blz 3 - 4
DOEL VAN HET HANDBOEK
Het handboek heeft voornamelijk ten doel, den zeemilicien, die
met groot verlof is, in de gelegenheid te stellen het een en
ander na te lezen over datgene, wat hem gedurende zijn diensttijd
is geleerd. Daarom blijft het exemplaar van het handboek, dat hem
in de marinekazerne te Willemsoord is verstrekt, zijn eigendom en
ontvangt hij bij zijn vertrek met groot verlof de uitdrukkelijke
aanbeveling er een veelvuldig gebruik van te maken, ter
bevordering van zijn algemeene bruikbaarheid bij opkomst voor
herhalingsoefeningen en bij mobilisatie.
Voorts zal het handboek
als leidraad kunnen dienen gedurende den oefeningstijd, en wordt
het daarom den zeemiliciens dan ook ter veelvuldige lezing ten
zeerste aanbevolen in hunne vrije oogenblikken, omdat zij zich
daardoor het geleerde veel gemakkelijker zullen eigen maken. De
niet bedrukte bladzijden achterin zijn bestemd tot het maken van
aanteekeningen en tot het invullen van voorkomende
veranderingen.
BESTEMMING EN DIENSTTIJD VAN DEN
ZEEMILICIEN.
De zeemiliciens zijn bestemd tot bemanning van de oorlogsschepen,
tot het bezetten van de kustwachtposten en tot het dienst doen
bij de inrichtingen der zeemacht. Voor zoover voor het tijdstip,
waarop hun dienstplicht eindigt, van hun diensten geen gebruik
meer behoeft te worden gemaakt ten behoeve van de zeemacht,
kunnen zij worden bestemd voor diensten bij de landmacht.
De korporaals en manschappen der zeemilitie blijven dienstplichtig
tot 1 October van het jaar, waarin zij 40 jaar oud worden (zij,
die den rang van sergeant of hooger bekleeden tot 45 jaar) en
kunnen dus tot dat tijdstip in geval van oorlog, oorlogsgevaar
of andere buitengewone omstandigheden, allen of voor een deel
worden opgeroepen om in werkelijken dienst te komen. De duur der
eerste oefening wordt jaarlijks bepaald en bedraagt bij de zeemilitie :
A :
ten hoogste negen maanden voor hen, die na hun
inlijving in opleiding zijn genomen uitsluitend voor den dienst
bij de marinekustwacht;
B :
ten hoogste vijftien maanden voor de overige
dienstplichtigen, behoudens het bepaalde onder c;
C :
ten hoogste achttien maanden voor hen, die na hun
inlijving in opleiding zijn genomen tot onderofficier, inbegrepen
de rang van korporaal.
Gedurende dezen tijd krijgen de zeemiliciens onderricht in al
datgene, wat zij noodig hebben te weten om behoorlijk dienst te
kunnen doen op de verschillende oorlogsschepen, bij de
inrichtingen der zeemacht en op de marine-kustwachtposten.
Wanneer het evenwel ter handhaving of tot herstel van de
open-bare orde of rust of om andere overwegende redenen noodig
is, kunnen de zeemiliciens, die in werkelijken dienst zijn, voor
zooveel noodig, langer in dienst worden gehouden.
Zij, die met groot verlof zijn, kunnen om dezelfde redenen voor
den werkelijken dienst worden opgeroepen. De jongste lichting
wordt hiertoe altijd het eerst gekozen.
De dienstplichtige kan, als hij voor groot verlof in aanmerking
komt, in werkelijken dienst worden gehouden :
A - zoolang hij den graad van geoefendheid, then hij bij
het einde van den oefeningstijd had moeten bezitten, niet heeft
bereikt;
B - gedurende evenveel dagen als hij door het ondergaan
van straf, door ongeoorloofde afwezigheid of door desertie niet
aan den dagelijkschen dienst heeft deelgenomen;
C - zoolang dit noodig is tot het ondergaan van straf of
voor het onderzoek omtrent een strafbaar feit of een
krijgstuchtelijk vergrijp, waarvan hij verdacht of beklaagd
wordt;
D - zoolang hij de geldelijke schuld, die ingevolge
administratieve bepalingen op hem rust ter zake van zijn
aansprakelijkheid voor militaire goederen, niet heeft
aangezuiverd;
E - zoolang hij ziek is, voor zoover hij zelf verlangt in
werkelijken dienst te blijven en zijn toestand dit wenschelijk maakt;
F - zoolang het vertrek met grootverlof gevaar zou
opleveren voor verspreiding van in de kazerne of aan boord
heerschende of geheerscht hebbende besmettelijke ziekte.
De zeemiliciens kunnen aangewezen worden voor diensten buiten
Europa. Onvoorziene omstandigheden kunnen oorzaak zijn, dat zij
niet in Nederland zijn teruggekeerd voor het einde van den voor
hen bepaalden oefeningstijd. In dat geval kan in gewone tijden
hun verblijf zonder hun toestemming in werkelijken dienst met niet meer dan 4
maanden worden verlengd.
vervolg op blz 5 - 6 in de rechterkolom
|
blz 5 - 6
vervolg van blz 4
In vierde jaar (voor zooveel de kustwachters betreft evenwel in
het vijfde jaar), volgende op dat, waarin de eerste oefening een
aanvang nam, worden de zeemiliciens opgeroepen voor een
herhalingsoefening, welke ten hoogste 40 dagen duurt. Het doel
dezer oefening is het vroeger geleerde nog eens te herhalen en de
zeemiliciens zoodoende op de hoogte te doen blijven van hun
werk.
