blz 103- 104
Regeling betreffende het verleenen van steun door de
Koninklijke nationale vereeniging tot steun aan
miliciens.
§ 1.
(1). De chef van het bureau zeemilitie draagt er zorg
voor, dat de zeemiliciens, die voor eerste oefening in
werkelijken dienst zijn, worden ingelicht omtrent het verleenen
van steun, in verschillenden vorm, door de Koninklijke nationale
vereeniging tot steun aan miliciens.
(2). De wijze, waarop de vereeniging door zeemiliciens,
die haar steun inroepen, wenscht te zien gehandeld, en de wijze,
waarop de vereeniging zich voorstelt ten aanzien van verzoeken
van zeemiliciens te handelen, zijn weergegeven in de volgende paragrafen.
§ 2.
(1). Zoo spoedig mogelijk nadat zeemiliciens de eerste
oefening hebben aangevangen, wordt hun bekend gemaakt, dat
diegene harmer die door de verplichting tot het vervullen van de
eerste oefening een vaster werkkring heeft moeten verlaten en
prijs stelt op het behoud of het weder verkrijgen van zijn
betrekking, zich tot de in § 1 genoemde vereeniging
kan wenden met het verzoek, dat zij haar medewerking zal
verleenen tot het verkrijgen van de toezegging, dat hij na
vertrek met groot verlof weder in bedoelden werkkring zal worden aangenomen.
(2). Het verzoek moet schriftelijk geschieden.
(3). In het verzoek moeten worden opgegeven de datum,
waarop de zeemilicien de eerste oefening heeft aangevangen, de
datum, waarop deze oefening vermoedelijk voor hem zal eindigen,
alsook de naam en het adres van den werkgever, hij wien de
zeemilicien tot het tijdstip van zijn opkomst in betrekking
was.
(4). Het verzoek moet worden gezonden aan het secretariaat
der vereeniging, adres : Hemonylaan 14, Amsterdam- (Z.)
Vervolg van blz 104-105 in de rechterkolom
|
vervolg blz 104 - 105
§ 3.
(1). Het secretariaat der in § 1 genoemde
vereeniging doet het ontvangen verzoek in den regel toekomen aan
een plaatselijke afdeeling.
(2). De in het vorige lid bedoelde afdeeling of het
secretariaat treedt spoedig na ontvangst van het verzoek in
verbinding met den werkgever, met het doel te bereiken, dat deze
vroegtijdig rekening zal houden met het tijdstip, waarop de
zeemilicien vermoedelijk weder te zijner beschikking zal kunnen zijn.
§ 4.
(1). Tegen het einde van de eerste oefening worden de
zeemiliciens andermaal op het bestaan van de in § 1
bedoelde vereeniging opmerkzaarn gemaakt.
(2). De zeemilicien, die dan nog geen stellige toezegging
aangaande herplaatsing in zijn vorigen werkkring heeft verkregen,
hoewel hij tevoren een verzoek, als bedoeld in § 2,
aan de vereeniging richtte, kan nogmaals een verzoek van dien
aard aan het secretariaat der vereeniging zenden.
(3). Na ontvangst van het in het vorige lid bedoelde
nadere verzoek herhaalt de vereeniging haar pogingen tot het
herplaatsen van de zeemilicien in de door hem verlaten betrekking
of doet zij pogingen, hem geplaatst te krijgen in een soortgelijke betrekking.
(4). Indien met de in het vorige lid bedoelde pogingen
geen gunstige uitslag wordt bereikt, zal de vereeniging den
zeemilicien behulpzaam zijn bij het verkrijgen van een anderen
werkkring.
§ 5.
Indien de zeemilicien van de in § 1 genoemde
vereeniging hulp in anderen vorm wenscht te verkrijgen en hij
daartoe een schriftelijk verzoek aan de vereeniging richt, zal
deze overwegen, of en in hoever zij aan het verzoek zal voldoen.
§ 6.
De vereeniging onthoudt in den regel de gevraagde hulp aan den
zeemilicien, die zich door minder goed gedrag gedurende zijn
verblijf in werkelijken dienst het verkrijgen van deze gunst niet waardig heeft gemaakt.
naar blz 106
|
maandag 1 mei 2017
Handboek 30
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten