicilië) bevonden om kolen in te slaan.
Italië was op dat moment nog neutraal, en conform de geldende internationale
rechtsregels stond men de Duitse schepen een verblijf van 24 uur
in de Italiaanse territoriale wateren toe.
De Britse Admiraliteit meende dat de Duitse schepen zouden trachten via de Straat
van Gibraltar te ontsnappen. Om dit te voorkomen zond Milne twee van zijn schepen
van hun positie aan de ingang van de Adriatische Zee,
waar zij een uitbraak naar Gibraltar moesten beletten.
In de vroege uren van 4 augustus 1914 bombardeerde de Goeben de Franse havensteden
Bône (thans Annaba) en Philippeville (thans Skikda) en trok zich daarna met de
Breslau terug in westelijke richting. Bij het eiland Galita stuitte hij op de
Britse Indomitable en Inflexible. Aangezien Duitsland en Groot-Brittannië op
dat moment nog niet in staat van oorlog waren, dat zou eerst om 24uur op die
datum het geval worden, liet men elkaar ongemoeid.
De Britse schepen, later versterkt met de lichte kruiser Dublin achtervolgden
de beide op maximale snelheid stomende Duitse schepen, die er in slaagden een
gestaag toenemende voorsprong op te bouwen. Dit ging ten koste van het leven
van vier stokers de gedood werden door ontsnappende stoom.
Op 5 augustus bereikte Souchon wederom Messina, waar een Duits schip met kolen
voor hem klaar lag. De Britse vloot had uitdrukkelijke aanwijzingen ontvangen de
Italiaanse territoriale wateren te vermijden. Aangezien de bedoelingen van
Souchon nog steeds onzeker waren - de Straat van Gibraltar bereiken, de Oostenrijkse
vloothaven Pola bereiken, of zich laten interneren in een neutrale haven behoorden
tot de door de Britten mogelijk geachte Duitse plannen, doch een uitwijken naar
Constantinopel kennelijk niet - verdeelde Milne zijn vloot over diverse locaties.
Milne kon ook niet weten dat Souchon in de vroege ochtend van 4 augustus van de
Duite admiraliteit een telegram had ontvangen waarin hem een geheim verbond tussen
Duitsland en Turkije werd medegedeeld.
Hij kreeg opdracht onmiddellijk naar Constantinopel uit te wijken.
In de avond van 6 augustus verliet Souchon Messina, waarbij hij werd opgemerkt
door de Britse lichte kruiser Gloucester onder bevel van kapitein Kelly.
De Gloucester slaagde erin de Duitse schepen, die in oostelijke richting voeren,
te blijven volgen. Gevechthandelingen beperkten zich tot een kort vuurgevecht
tussen de Gloucester en de Breslau. (De Gloucester beschikte over geschut van 6 en 4 inch,
en was daarmee evident inferieur aan de Goeben.)
In de middag van 7 augustus moest de Gloucester de achtervolging staken wegens kolengebrek.
De Britse eenheden die op dat moment het dichtst in de buurt waren bevonden zich
bij het eiland Cephalonia en bestonden uit de vier pantserkruisers Defence,
Warrior, Black Prince en Duke of Edinburgh, onder bevel van de admiraal Troubridge.
Zowel in geschut als bepantsering waren deze schepen, ieder voor zich, de mindere van de Goeben.
Troubridge maakte in de nacht van 7 op 8 augustus contact met de Duitse schepen,
doch wegens het verschil in geschut zag hij er van af het vuur te openen.
Om 4.00 uur besloot hij de achtervolging te staken.
Eerst circa 24 uur later verliet Milne met drie slagkruisers Malta. Door de afstand
en de door Milne gevaren snelheid kon hij onmogelijk de Duitse schepen bereiken.
Souchon bunkerde kolen vanaf een vrachtschip bij het eiland Denusa en bereikte
op 10 augustus te 5.00 uur de Dardanellen.
Hem werd toegang tot de Turkse territoriale wateren verleend. Turkije was op dat moment neutraal
HMS Indomitable
HMS Inflexibel
HMS Invincible
HMS Indefatigable
HMS Indefatigable en HMS Invincible
De gevolgen
Het zou voor Souchon volstrekt onmogelijk zijn om terug te keren naar Duitsland,
of zelfs maar de Atlantische Oceaan te bereiken. Internering in een Turkse haven
leek de enige keus. De Duitse regering besloot echter de beide schepen, compleet
met de bemanning, aan de Turkse regering als geschenk aan te bieden. Dit gebaar
werd door zowel de Turkse regering zeer op prijs gesteld: enkele dagen daarvoor
had de Britse regering twee Turkse oorlogsschepen gevorderd, die op Britse werven
gebouwd waren en vrijwel gereed waren. Deze schepen, die qua ontwerp en uitrusting
met de beste Britse schepen vergeleken konden worden, waren bekostigd door giften
van de Turkse bevolking, zodat het vorderen ervan tot groot ongenoegen bij de
Turkse regering had geleid. (De beide schepen werden bij de Royal Navy in dienst
gesteld als Agincourt en Erin.)
De Goeben en Breslau werden in Turkse dienst gesteld als Yavuz Sultan Selim en
Midilli. Beide schepen werden ingezet op de Zwarte Zee.
De gang van zaken rond deze vier schepen droeg er aan bij dat de Turkse regering
de zijde van de Centralen koos, en in november 1914 in oorlog raakte met Rusland
en Groot-Brittannië. Hierdoor werd de Bosporus afgesloten voor transporten van
en naar Rusland, hetgeen zowel de Russische export (en daarmee mede de financiering
van diens oorlog) als de aanvoer van wapens sterk belemmerde. De staat van oorlog
tussen het Turkse rijk en het Verenigd Koninkrijk leidde tot campagnes op diverse
fronten : in Mesopotamië, Gallipoli, Syrië en Palestina.
Admiraal Troubridge werd in november 1914 voor de krijgsraad gedaagd op de
beschuldiging dat hij "door nalatigheid of anderszins, de achtervolging naliet
van Zijner Keizerlijke Duitse Majesteits schip Goeben, zijnde toen een vluchtende vijand".
Hij werd hiervan vrijgesproken, doch diende nooit meer op zee.
De Goeben bleef, later onder de namen Jawuz Selim en Yavuz, bij de Turkse marine
tot 1948 in actieve dienst. De uitdienststelling vond eerst in 1973 plaats,
waarna het schip gesloopt werd. De Breslau liep op 19 januari 1918 op een mijn en zonk.
Slag Middellandse zee - Achtervolging Goeben en Breslau 1914
|
(ontleend aan wikipedia)
|
1918 Blokkade van Zeebrugge en Oostende
Twee scheepswrakken in de havengeul van Zeebrugge in april 1918
De blokkade van Zeebrugge en Oostende was een stel van drie maritieme operaties
van de Britten tijdens de Eerste Wereldoorlog om de Duitse duikboten in Brugge te blokkeren.
Wat voorafging
Met de zeeslag bij Jutland was de Duitse vloot verslagen.
Duitsland besloot om de oorlog niet op maar onder de zee voort te zetten
als onbeperkte duikbotenoorlog. Hiertegen hadden de Britten toen geen verweer.
Duikboten vanuit Wilhelmshaven vormden geen grote bedreiging,
omdat ze een dag onderweg waren en langs mijnenvelden moesten.
Een poging om de mijnen te vegen was mislukt tijdens de Tweede slag bij Helgoland.
Antwerpen was ook geen probleem, omdat het van op het water kon beschoten worden.
De duikbootbasis van Brugge lag te ver landinwaarts om ze vanuit zee te beschieten.
Ook ze vanuit de lucht bombarderen was in die tijd te moeilijk.
De duikboten voeren langs de kanalen naar Zeebrugge of Oostende en zo naar zee,
waar ze Britse schepen aanvielen.
In 1915 had admiraal Reginald Bacon al geprobeerd
om de sluispoorten te beschieten van op monitors, maar daarbij waren alleen
de gebruikte 305 mm kanons kapotgeschoten en niet de sluizen.
John R. Jellicoe stelde in 1917 voor om Zeebrugge te bezetten,
maar het landleger geraakte niet door de Duitse verdediging.
Roger Keyes werkte een plan uit om de havengeulen van Zeebrugge en Oostende
te blokkeren en de admiraliteit gaf groen licht in februari 1918.
De aanval werd op 11 april en op 14 april afgeblazen wegens slecht weer.
De motorboot HMS CMB 33 was daarbij gestrand in Duits gebied,
zodat de Duitsers de plannen van de operatie in handen hadden.
motorboot HMS CMB 33
Operatie ZO te Zeebrugge
De aanval begon op 23 april 1918 vanuit Dover, Duinkerken en het Zwin.
Kort voor middernacht begon een afleidingsmanoeuvre.
De kruiser HMS Vindictive en twee overzetboten Daffodil en Iris II vielen de golfbreker aan.
Hierbij waren twee oude duikboten, volgestouwd met springstof.
Mariniers en een duikboot
HMS Vindictive moest 200 mariniers afzetten aan de monding van het kanaal naar
Brugge om de Duitse kanonnen onschadelijk te maken.
Een rookgordijn zou het schip aan het zicht onttrekken.
De Duitsers verweerden zich heftig: zo ging de matroos Hermann Künne van de
torpedoboot S53 de leider van de mariniers met een mes te lijf.
Hij stak hem neer, maar werd zelf neergeschoten.
De wind draaide en het rookgordijn woei weg.
De mariniers kwamen onder Duits vuur en sneuvelden bij bosjes.
Duikboot C3 kon het viaduct naar de golfbreker opblazen zoals voorzien.
HMS Vindictive
HMS Iphigenia
Drie blokkeerschepen
Drie schepen uit 1890, de Thetis, Intrepid en Iphigenia waren geladen met beton.
De bedoeling was, om ze in de vaargeul tot zinken te brengen en zo die
havengeul te blokkeren. Na de mislukte aanval op de golfbreker kwamen de drie
schepen onder zwaar Duits vuur te liggen. De Thetis geraakte niet tot in de vaargeul.
Hij liep op een zandbank en werd te vroeg tot zinken gebracht.
De twee andere schepen geraakten wel tot het kanaal, maar zonken niet op de juiste plaats.
Resultaat
De Duitsers verwijderden twee pieren. Twee dagen later konden de Duitse duikboten
al bij hoog tij langs de blokkerende schepen varen. 200 van de 1700 Britten lieten het leven,
waaronder commandant Frank Arthur Bock, de man die het rookgordijn bedacht en uitvoerde.
HMS Intrepid
HMS Iphigenia
Operatie ZO te Oostende
Tegelijk met de operatie te Zeebrugge gebeurde een gelijkaardige operatie te Oostende.
Het kanaal van Brugge naar Oostende was smaller, daarom waren voor Oostende maar twee
blokkerende schepen voorzien: de oude kruisers HMS Sirius en HMS Brilliant.
De operatie stond onder bevel van Hubert Lynes.
Dekking
De operatie werd gedekt door een bombardement van monitor bombardeerschepen
en ook van artillerie te land nabij Ieper. Torpedoboten zouden een rookgordijn
aanleggen en de bemanningen weghalen nadat de blokkade een feit was.
De monitors namen de Duitse kustverdediging onder vuur, vooral de
krachtige 280 mm kanons die van het slagschip Tirpitz waren gehaald.
Rook en wind
Terwijl dus een artillerieduel van op grote afstand aan gang was,
stoomden de kruisers op naar de monding van het kanaal.
Toen stak een sterke landwind op, die het rookgordijn achteruit over de schepen blies.
De Duitsers zagen de schepen aankomen en openden het vuur.
De kapiteins voerden de snelheid op en zochten de boei van de stroombank die
de vaargeul naar het kanaal markeerde.
De uitkijk in de mast van HMS Brilliant zag de boei recht vooruit liggen
en kapitein Alfred Godsal zette koers recht erop af.
Geschokt
Toen kwam de kruiser plots tot stilstand in een zandbank;
de mannen vlogen over het dek van de schok.
De Sirius die achterop voer was de boei ook al voorbij en luitenant
commandant Henry Hardy zag ineens dat de Brilliant vlak voor hem stillag.
Hij kon niet meer uitwijken en botste achterop de Brilliant.
De twee schepen waren nu stilliggende wrakken en dus een
gemakkelijk doelwit voor de Duitse artillerie.
De aftocht
De kapiteins bevalen de schepen te verlaten in motorboten en ontstaken de lonten
van de springladingen om de schepen te doen zinken zoals voorzien.
Zoals het een kapitein betaamt verliet Godsal als laatste zijn schip en stapte
aan boord van de ML276 van luitenant Rowley Bourke.
Onder wederzijds artillerievuur werd de aftocht naar Dover en Duinkerken geblazen.
Admiraal Keyes was ontgoocheld.
Wat was er gebeurd ?
De Duitse bevelhebber van Oostende had er zich rekenschap van gegeven,
dat een aanval bij nacht en nevel mogelijk was.
In dergelijke omstandigheden kon een aanval alleen gebeuren als de navigatieboei er lag.
In plaats van de boei weg te nemen, had de Duitse bevelhebber bevolen,
om de boei ‘s nachts 2 km naar het oosten te verleggen, midden in de zandbanken.
Die eenvoudige maatregel had het hele Britse plan verijdeld.
Operatie VS te Oostende
Terug in Engeland zaten Henry Hardy, Alfred Godsal, Hubert Lynes en Roger Keyes
rond de tafel om een nieuw plan te smeden.
Drie weken later stoomden de verouderde kruisers Sappho en Vindictive op met beton in hun ruim.
De bemanningen waren overlevende vrijwilligers van de eerste poging.
Op 9 mei was het weer goed en vertrok de vloot na het donker uit Duinkerken.
Panne
Twee minuten na middernacht ontplofte de stoomketel van de Sappho –
het was immers een verouderd schip - en moest die terugkeren naar Duinkerken.
Lynes besloot om met de operatie door te gaan met één blokkeerschip en om 1u30 kwamen ze bij Oostende.
Torpedo’ss, bommen en granaten
De motorboten lanceerden torpedo’s om de mitrailleurs op de uiteinden van de
twee pieren uit te schakelen. Tien zware bommenwerpers dropten brandbommen
op de Duitse stellingen, maar die richtten weinig schade aan.
Artillerie beschoot de Duitse stellingen vanuit Ieper.
Mist
Godsal en Lynes hadden dit keer de zeekaarten nauwgezet bestudeerd :
ze hadden met schade en schande geleerd, dat ze niet op de boeien konden vertrouwen.
Toen doemde plots een koude, natte mist op, zodat de kaarten ook al niet hielpen.
Ze konden niet eens de sterren meer zien om zich op te oriënteren.
De kruiser voer heen en weer in de mist, terwijl een zwaar artillerieduel woedde.
Godsal pierde om de pieren te herkennen.
Torpedoboten
Twee Duitse torpedoboten waren vanuit Oostende uitgelopen, om hem te onderscheppen.
Door de dichte mist botsten ze op elkaar en moesten ze gehavend terug naar de haven.
Waar ligt die haven ?
De motorboten die Godsal begeleidden, verloren hem uit het zicht op één na.
Pas bij de derde doorgang zag Godsal de ingang van de haven.
De motorboot schoot een lichtkogel af en Godsal stevende recht op de monding van het kanaal af.
Door de lichtkogel kon de Duitse artillerie beter richten en werd de schroef
van de Vindictive beschadigd. Toen Godsal bevel gaf om het schip dwars in de vaargeul
te leggen, brak de schroef. Voor Godsal dit besefte, raakte een Duits schot zijn brug.
Hij was op slag dood. Eerste luitenant Victor Crutchley was ook gewond, maar strompelde
naar het stuurwiel om te proberen om te draaien.
Dit was dus onmogelijk omdat de schroef gebroken was.
De kruiser dreef met de stroming uit de haven en liep op een zandbank buiten de haven.
Evacuatie
Crutchley beval om het schip te verlaten langs de kant van de zee.
De boordwerktuigkundige Luitenant Willam Burry stelde de springladingen op scherp en
verliet als laatste de machinekamer. Crutchley zocht nog met een elektrische zaklamp
naar gewonden tussen de lijken en sprong toen ook over op de motorboot ML254 van
luitenant Geoffrey Drummond, die ook gewond was. Verschillende, waaronder luitenant
Burry hadden hun enkels gebroken door op de motorboot te springen. ML254 voer traag
weg met de 38 overlevenden, nog altijd onder vuur van machinegeweren aan land.
Toen Drummond langs de ML276 van Rowley Bourke voer, riep hij, dat er nog mannen in het water zwommen.
Drummond was te zwaar geladen en maakte water door de schade, maar bereikte HMS Warwick voor hij zonk.
Kreten en gekerm
Bourke voer vier keer door de haven, hoorde kreten en vond de zwaargewonde navigatie
officier Sir John Alleyence die zich vastklampte aan een omgeslagen boot.
Bourke zette opnieuw koers naar de open zee, maar twee 152 mm granaten sloegen in
en vernielden de persluchttanks, zodat de motoren uitvielen.
Een zure damp spoelde over dek en verstikte bijna de bewusteloze Alleyence.
Een andere motorboot nam de ML276 op sleeptouw. De ML276 had 55 kogelgaten.
Krijgsberaad
Op zee bespraken de officieren de operatie aan dek van de destroyer Warwick.
Toen klonk een enorme knal en maakte het schip slagzij.
De Warwick was op een zeemijn gelopen en dreigde te zinken.
HMS Velox voer langszij en pikte de overlevenden op van de Warwick,
Vindictive en ML254. Ze bereikten Dover in de vroege morgen.
Resultaat
De Britten telden 8 doden, 10 vermisten en 29 gewonden. Duitse duikboten van de UC
klasse konden nog altijd vanuit Brugge naar Zeebrugge of Oostende de zee op,
tot in oktober 1918 de landmacht het terrein veroverde.
De gezonken wrakken werden pas in 1921 geborgen.
De operatie stond later model voor een soortgelijke te Saint-Nazaire tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Destroyer Warwick
|
Blokkade Ostende - Zeebrugge 1918 (ontleend aan wikipedia)
|
8 december 1914 Slag bij de Falklands
Falklands
De slag bij de Falklands was een zeeslag tussen Groot-Brittannië en
Duitsland op 8 december 1914 tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Graaf von Spee
Maximilian Graf von Spee (Kopenhagen, 22 juni 1861 - 8 december 1914) was een Duits admiraal.
Von Spee sloot zich aan bij de Kaiserliche Marine in 1878.
In de jaren 1887-1888 was hij bevelhebber van de havens in Kameroen,
toen nog een kolonie van Duitsland. Voor de Eerste Wereldoorlog was hij een lange
tijd verantwoordelijk voor de ontwikkeling van wapens.
In 1908 werd hij tenslotte benoemd tot Stafchef van de Noordzee.
Twee jaar later, op 27 januari 1910, werd hij schout-bij-nacht.
In 1912 werd hij viceadmiraal en opperbevelhebber van het Duitse Oost-Aziatische
flottielje, met als thuisbasis de Duitse kolonie Tsingtao in China.
Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, spitste zijn vloot zich toe op het vernietigen
van commerciële en troepentransportschepen van de geallieerden.
Hij vervulde deze taak met aanzienlijk succes, hoewel hij zich zorgen maakte
om de kracht van de geallieerden, meer bepaald de Keizerlijke Japanse Vloot en de
Koninklijke Australische Vloot.
Hij zei zelfs dat het Australische vlaggenschip,
HMAS Australia, superieur was tegenover zijn volledige vloot.
Het flottielje van Spee bewoog langzaam naar Zuid-Amerika.
Tijdens de Slag bij Coronel, juist voor de kust van Chili, versloeg Spee op 1 november 1914
de plaatselijke Britse vloot onder het bevel van Sir Christopher Cradock.
Hij slaagde erin om 2 Britse pantserkruisers, HMS Good Hope en HMS Monmouth,
die hopeloos verouderd waren, zowel qua geschut als qua zeemanschap, te doen zinken.
De Duitse viceadmiraal graaf Maximilian von Spee had de slag bij Coronel gewonnen.
Op 4 november was hij voor 24 uur in de neutrale haven Valparaíso in Chili
binnengelopen om zijn munitievoorraad aan te vullen.
Hij zette koers naar het zuiden, rondde begin december Kaap Hoorn en stoomde
op naar de Falklandeilanden om de Britse marinebasis Stanley aan te vallen.
In 1934 noemden de Duitsers een 'vestzakslagschip' naar de admiraal, de Admiral Graf Spee.
Het schip werd in 1939 verlaten en vernietigd door de bemanning, toevallig ook voor de
kust van Zuid-Amerika waar admiraal von Spee zijn laatste slag streed, en in
dezelfde maand, maar wel duizend zeemijl zuidelijker en een kwarteeuw later.
Op 8 december 1914 viel admiraal von Spee de kolenbunker en de marinebasis van
Stanley, op de Falklandeilanden aan. Hij wist echter niet dat de Britten daar net 2
moderne en snelle slagkruisers, HMS Inflexible en HMS Invincible heengestuurd hadden.
Daarenboven lagen er in de marinebasis ook nog 5 kruisers, namelijk HMS Carnarvon,
HMS Cornwall, HMS Kent, HMS Bristol en HMS Glasgow. In de slag bij de Falklands
die volgde verloor Spee zijn vlaggenschip, de SMS Scharnhorst samen met de SMS Gneisenau,
de SMS Nürnberg en de SMS Leipzig. Tezamen met die schepen verloren de Duitsers
ook nog 2200 zeelui, admiraal von Spee en zijn twee zonen.
Alleen de SMS Dresden slaagde erin te ontsnappen,
maar moest zich later overgeven en zichzelf opblazen.
SMS Dresden in 1914
SMS Dresden in 2008
SMS Gneisenau
Admiraal Lord John Fisher Sir Doveton Sturdee
|
Na de smadelijke nederlaag bij Coronel zwoer de Britse admiraal Lord John Fisher wraak.
Hij liet een vlooteenheid onder bevel van viceadmiraal Sir Frederick Doveton Sturdee
opstomen naar de Falklands met als opdracht om de Duitse kruisers op te sporen en te onderscheppen.
De Britse vlooteenheid telde twee moderne kruisers, HMS Invincible en Inflexible.
Sturdee had verder nog drie gepantserde kruisers HMS Carnarvon, Cornwall en Kent en
twee lichte kruisers HMS Admiraal Lord John Fisher
Bristol en Glasgow en de hulpkruiser HMS Macedonia.
De vlooteenheid was pas ter plaatse aangekomen en lag in de haven van Stanley,
een marinesteunpunt en de hoofdstad van de Falklands, aangemeerd om opnieuw kolen te bunkeren.
|
|
HMS Inflexible
HMS Invincible
Glasgow
HMS Bristol
Kruisers in zicht
De zee was glad als een spiegel, de zon scheen fel aan de onbewolkte hemel en er
stond een zwakke bries uit het noordwesten. Het was zomer in het zuidelijk halfrond.
Het zicht was uitstekend. De kruisers Gneisenau en Nürnberg kwamen om 9 uur nabij
Stanley en de uitkijk van de Gneisenau zag van in zijn mast de Britse kruisers liggen.
Hij herkende ze door zijn kijker aan hun masten.
Aanvallen of vluchten?
Von Spee wist niet, dat de schepen kolen aan het bunkeren waren.
Als hij had aangevallen, dan waren de kruisers een gemakkelijk doelwit geweest.
Als hij een schip had kunnen kelderen, dan zou dat de havengeul voor de andere kruisers versperd hebben.
De Canopus waakt
Toen liet de Canopus zijn kanonnen bulderen. HMS Canopus was een verouderd, nog ongepantserd schip.
Het was bij hoogtij aan de grond gezet. Het moest de haven van Stanley beschermen.
Zo kon het als een fort schieten zonder hinder van de deining. Het lag beschut achter een helling.
Von Spee wist niet wat er gebeurde, beval rechtsomkeert te maken en te vluchten naar het zuidoosten,
pal tegen de wind in. De bemanning van de Canopus klaagde er later over,
dat hun rol in de slag onvoldoende naar waarde geschat was, ze hadden immers geen premie ontvangen.
Als Von Spee had kunnen naderen en schieten, dan had de slag misschien een ander verloop gekend.
Achtervolging op zee
De Kent zette als eerste de achtervolging in.
Sturdee gaf de kombuis bevel om een uitgebreid Engels ontbijt op te dienen.
Hij wilde zijn bemanning aansterken voor de zware dag die hen te wachten stond.
Rond 10 uur waren alle kruisers op volle stoom in de achtervolging.
Von Spee had 24 km voorsprong. Rond 13 uur losten de Britten een schot aan bakboord van de Leipzig.
Coriolis speelt mee
De Britse wiskundige John Littlewood tekende nadien uit de mond van een aanwezige officier op,
dat alle schoten 100 yard links van hun doelen terecht kwamen.
De schootstabellen hielden rekening met de Corioliskracht.
Alleen duurde het even, voor de Britten doorhadden, dat ze het teken van de correctie moesten
omkeren, omdat ze zich in het zuidelijk halfrond bevonden.
De slag
Von Spee zag op zijn Zeiss afstandsmeters, dat de Britten 25,5 knopen voeren
terwijl hij maar 22,5 knopen haalde. De Britten zouden hem dus inlopen voor de
avond viel en hij op de duisternis kon hopen om te ontkomen.
Omdat de vlucht dus geen zin had, besloot hij om te vechten.
Hij wierp om 13u20 alleen zijn twee zware kruisers in de slag, om zo tenminste
aan zijn drie lichte kruisers uitzicht op redding te bieden.
Er stond een noordwest bries. Daardoor woei de rook uit de schouwen van de Duitse
kruisers in de richting van de Britse schepen als een soort rookgordijn.
Von Spee kon de Britten wel scherp zien.
De Britten probeerden tevergeefs om von
Spee uit die gunstige positie te lokken. De Scharnhorst en de Gneisenau troffen de Invincible,
maar het pantser weerstond de treffers. Von Spee had acht 210 mm kanons,
terwijl de Britse kruisers elk acht 305 mm kanons hadden.
Dit wil zeggen, dat de Britten zijn pantser konden doorboren van op een afstand
waarop zijn vuur zou afketsen op hun pantsers.
Veertig minuten later lagen de Invincible en de Inflexible langszij. De zoemer klonk.
Vijf tellen later luidde de bel en braakte uit alle 16 monden vuur op de Scharnhorst en de Gneisenau.
De Scharnhorst
Het vlaggenschip Scharnhorst werd om 16u04 zwaar getroffen en verging om 16u17 met man en muis.
Alle opvarenden verdronken, waaronder ook admiraal Graaf von Spee.
Ook zijn beide zonen Otto en Heinrich kwamen om in het sop.
SMS Scharnhorst
Gedenkpenningen Heinrich von Spee - Maximilian von Spee- Otto von Spee.
De Gneisenau De Gneisenau bleef terugschieten en ontwijken tot om 17u15 de munitie op was.
De Gneisenau zonk om 18u02. 190 opvarenden werden gered en in de boeien geslagen.
Hieronder was kapitein Hans Pochhammer.
Hij gaf in 1924 te Leipzig zijn memoires uit : “Graaf Spee’s laatste vaart.”
De Nürnberg
De Nürnberg voer op volle kracht, maar de Kent zat erachter.
Uiteindelijk brak het gevecht los om 17u30.
De Kent had een sterker pantser en zwaardere kanonnen.
Om 18u30 ontploften twee stoomketels van de Nürnberg.
Om 19u27 kapseisde de Nürnberg.
Een handvol bemanningsleden hing met een haak aan het zinkende schip en
wuifde met een vlag. De Britten visten ze op uit de zee.
De Leipzig
De Glasgow en de Cornwall zaten achter de Leipzig. Toen de Leipzig zonder munitie zat,
vuurde hij twee lichtkogels af ten teken van overgave.
De Glasgow staakte het vuur, maar om 21u23 maakte de Leipzig slagzij 130 km ten
zuidoosten van de Falkland eilanden. Maar 18 opvarenden overleefden.
Die Duitsers beweerden later, dat kapitein John Luce van de Glasgow had bevolen
om op de drenkelingen te schieten. Als dit met de waarheid strookt,
dan kan het uit vergelding geweest zijn voor wat de Nürnberg met de Monmouth
gedaan had in de slag bij Coronel.
De Dresden
De lichte kruiser Dresden ontkwam als enige van de vijf, zoals Von Spee had gehoopt.
Het schip zwalkte nog drie maanden rond, totdat het zonder proviand kwam te zitten
en de kapitein zich op 14 maart 1915 overgaf op de Juan Fernández-archipel.
Hij liet het schip ontruimen en deed toen de munitiekamer in de lucht vliegen.
De Baden en de Santa Isabel
De Kapitein van de HMS Bristol meldde om 11u27 aan Sturdee dat hij drie Duitse
transportschepen had opgemerkt bij Port Pleasant aan de oostelijke kust van de
Falkland eilanden. Sturdee beval de Macedonia om de Bristol te vervoegen en de
Duitse transportschepen te vernietigen. De Baden was van 1913, mat 7500 ton en
voer in dienst van de rederij Hapag. De Santa Isabel was van 1914, mat 5200 ton
en behoorde tot de rederij Hamburg-Sud-Amerika. Om 13u00 gaven de Macedonia en
de Bristol de bemanningen van beide schepen 10 minuten tijd om hun schepen te verlaten.
Ze bevonden zich toen 80 km van Stanley. De Britten enterden en bleven 7 uur aan boord
van de Baden en 8,5 uur aan boord van de Santa Isabel. Toen brachten ze beide tot zinken.
Dit is merkwaardig, omdat de schepen wellicht nog nuttig hadden kunnen zijn voor de Britten.
De Seydlitz
De Seydlitz was een passagiersschip dat 2000 man kon vervoeren.
Ze was eigendom van de rederij Norddeutscher Lloyd.
Het was gebouwd op de F. Schichau scheepswerf in 1903 en had dus zijn beste tijd gehad.
Toen de oorlog uitbrak, voer de 'Seydlitz' van Sydney in Australië naar Bahia Blanca in Argentinië.
In November 1914 was ze naar Valparaíso in Chili gevaren, wat toen een centrum was voor mobilisatie
van Duitse reservisten en vrijwilligers uit Zuid-Amerika.
Toen de Bristol en de Macedonia zich op de Baden en de Santa Isabel richtten,
zette de Seydlitz tegen 14 knopen koers naar het zuidwesten.
Zo ontkwam de Seydlitz naar Argentijnse wateren.
Ze voer de haven van San Antonio Oeste binnen en gaf zich uit voor een ziekenhuisschip.
De Argentijnse autoriteiten lieten zich niet om de tuin leiden en legde de Seydlitz aan de ketting tot het einde van de oorlog.
Naschrift
Ter ere van de gesneuvelde viceadmiraal liep in 1934 het slagschip Admiral Graf Spee van stapel.
Dit leverde de eerste zeeslag van de Tweede Wereldoorlog, opnieuw in Zuid-Amerikaanse
wateren en opnieuw in het voordeel van de Britten.
Naar de Invincible noemde de Britten later een vliegdekschip, dat een rol speelde in de Falklandoorlog.
HMS Canopus Slag bij Falklands (ontleend aan wikipedia)
|
|
Deze Falklandoorlog vond in 1982 plaats tussen het Verenigd Koninkrijk en Argentinië.
Falklands
Inzet waren de Falklandeilanden, door Argentinië Islas Malvinas genoemd, en Zuid-Georgia.
Geschiedkundig kader
De Falklandeilanden werden in 1592 ontdekt door de Engelsman John Davis.
Hij noemde de archipel Falklands, naar de toenmalige schatbewaarder van de marine.
De Fransman Louis-Antoine de Bougainville, afkomstig uit Saint-Malo, zette er voet
aan wal in 1763 en noemde de eilandengroep de Îles Malouines. In 1765 vestigden
de Britten er een kolonie. De Falklandeilanden werden in 1831 opgeëist door
Argentinië, maar in 1833 onderstreepten de Britten hun soevereiniteit.
De eilanden kwamen onder Britse controle te staan, maar Argentinië eist ze sindsdien op.
Politiek kader
In 1982 besloot de Argentijnse junta van Leopoldo Galtieri gebruik te maken van
nationalistische gevoelens en de Falklandeilanden te bezetten, om zo de aandacht
af te leiden van interne problemen. De Argentijnse legerleiding had ten onrechte
aangenomen dat het Verenigd Koninkrijk, dat in die tijd zware economische en sociale
problemen kende, niet op de bezetting zou reageren. Dit bleek een misvatting, omdat
juist ook premier Margaret Thatcher de aanval om dezelfde redenen gebruikte om het
land te herenigen en en passant haar volgende verkiezingsoverwinning veilig te stellen.
Militair kader
Argentinië viel op 2 april 1982 de eilanden binnen. Hierop stuurde het Verenigd
Koninkrijk een speciale task force naar de eilanden om deze op de Argentijnen te heroveren.
In juni landden Britse troepen op de Falklandeilanden. De Britten wisten de eilanden
te heroveren. De oorlog kostte aan 649 Argentijnen en 258 Britten het leven.
Door deze oorlog zijn vooral twee oorlogsschepen bekend geworden : de Argentijnse
lichte kruiser ARA General Belgrano en de Britse torpedobootjager HMS Sheffield.
Vulcanbommenwerpers
Voor Operatie Black Buck vlogen de Britten vijf missies met Avro Vulcan-bommenwerpers
vanaf het eiland Ascension over 15.000 km, met zeven keer bijtanken in de lucht voor
de heenvlucht en één voor de terugvlucht. Ook de Handley Page Victor tankvliegtuigen
moesten in de lucht bijtanken. Dat was de verste missie met bommenwerpers tot dan toe.
Drie missies waren gericht tegen het vliegveld van Stanley en twee missies
met AGM-45 Shrike raketten tegen radarinstallaties.
ARA General Belgrano
ARA General Belgrano was de voormalige Amerikaanse kruiser USS Phoenix, die de aanval
op Pearl Harbor had doorstaan. Hij werd op 2 mei 1982 aangevallen door de HMS Conqueror,
een Britse atoomonderzeeër, die drie torpedo's 21 inch Mark 8 mod 4 afvuurde die nog uit
de Tweede Wereldoorlog dateerden, hoewel het schip ook de nieuwere Mark 24 Tigerfish aan
boord had.
De aanval op de Belgrano kostte 323 mensen het leven. De gehele Argentijnse
vloot werd als gevolg van deze actie naar haar havens teruggeroepen waardoor ze geen
gevaar meer vormde voor de Britse vloot. De Belgrano is het enige schip dat door een
vijandelijke actie van een nucleair aangedreven onderzeeboot tot zinken is gebracht.
Er was en is nog steeds controverse rond de aanval op de Belgrano omdat deze zich tijdens
de aanval buiten de zogenaamde 'war exclusion zone' bevond en haar vaarrichting van de
eilanden af was. Er wordt beweerd dat de aanval een vergelding was voor de verliezen van
de Britse vloot, die veel zwaarder waren dan was verwacht, vooral door de Britse
onderschatting van de Argentijnse luchtmacht. In 1994 erkende de Argentijnse regering,
dat het tot zinken brengen van de Belgrano een legitieme oorlogsdaad was
HMS Sheffield
HMS Sheffield werd twee dagen na het zinken van de Belgrano midscheeps getroffen door
een exocetraket, die Argentinië van Frankrijk had gekocht. Deze werd vanaf een Argentijns
Dassault Super-Étendard vliegtuig vanaf 32 tot 45 km afstand gelanceerd. Na het zinken
van de Sheffield, trokken de grootste schepen van de Britse vloot (de vliegdekschepen
HMS Invincible en HMS Hermes) zich terug tot buiten het bereik van de Argentijnse vliegtuigen.
Alleen de fregatten waarmee de Argentijnse posities op de eilanden werden beschoten en
troepentransportschepen waren zo nog doelwit van de vrijwel dagelijkse aanvallen door de
Argentijnse luchtmacht. Zo werden ook de transportschepen RFA Sir Galahad, met aan boord
eenheden van de Welsh Guards getroffen met 48 doden tot gevolg. Ook MV Atlantic Conveyor,
met 6 helikopters aan boord, werd getroffen met 12 doden als gevolg.
Gevolgen
Deze voor Argentinië slecht verlopen oorlog luidde het einde van de junta in. In het
Verenigd Koninkrijk nam hierdoor de steun voor de regering van Margaret Thatcher toe.
De eilanden worden sinds de herovering weer bestuurd door het Verenigd Koninkrijk,
maar nog steeds opgeëist door Argentinië.
Grondtroepen aan land van de Falklands
Aanval Pearl Harbour - Inleiding
Isoroku Yamamoto Yamamoto Isoroku; Nagaoka, 4 april 1884 - Salomonseilanden, 18 april 1943)
was een belangrijk Japans admiraal tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Hij ontwierp het plan om de Amerikaanse basis van Pearl Harbor aan te vallen waardoor
Amerika in het wereldconflict werd betrokken.
Ook tijdens de Slag bij Midway, waarbij Japan zijn overwicht in de Stille Oceaan verloor,
en bij de Slag om Guadalcanal was Yamamoto commandant van de Japanse vloot.
In 1905, tijdens de Russisch-Japanse Oorlog, deed hij dienst bij de Japanse marine en verloor twee vingers van zijn linkerhand.
Tussen 1919 en 1921 studeerde hij aan de Harvard-universiteit in de Verenigde Staten.
Van 1926 tot 1928 vervulde hij er een officiële functie bij de Japanse ambassade,
waardoor hij de mogelijkheid kreeg door het land te reizen en zich een beeld te vormen
van zijn militaire en economische macht. Onder de indruk van wat hij gezien had,
verzette hij zich (zonder resultaat) tegen een oorlog met de VS en een bondgenootschap met Duitsland.
Toen Japanse vliegtuigen in 1937 een Amerikaanse kanonneerboot beschoten op de
Yangtse-rivier, verontschuldigde Yamamoto zich persoonlijk bij de Amerikaanse ambassadeur.
Extreem-rechtse organisaties in zijn land poogden hem uit de weg te ruimen,
omdat ze in hem een pro-Amerikaanse verrader zagen.
Toch werd hij op 30 augustus 1939 benoemd tot admiraal en chef van de Japanse vloot.
Op 17 september 1940 ondertekenden afgevaardigden van de Japanse regering het
Driemogendhedenpact met Duitsland en Italië. Yamamoto waarschuwde eerste minister
Fumimaro Konoe geen oorlog te starten met de VS, omdat hij wist dat Japan op lange
termijn hierbij het onderspit zou delven.
Aanvalsplan
Yamamoto's plicht tegenover de keizer stond boven alles, en toen anderen beslisten
dat een oorlog onvermijdelijk was, moest hij zorgen dat zijn land voorbereid was op de strijd.
Hij startte de bouw van twee nieuwe vliegdekschepen die hij van groter militair
belang achtte dan de slagschepen die op stapel stonden.
Hij was ervan overtuigd dat vliegdekschepen, beschermd door kruisers en torpedojagers
de doorslaggevende factor waren in een zeegevecht. De beste slang zal door een zwerm
mieren worden overwonnen zei hij. Hij legde nadruk op het verbeteren van de opleiding
in aanvallen van op vliegdekschepen gestationeerde vliegtuigen.
Hij kwam tot de conclusie dat het beschermen van Japans logistieke lijnen zoals de
olietoevoer uit Nederlands-Indië, onvermijdelijk tot een oorlog met de VS zou leiden.
Hij dacht na over een plan om de Amerikaanse marine in haar thuisbasis
( Aanval op Pearl Harbor) te vernietigen. Daarbij realiseerde hij zich dat Japan
zich misschien een jaar staande kon houden, maar dat het moeilijk zou worden om
de eindoverwinning te behalen.
Tijdens een rondvlucht langs Japanse steunpunten, bedoeld om het moreel van zijn
troepen op te krikken, vond hij de dood toen zijn vliegtuig door Amerikaanse
jachttoestellen werd neergehaald. Dit was mogelijk omdat het bericht waarin zijn
reisweg werd beschreven, was ontcijferd door de Amerikaanse inlichtingendiensten.
7 december 1941 Aanval op Pearl Harbor
Oahu-Hawaiï
Voor de oorlog in Azië begon
Op 27 september 1940 tekenden Duitsland, Japan en Italië een pact. Hierin stond
beschreven dat ze elkaars leidende positie in de nieuwe orde, de nieuwe wereld
zoals zij die zagen, zouden erkennen. Ook beloofden ze elkaar militaire steun in
het geval dat één van hen zou worden aangevallen.
Er waren al eerder pacten gesloten, maar dit was speciaal, omdat het een extra
veiligheid betekende in het geval dat de Verenigde Staten van Amerika zouden deelnemen
aan de Tweede Wereldoorlog. Iedereen was van mening dat deze oorlog spoedig wereldwijd
zou worden. Duitsland had in 1938 Oostenrijk en Sudetenland al ingenomen en was
in september 1939 Polen binnengevallen. De aanval op Polen leidde tot een reeks
van oorlogsverklaringen die zou escaleren tot de Duitse aanval in westelijke richting op 10 mei 1940.
In 1940, tijdens de evacuatie uit Duinkerken, had het Verenigd Koninkrijk bijna
al zijn militair materiaal verloren en ook het aantal soldaten was sterk teruggelopen.
Na een vraag om hulp ontvingen de Britten al spoedig materiële steun van de Verenigde Staten.
Dit gaf al duidelijk aan aan wiens kant Amerika stond, maar officieel was het land nog steeds neutraal.
Waarom Japan de VS aanviel
Al geruime tijd werden oosterlingen in San Francisco (waar er veel woonden) anders
behandeld dan de Amerikaanse inwoners. Dit was een vorm van racisme en zo voelden de Japanners het ook.
In 1940 capituleerde Frankrijk, waarna Japan Indochina bezette, dat voorheen onder
Franse controle viel. Ook Siam (het tegenwoordige Thailand) werd onder druk gezet
om Japanse 'protectie' te aanvaarden. Als reactie hierop zetten Nederland en de
Verenigde Staten hun olie-export stop. Echter, de Amerikanen deden nog meer : ze
stelden embargo's in op sloopijzer, staal en vliegtuigbrandstof.
Deze beperkingen sneden Japan af van de grondstoffen die het nodig had.
Japan was door deze maatregelen bang voor gezichtsverlies en de bevelhebber van
hun marine stelde : Oorlog of Vrede is nu een kwestie van leven of dood.
Omstreeks dezelfde tijd voelde Japan zich door de VS bedreigd, omdat de VS militair
materieel aan Engeland leverde (voor de strijd tegen Duitsland) en dus indirect
(via het pact) aan een Japanse vijand. Om zichzelf te verdedigen had de VS een basis
nodig in de Grote Oceaan, omdat andere bases, die in de buurt van Japan lagen, te
ver weg lagen om binnen korte tijd strategische doelen in Japan te bereiken.
Daarnaast hadden ze ook een strijdmacht nodig om hun positie in de Filipijnen te beschermen.
De meest strategische positie voor een basis was Pearl Harbor, een haven in Oahu,
een eiland van Hawaï. Hier stuurden de Amerikanen dan ook een grote vloot heen.
Deze was weliswaar sterk, maar bevatte niet alle schepen van de Pacifische vloot,
omdat veel (vliegdek)schepen en vliegtuigen in de Atlantische Oceaan dienst deden.
Voor meer bescherming breidden de Amerikanen ook hun strijdmacht op de Filipijnen uit,
om zo de Japanners attent te maken op hun macht en aanwezigheid in dit gebied.
In juli 1941 werden de strijdmachten op de Filipijnen opnieuw uitgebreid.
Deze keer met B-17-bommenwerpers. De Amerikanen dachten dat deze vliegtuigen de
Japanners zouden afschrikken om de Filipijnse eilanden aan te vallen.
Op datzelfde moment verkeerde Japan in een slechte economische situatie en dacht
het aan uitbreiding in de omringende landen, om zo het broodnodige geld te
bemachtigen uit koloniën. Men wilde eigenlijk de leidende natie worden in Zuidoost-Azië,
waarbij ze vooral geïnteresseerd waren in Nederlands Oost-Indië. Maar ook wilde
Japan alle Britten, Nederlanders, Fransen en Portugezen in het verre oosten overheersen.
In feite wilde Japan de gehele Stille Oceaan beheersen, en het was duidelijk dat de
aanwezigheid van een Amerikaanse militaire basis in deze oceaan daarbij niet gewenst was.
In 1941 hadden de Japanners weinig te vrezen van Nederland of andere Europese landen,
omdat die al hadden gecapituleerd voor de Duitsers en/of nog druk bezig waren hun
land tegen de Duitsers te verdedigen. De enige macht die Japan nog in de weg stond
om de Stille Oceaan te beheersen was de VS. Japan kon voor de VS een bedreiging vormen
en daarom was het voor de Amerikanen niet wenselijk dat de Japanners een dergelijk
groot gebied zouden gaan beheersen, waarbij tegelijkertijd zoveel militaire macht hoorde.
De Amerikaanse defensie, die uiteraard de dreiging van de Japanners voelde, maakte
veel vluchten vanaf Pearl Harbor. Vooral ten noorden en noordwesten werd veel
gepatrouilleerd. Er werd gevlogen tot een straal van ongeveer 560 km vanaf de haven.
Door een tekort aan vliegtuigen boden deze patrouilles echter geen volledige bescherming.
De haven
Pearl Harbor ligt op meer dan 3600 km afstand van San Francisco en was populair
bij de Amerikaanse zeelieden. Als de vijand een schip in de haveningang tot zinken
zou brengen, was de basis onbruikbaar. Om open zee te bereiken had de vloot drie uur nodig.
Als de vloot binnen was vormde ze, samen met alle voorraden en opslagplaatsen,
een aantrekkelijk doelwit. Het volledig mobiliseren en laten uitvaren van de vloot
zou echter miljoenen dollars kosten en geen bevelhebber wilde het risico lopen voor niets zo'n order te geven.
Admiraal James Richardson, bevelhebber van de basis in mei 1940, vond dat de schepen
thuishoorden in veilige havens aan de westkust. Toen hij met zijn bezwaren naar
de president stapte, werd hij van zijn post ontheven en vervangen door admiraal Husband Kimmel.
Tijdlijn tot 7 december 1941
Al op 16 oktober 1941 waren de Amerikaanse media zich bewust van de dreigende situatie.
Ze besteedden in hun nieuwsartikelen dan ook enige aandacht aan deze dreiging.
De inwoners van Amerika echter, voelden zich volledig beschermd door hun leger en
besteedden weinig aandacht aan de artikelen. Henry Lewis Stimson, die op dat moment
minister van defensie was in Amerika, was zich terdege bewust van de dreiging,
want als reactie op de nieuwsartikelen sprak hij : Het is nu een tijd om te wachten, z
odat Japan de eerste stap kan doen, waarna wij ze direct kunnen aanvallen.
Japan en Amerika waren nog steeds in onderhandeling met elkaar, maar deze wilden
niet vlotten. Op 5 november werden zes boodschappen onderschept waarin stond dat
de onderhandelingen met Amerika voor 25 november afgerond zouden moeten zijn.
De leider van de Japanse oorlogsoperatie, Yamamoto, wilde het hele Zuidelijke Pacifisch
gebied in zijn macht krijgen en daarom ontwikkelde hij een strategie om Pearl Harbor,
de Filipijnen en alle andere niet-Japanse plaatsen in dit gebied op het zelfde moment aan te vallen.
Zijn plan hiervoor presenteerde hij op 7 november en hij noemde het plan Z.
Plan "Z"
Niemand bij de Japanse marine kende Pearl Harbor beter dan Yamamoto. In zijn hut
op zijn vlaggenschip Nagato hing een kaart van de basis waarop hij allerlei aantekeningen
had gemaakt.
Japans vlaggenschip Nagato
Omdat alles op de basis met een vaste regelmaat verliep, kon hij weten
wanneer hij daar de grootste scheepsconcentratie kon aantreffen. De luchtafweer was
onvoldoende en hij geloofde dat een luchtaanval een grote kans van slagen had.
Hij liet zich inspireren door admiraal Heihachiro Togo en noemde zijn plan naar
diens Z-signaal tijdens de slag bij Tsushima (1905).
Daarbij wist hij dat vierentwintig Britse vliegtuigen op 11 november 1940 bij een
aanval op de Italiaanse vloot in Tarente drie slagschepen tot zinken brachten met
een verlies van slechts drie toestellen. Ook de Amerikanen onderkenden het belang
van deze aanval, maar admiraal Kimmel weigerde anti-torpedonetten te installeren
omdat die de bewegingsvrijheid van zijn schepen hinderden.
Japanse tactiek
Yamamoto gaf er de voorkeur aan om eerst en vooral de slagschepen buiten gevecht te
stellen omdat hij dacht dat dit een harde klap voor de Amerikanen zou betekenen.
Toen hij zijn plan om Pearl Harbor aan te vallen m.b.v. vliegtuigen die zouden
opstijgen vanaf vliegdekschepen voorlegde aan kapitein Minoru Genda, een specialist
in luchtaanvallen, kreeg hij de raad de Amerikaanse vliegdekschepen aan te pakken
omdat die de grootste bedreiging vormden voor de Japanse Keizerlijke Marine.
Japan beschikte over twee van 's werelds grootste vliegdekschepen : de Akagi (36.500 ton)
die 91 vliegtuigen kon meevoeren (groter dan de Amerikaanse Lexington en Saratoga)
en de 38.200 ton metende Kaga. Samen met de Hiryu, Soryu, Zuikaku en Shokaku telde
de Japanse Marine zes vliegdekschepen. Genda wilde ze alle zes bij de aanval inzetten
(441 vliegtuigen in totaal) samen met een vooruitgeschoven strijdmacht van duikboten.
Men gaf de voorkeur aan torpedo's omdat deze krachtiger en nauwkeuriger zijn dan bommen.
Alhoewel Yamamoto zelf het bevel bij de aanval wilde voeren, ging dit niet omdat
hij te veel andere verantwoordelijkheden had. De keus viel op schout-bij-nacht Chuichi Nagumo.
Hij was geen expert op het gebied van vliegtuigen, maar werd omwille van zijn
anciënniteit aangesteld. Hij was ontsteld bij het horen van de verantwoordelijkheid
van zijn taak, maar troostte zich met de gedachte dat de aanval misschien niet door zou gaan.
Japan was immers nog niet in oorlog met de VS. Bovendien moest het plan nog worden
goedgekeurd door het Japans opperbevel.
Twijfels bij het Plan Z
Keizer Hirohito werd door zijn ministers en generaals in het ongewisse gelaten
over hun concrete plannen om de Amerikaanse basis in Pearl Harbor uit te schakelen.
Yamamoto had zijn plan voorgelegd aan Genda en later aan de Marine, maar was bij de
laatste op veel weerstand gestuit. Velen vonden het plan te stoutmoedig.
Yamamoto was ervan overtuigd dat, als het tot een oorlog zou komen, Amerika een
vernietigende slag moest worden toegebracht, zodat Japan ongehinderd de Filipijnen,
Malakka en Nederlands-Indië kon bezetten voordat de Amerikaanse marine zich kon herstellen.
Zijn collega's gingen nog steeds uit van de beslissende kracht van slagschepen
waarvan Japan er twee op stapel had staan : de Yamato en de Musashi.
De aanval pakte voor de Amerikanen verschrikkelijk uit.
USS Arizona op de Atlantische oceaan
USS Arizona in NewYork
USS Arizona na de japanse overval op Pearl Harbour
Na de aanval..
Overlevenden ontredderd en in shock
Tijdlijn tot 7 december 1941 (vervolg)
Ondanks de beslissing plan Z toch uit te voeren onderhandelde Japan nog steeds
met Amerika om zo te proberen geen argwaan te wekken. Op 10 november werd dan ook
een onderhandelingsvoorstel naar Cordell Hull gestuurd, op dat moment de Amerikaanse
minister van Buitenlandse Zaken. De Amerikanen negeerden dit voorstel echter en
daarom werd tien dagen later door Saber Kurusu, de Japanse onderhandelaar een nieuw
voorstel gedaan. Ook werd de uiterste datum die op 25 november gepland was, verschoven naar 29 november.
Wegens de dreigende situatie deed de Amerikaanse minister van Defensie opnieuw
een opvallende uitspraak :De vraag is, hoe we ze in de positie moeten manoeuvreren
om het eerste schot te lossen, zonder dat wij te veel schade oplopen !
Hieruit blijkt weer dat Amerika zich terdege bewust was van de dreiging en tevens
oorlog wilde, zonder 'schuldig' te zijn.
De Japanse media schreven dat op 25 november, de oude einddatum, een grote vloot
de Japanse haven had verlaten. Deze voer volgens hen deels richting de Filipijnen
en deels richting de straat van Formosa, het zuidoosten van China. In werkelijkheid
vertrok de vloot pas een dag later. Op die dag, verliet Nagumo, de viceadmiraal
van de Japanse vloot, de Baai van Hitokappu aan de oostzijde van Etorofu met 6
vliegdekschepen, 423 vliegtuigen, 2 slagschepen, 28 onderzeeërs, 2 kruisers
en 11 torpedojagers. Het is duidelijk dat de vliegdekschepen in deze vloot relatief
zwaar oververtegenwoordigd waren, maar dat was ook logisch, omdat het de bedoeling
was om met de vliegdekschepen aan te vallen. De andere schepen hadden uitsluitend
de taak deze kostbare oorlogsbodems te beschermen. Al vanaf het vertrek heerste
er tussen de schepen een strikte radiostilte, zodat de Amerikanen hen niet
zomaar zouden opmerken en traceren.
Als reactie op het voorstel van Kurusu op 20 november, presenteerde Hull een tegenvoorstel.
Hierin stelde hij echter zúlke hoge eisen, dat vooraf al duidelijk was dat Japan
hieraan geen gehoor zou geven. Opnieuw een aanwijzing dat Amerika een oorlog probeerde
te beginnen zonder de eerste stap te zetten. Een dag na het voorstel van Hull, zond
de oorlogsminister van Amerika, Stimson, berichten naar de Pacifische vloot.
Hij waarschuwde hierin voor mogelijke vijandelijke acties van Japan.
Japan vond dat er na het mislukken van de diplomatieke wegen geen ander alternatief
was dan oorlog. Desondanks voerden ze nog steeds onderhandelingen met Amerika om
het voor te doen komen dat men nog de intentie had om de diplomatieke weg te bewandelen.
Enkele mensen binnen de Amerikaanse overheid wensten dat er nieuwe waarschuwingen
voor een oorlogsdreiging werden uitgezonden, maar de legerleiding weigerde dit,
omdat die bang was voor vals alarm. Toch waren er vanaf toen steeds vaker stille
aanwijzingen voor een aanval te vinden. Zo onderschepte de FBI bijvoorbeeld een
bericht over een ophanden zijnde oorlog, maar negeerde deze boodschap, omdat men
geen paniek wilde zaaien onder de bevolking.
Vanwege de steeds duidelijker oorlogsdreigingen besloot de Amerikaanse marine dat
ze zichzelf niet zou laten aanvallen zonder paraat te zijn. Daarom stuurde men een
vliegdekschip richting Midway (eiland), ten noordwesten van Hawaï. Twee andere
vliegdekschepen werden naar een ander gebied gezonden. Al deze scheepsverplaatsingen
lieten opnieuw zien dat Amerika op de hoogte was van de dreiging die van Japan uitging.
Helaas was men, ondanks deze maatregelen, nog altijd niet alert genoeg,
zoals later zou blijken. Op dat moment was het al 5 december.
Op 6 december ontcijferde een Amerikaanse telegrafist enkele Japanse boodschappen
die al enkele dagen geleden waren onderschept. De ontcijfering maakte hem duidelijk
dat er opnieuw aanwijzingen voor oorlog waren, maar zijn chef wilde er niets van weten.
Integendeel : hij eiste dat de telegrafist deze boodschap zou laten rusten.
In plaats van zich gereed te maken voor een ophanden zijnde oorlog werd nu
juist nagedacht over het idee om Engeland te steunen als het zou worden aangevallen door Duitsland.
Op 6 december ontving Hirohito, de toenmalige keizer van Japan, een bericht van
de Japans-Pacifische vloot. Dit bericht werd vlug beantwoord. Op 7 december, om
10:32 en 12 seconden 's ochtends plaatselijke tijd las Franklin D. Roosevelt dat
Japan niet de oorlog aan Amerika verklaarde, maar wel tot de conclusie was gekomen
dat verder onderhandelen met Amerika geen zin meer had.
7 december
Een uur na dit bericht las de president een (onderschept) bericht waarin stond
dat om 13:00 een officiële oorlogsverklaring aan Amerika moest worden overhandigd.
Echter, details over de plaats en tijd van een aanval door Japanse strijdkrachten
werden hier niet in vermeld. Als reactie hierop gaf Marshall opdracht aan de
Pacifische vloot om extra alert te zijn.
Tegen diezelfde tijd merkte men een mysterieuze Japanse onderzeeër op die probeerde
om Pearl Harbor binnen te komen. Sommige mensen waren van mening dat deze onderzeeër
was 'verdwaald', maar een logischer verklaring lijkt dat hij op zoek was naar de
zwakke plekken binnen de Amerikaanse vloot en nog meer om uit te vinden of deze
überhaupt wel was voorbereid op een oorlog. Hoe het ook zij, rond 12:00 werd deze
onderzeeër door een torpedojager beschoten en tot zinken gebracht. De officieren
op Pearl Harbor waren niet echt bevreesd voor deze vreemde boot.
Ze berichtten het voorval erg laat aan het hoofdkantoor.
Om 12:02 werd de eerste aanvalsgolf van Japanse vliegtuigen opgemerkt door een
Amerikaans radarstation. Dit waren de vliegtuigen die om 11:00 waren opgestegen
vanaf de Japanse vliegdekschepen. Om 12:20 merkte een andere radar opnieuw deze
golf vliegtuigen op, nu dichter bij de haven. De dienstdoende officier echter,
legde dit angstwekkende beeld naast zich neer en waarschuwde niemand, waarschijnlijk
omdat er op die dag een aantal B-17's uit de VS gepland stond om te arriveren.
Pas om 12:25 werd Kimmel bericht over het eerdere voorval met de onderzeeër,
maar nog altijd werd er geen actie ondernomen. Alle schepen lagen in de haven voor
anker en vormden zo een uitermate kwetsbaar doelwit voor de naderende vliegtuigen.
Om 12:49 ontvingen de Japanse piloten officieel toestemming voor de aanval; hierop
viel de eerste Japanse aanvalsgolf om 12:55 Pearl Harbor daadwerkelijk aan vanuit
het noordwesten. De tweede golf volgde ruim een uur later, om 14:00.
Zij vielen de haven aan vanuit het noordoosten.
Om 14:45 waren er van de 96 schepen in de haven 18 gezonken of zwaar beschadigd.
Ook 188 van de 394 vliegtuigen waren vernietigd en 159 andere beschadigd. In totaal
vonden 2403 militairen de dood als gevolg van deze aanval. Er vielen 1178 gewonden.
Het hoge aantal doden werd voornamelijk veroorzaakt door het zinken van het slagschip
de USS Arizona. Bij de ondergang van dit schip vonden namelijk 1177 mensen de dood.
Tijdsverschil
Deze tijdsperiode is gebaseerd op de Amerikaanse tijd in de Verenigde Staten, en
vooral die van Washington D.C.. De Japanse aanval begon omstreeks 07.55 u. op Pearl
Harbor, Oahu, Hawaï, dus omstreeks 12.55 u. in Washington D.C.
Dit is een tijdsverschil van vijf uur.
Oorlogsverklaring van nazi-Duitsland
Het feit dat Japan en Amerika nu in oorlog waren was ook voor Hitler reden om op
de eerste dag na de aanval de oorlog aan de Amerikanen te verklaren.
Voor de 2e maal waren de V.S. aldus betrokken geraakt bij een Europese oorlog
(de eerste keer was de Eerste Wereldoorlog).
De USS Utah na de aanval
De USS Arizona explodeert
Verliezenlijst
|
Geen opmerkingen :
Een reactie posten