Na afloop van den eersten oefeningstijd en de herhalingsoefening
worden zij met groot verlof gezonden. De verlofganger heeft na
zijn vertrek nog aan eenige verplichtingen te voldoen. Deze
verplichtingen zijn duidelijk omschreven in het zakboekje, dat
hij bij zijn vertrek medeneemt. Ernstig wordt de verlofganger er
op gewezen, deze bepalingen aandachtig na te lezen en stipt op te
volgen; voorts wordt hij er aan herinnerd, dat niet opvolgen van
deze voorschriften, oproeping in werkelijken dienst ten gevolge kan hebben.
De vervoerbewijzen, die hij bij oproeping in werkelijken dienst
noodig heeft, zijn eveneens achter in het zakboekje gehecht. Ook
vindt hij daarin een lastgeving en eenige bons, welke hij noodig
heeft, indien de dienstplichtigen tot opkomst in werkelijken
dienst met spoed worden opgeroepen.
Hoe deze oproeping geschiedt en hoe de zeemilicien dan te
handelen heeft, staat wederom uitvoerig in het zakboekje
beschreven. Hier wordt er slechts op gewezen, dat oproeping in
werkelijken dienst met spoed alleen in zeer ernstige tijden zal
plaatsvinden, dat de zeemilicien dus ernstig te kort zou schieten
in zijn plicht tegenover Vaderland en Vorst, indien hij niet met
den meesten spoed, volgens den hem aangewezen weg en met
inachtneming van de grootste orde aan deze oproeping gevolg zou
geven. Iedereen bedenke, dat van een vlugge, ordelijke
mobilisatie wellicht de veiligheid van land en volk afhangt.
Niet eerder dan bij ontvangst van het bewijs van ontslag uit den
dienst is de verlofganger gerechtigd zich van zijn plunje en
kooigoederen te ontdoen. Hij is verplicht deze goederen steeds
zoodanig bij elkaar te bewaren, dat zij bij een oproeping tot
opkomst met spoed, onmiddellijk kunnen worden medegenomen.
De bij terugkomst in werkelijken dienst ontbrekende goederen
worden weder op zijn rekening verstrekt; bovendien is hij
krijgstuchtelijk strafbaar wegens overtreding van het voorschrift
om bij opkomst in werkelijken dienst in uniform gekleed te zijn
en voorzien te zijn van de tot zijn verlofuitrusting behoorende goederen.
Bij vestiging buiten Nederland verder dan 15 km van de
grens kunnnen desgewenscht de uitrustingsgoederen worden
ingcleverd tegen taxatieprijs. De vergunning tot die inlevering
wordt verleend na inzending aan den Minister van Defensie van een
bewijsstuk, waaruit blijkt, dat de zeemilicien zich metterdaad
buitenslands gaat vestigen. Indien het zakboekje zoek raakt, moet
de verlofganger hiervan kennis geven aan den burgemeester zijner
woonplaats. Hij vraagt dan een bewijs, dat hij die mededeeling
heeft gedaan, en ,verzoekt aan den commandant der marine te
Willemsoord een nieuw zakboekje aan te vragen.
INDEELING EN OPLEIDING.
De bij de zeemilitie ingelijfde dienstplichtigen worden
aanvankelijk ingedeeld in: matrozen, kustwachters, zeemiliciens
bij de marinetroepen (zeem. M.Tr.) hulptelegrafisten, seiners,
stokers, olieman, chauffeurs, vliegtuigmakers, ziekenverplegers,
schrijvers, hofmeesters, bedienden, koks en barbiers. Zij
ontvangen hun eerste militaire opleiding in de marinekazerne te
Willemsoord en worden na 2 maanden (de zeemiliciens M.Tr. evenwel
na 1 maand) ter verdere opleiding naar de daarvoor aangewezen
schepen of inrichtingen der zeemacht overgeplaatst.
Ofschoon het
oppervlakkig beschouwd moeilijk schijnt alles te leeren, wat van
een geschikten zeemilicien kan worden vereischt, zoo is het voor
iemand met een gewoon verstand en goeden wil, gemakkelijk te
doen; ieder zeemilicien moot bovendien wel bedenken, dat het hem
later voor alle betrekkingen steeds tot aanbeveling wanneer hij
zich gedurende zijn diensttijd bij de zeemacht goed heeft
gedragen en getoond heeft bekwaam en geschikt te zijn.
SOORTEN VAN SCHEPEN.
De taak der oorlogsschepen is den vijand te water te bestrijden.
De omstandigheden waaronder, de plaats waar dit zal geschieden en
de wijze waarop wij den vijand afbreuk willen doen, kunnen zeer
verschillend zijn en het spreekt dus wel vanzelf, dat niet alle
oorlogsschepen gelijk zijn, dat er dus verschillende soorten
(typen) van oorlogsschepen moeten zijn. Zoo bijvoorbeeld zullen
er schepen zijn, die in volle zee den strijd met den vijand
moeten aanbinden, terwijl andere tot taak hebben op te treden in
de nauwe en vaak ondiepe vaarwaters tusschen de eilanden van onze kust.
vervolg op bladzijde 7
|
maandag 1 mei 2017
Handboek 02
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten