Dreadnoughts is de naam van een nieuwe generatie zeer sterke slagschepen in de eerste jaren van de vorige eeuw. Ze bepaalden de sterkte van een oorlogsvloot.
De wapenwedloop op zee
Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog was er tussen de toenmalige grootmachten een maritieme wapenwedloop aan de gang.
Dat wil zeggen, dat ze bezig waren hun marines te versterken met het nieuwste type slagschip, de zogenoemde dreadnought (spreek uit drèd-not)..
De eerste dreadnought
Die nieuwe slagschepen waren genoemd naar het allereerste slagschip van deze soort, de Britse "Dreadnought" (wat zoveel betekent als onbevreesd), die in 1906 van stapel was gelopen. Dit oorlogsschip was zo revolutionair, zo totaal anders, dat alle bestaande slagschepen van de ene dag op de andere verouderd waren. Zelfs de nieuwste, die op dat moment nog in aanbouw waren. Wilde je dus als natie op het wereldtoneel meetellen, dan diende je over een vloot van dreadnoughts te beschikken. En daaraan begonnen de toenmalige grootmachten, in navolging van Engeland, dat toen de machtigste staat op aarde was met de grootste en sterkste vloot, koortsachtig te bouwen.
De Dreadnought was het eerste slagschip met een hoofdbewapening van uitsluitend grote kanons. Hadden de grootste slagschepen op dat moment er meestal vier, de Dreadnought had er tien die granaten van 30,5 cm doorsnede konden afvuren (latere types zelf van 38 cm). De Dreadnought bezat dus niet alleen meer vuurkracht dan andere bestaande slagschepen, maar was ook groter en sneller en werd als eerste voortgestuwd door stoomturbines. Dat was een nieuw soort aandrijfmechanisme dat bovendien betrouwbaarder was dan de gebruikelijke stoommachines.
Groot-Brittannië en Duitsland
Andere landen, vooral Duitsland aan de andere zijde van de Noordzee, volgden al snel. In 1914 bezat Groot-Brittannië 20 dreadnoughts en negen slagkruisers, eveneens een soort dreadnought. De Duitsers hadden op dat moment 13 dreadnoughts en vier slagkruisers. De ontwikkeling ging zo snel, dat de allereerste dreadnought, de Dreadnought zelf dus, vergeleken bij de laatste dreadnoughts al weer verouderd was. De laatste exemplaren hadden een lengte van meer dan 200 meter, en maten meer dan 30.000 ton. De Dreadnought zelf kostte al ruim 1,7 miljoen pond sterling, nu ongeveer 200 miljoen euro.
Zeeslagen tijdens de Eerste Wereldoorlog
Tijdens de Eerste Wereldoorlog leverden de kostbare schepen maar twee keer slag met elkaar, in beide gevallen die van Engeland en Duitsland: in januari 1915 tijdens de Slag bij de Doggersbank en in mei 1916 tijdens de Slag bij Jutland of - zoals die ook wel genoemd wordt - de Slag voor het Skagerrak. Die laatste zeeslag was ook de grootste uit de hele geschiedenis van de oorlog op zee, de Tweede Wereldoorlog meegerekend.
Einde van het slagschip
Het begrip "dreadnought" voor de sterkste oorlogsschepen was omstreeks 1930 door allerlei technische ontwikkelingen zo goed als vervaagd. De Tweede Wereldoorlog ten slotte betekende de zwanenzang voor het slagschip. Het was niet opgewassen tegen luchtaanvallen.
Geen opmerkingen :
Een reactie posten