dinsdag 28 februari 2012

Het Zeuntje

Bij baksgewijs worden de manschappen ingedeeld in een bak van minimaal zes tot ongeveer twintig man onder leiding van een "bakmeester", meestal een korporaal of een kwartiermeester. Lopen in een bak geschied in rotten (rijen) van drie. De mannen noemen elkaar onderling vaak “baksmaten”. Het was een systeem wat gebruikt werd om vaardigheden over te brengen en te disciplineren. Het grote belang van het baksgewijs werken werd ingezien door de toenmalige kapitein ter zee Jan Hendrik van Kinsbergen (1735-1819). Het systeem is eeuwen in gebruik geweest, maar in de twintigste eeuw verdrongen. Een mooi voorbeeld is een artikel uit 1954 over het vliegdekschip de Hr. Ms. Karel Doorman. Hierbij een citaat uit het blad:
“Er zijn echter plannen om Hr Ms Karel Doorman, die binnenkort op de helling gaat, van vaste kooien te voorzien en voor de maaltijden het Amerikaanse systeem in te voeren, waarbij aan de lopende band wordt opgediend in een soort cafetaria. Dit systeem zou een einde maken aan de aloude traditie van het "baksgewijs". De honderden manschappen en korporaals aan boord van de Doorman zjjn namelijk verdeeld over meer dan zestig "bakken" die ook buiten dit verband kleine eenheden vormen in het grote geheel. Aan het hoofd van iedere bak staat de oudste korporaal als baksmeester en hun factotum is het zeuntje, een matroos , die telkens voor zes weken wordt aangesteld om het eten af te halen en over de borden te verdelen, het verblijf schoon te houden, voor het komaliwant (bestek en dergelijke) te zorgen en tal van andere karweitjes op te knappen.
De term baksgewijs wordt nog steeds veel gebruikt in de marine wereld. Zo is er een tijdschrift van Nederlandse vereniging van oud-militairen der Koninklijke Marine (NVOKM) wat Baksgewijs heet[2] en een zeemanskoor wat "De Baksmaten" heet.

Geen opmerkingen :